28 862
Premievrijstelling bij in dienst nemen en in dienst houden van oudere werknemers

nr. 42
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 23 maart 2005

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 3 maart 2005 overleg gevoerd met minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:

– de brief d.d. 27 januari 2005 inzake Vrijstelling sollicitatieplicht voor vrijwilligers en mantelzorgers (28 862, nr. 40) en

– de brief d.d. 23 februari 2005 inzake de reactie op de quick scan sollicitatieplicht ouderen (28 862, nr. 41).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Smilde (CDA) heeft waardering voor de enthousiaste uitvoering van de pilot. Zij concludeert dat de vrijstelling mogelijk is gebleken en dat het verder mogelijk is gebleken de doelgroep te bereiken, zodat haar motie uitvoerbaar is gebleken. Zij vindt dat verheugend, aangezien haar partij voorstander is van meer arbeidsparticipatie. Mevrouw Smilde is niet gelukkig met het loslaten van de leeftijdsgrens. Dit betekent immers dat er strengere criteria moeten worden aangelegd om het beginsel van de toename van arbeidsparticipatie recht te doen, zoals drie jaar vruchteloos solliciteren. De doelgroep van de motie wordt gedupeerd door zo'n lange termijn.

Mevrouw Smilde houdt vast aan de oorspronkelijke uitgangspunten. Zij stelt voor een tijdelijke regeling in het leven te roepen van drie jaar, in verband met het aantrekken van de arbeidsmarkt en de uitstroom die over een aantal jaren is te verwachten. Iedereen die 57,5 jaar of ouder is en na intreding van de werkloosheid een half jaar actief op zoek is geweest naar een baan kan ontheffing krijgen van de sollicitatieplicht, wanneer hij wekelijks 20 uur vrijwilligerswerk of mantelzorg verricht. De voorwaarde om binnen de WW beschikbaar te blijven voor de arbeidsmarkt blijft voor haar overeind; er komt alleen een ontheffing van de sollicitatieplicht. In die drie jaar moet elk jaar ontheffing worden verleend, die afhankelijk van de aantrekkende werkgelegenheid wordt verlengd. Daarnaast moet de mogelijkheid van ontheffing door CWI en UWV actief onder de aandacht van de doelgroep worden gebracht. Het tijdstip van inwerkingtreding van de regeling moet vóór 1 juli liggen.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA) wijst, omdat de pilot een succes is, het voorstel van de minister af. Oudere werklozen moeten langer aan de slag blijven, zodat geïnvesteerd moet worden in her- en bijscholing, een langdurig investeringsproject, waaraan net is begonnen. Het kan niet zo zijn dat je van de ene op de andere dag een veranderde visie op de positie van oudere werknemers op de arbeidsmarkt introduceert, en dat afwentelt op de huidige werkloze oudere werknemer met een lang arbeidsverleden. Die mensen moeten een serieuze kans krijgen. In dat verband wijst zij op een onderzoek waaruit blijkt dat de kans van ouderen op een baan zeer klein is. Zij geeft er de voorkeur aan om de sollicitatieplicht op te leggen als iemand werkloos wordt, maar na bijvoorbeeld een half jaar hebben mensen recht op een andere mogelijkheid om hun leven op te richten.

Mevrouw Noorman wijst erop dat er twee moties zijn ingediend door mevrouw Smilde en zijzelf. De tweede motie vindt dat mensen die vallen onder de pilot c.q. de regeling en ouder zijn dan 57,5 jaar, recht hebben op 65 vakantiedagen. Zij gaat ervan uit dat deze motie gelijk op wordt uitgevoerd. Zij vraagt de minister dringend het UWV en het CWI onder ogen te brengen dat de bejegening van oudere werkloze werknemers moet worden verbeterd. De werkgevers moeten verplicht worden hun vacatures voor oudere werknemers aan te melden bij het CWI. De rijksoverheid moet hierbij een voorbeeldfunctie vervullen.

De heer Weekers (VVD) sluit zich volledig aan bij de laatste woorden van mevrouw Noorman. Zijn fractie heeft als enige in de Kamer tegen de motie-Smilde/Noorman gestemd. Ouderen mogen niet worden afgeschreven voor de arbeidsmarkt, maar hij erkent dat de kans voor ouderen om aan de slag te komen uitermate gering is. Mensen moeten ongeacht hun leeftijd gelijke kansen krijgen op de arbeidsmarkt.

De heer Weekers is tegenstander van een algehele ontheffing van de sollicitatieplicht, omdat daarmee een hele categorie wordt afgeschreven. Er moet maatwerk worden geleverd, maar hij vraagt zich af of CWI en UWV daartoe in staat zijn. Verder zijn de begrippen «mantelzorg» en «vrijwilligerswerk» erg lastig te definiëren, en er vindt geen tussentijdse toetsing plaats. Kan de minister ingaan op de definitie- en handhavingsproblemen? Wat gebeurt er als er geen artsenverklaringen kunnen worden overlegd? Hoeveel mensen zullen baat hebben bij de tijdelijke regeling die de minister gaat invoeren?

De heer De Wit (SP) vindt dat de motie van CDA en PvdA wel moet worden uitgevoerd door de minister. Degenen die de regeling moeten uitvoeren, zetten daar vraagtekens bij. Hij vindt dat de overheid als werkgever geen goed voorbeeld geeft. Zijn partij was al tegen een sollicitatieplicht voor 57,5-jarigen en ouder, en in de praktijk blijkt zijn gelijk. Hij is daarom voorstander van afschaffing van de sollicitatieplicht. Als dat te ver gaat voor de minister, zou hij dat minstens aan de conjunctuur kunnen binden, in afwachting van betere tijden.

De heer Van der Vlies (SGP) heeft de motie van harte ondersteund, omdat mantelzorgers en vrijwilligers het cement in de samenleving vormen. Aan de ene kant wordt op allerlei manieren de noodzaak van langer doorwerken bezongen, terwijl aan de andere kant wordt geconstateerd dat ouderen weinig kansrijk zijn op de arbeidsmarkt. Moet daarmee niet in wijsheid worden omgegaan? Voor invoering van de uitvoeringstoets is uiteraard tijd nodig, maar kan het iets eerder dan de door de minister voorgestelde datum van 1 juli 2005? Als je eenmaal wordt erkend in je inzet, hoe gaat het dan precies wanneer je daarmee wilt stoppen?

De heer Bakker (D66) vindt de weinig kansrijke positie van ouderen op de arbeidsmarkt geen reden om af te zien van een sollicitatieplicht, gelet op het principe dat mensen in eerste instantie in eigen levensonderhoud trachten te voorzien. Tegelijkertijd moet zo'n regeling redelijk worden uitgevoerd. Hij begrijpt niet waarom dat in de praktijk niet gebeurt. Waarom wordt bij het CWI vaak de afweging gemaakt dat er niet meer in oudere werknemers wordt geïnvesteerd? De overheid als werkgever hoort inderdaad het goede voorbeeld te geven en de daad bij het woord te voegen. Voor mantelzorgers moet, als de persoonlijke situatie helder is, altijd een redelijke oplossing worden gevonden. Bij vrijwilligers moet het een tijdelijke oplossing zijn. Het meeste vrijwilligerswerk wordt overigens gedaan door mensen die al een baan hebben, maar daarvan legitiem zijn vrijgesteld.

Het antwoord van de minister

Minister De Geus onderstreept dat de regering al een tijdje bezig is, eventuele vooroordelen bij de werkgevers positief te beïnvloeden, onder andere via financiële prikkels. Cruciaal in het debat is de appreciatie van twee aan elkaar gekoppelde zaken, namelijk de sollicitatieplicht voor ouderen als zodanig en de waardering van vrijwilligerswerk en mantelzorg ten opzichte van sollicitatieplicht. Hij heeft het debat zo begrepen dat er vooral voor de wat oudere werknemers een regeling moet komen die de mensen vrijstelt van sollicitatieplicht gedurende de periode dat zij vrijwilligerswerk of mantelzorg verrichten. In de pilot is het boven verwachting goed gelukt om een relatief eenvoudige uitvoeringsmodaliteit te vinden.

De minister meent dat er wat de leeftijdsgrens van 57,5 jaar betreft enige begripsinflatie dreigt te ontstaan. Vroeger was dat het moment waarop een individueel uitkeringsrecht tot aan 65 jaar ontstond, waaraan lange tijd de vrijstelling van de sollicitatieplichtvrijstelling was gekoppeld, die is opgeheven. In de motie-Smilde/Noorman-den Uyl staat «57-plus», maar de minister vat dit op als «57,5-plus». De laatste leeftijdsgrens refereert aan een niet meer bestaande werkelijkheid van vrijstellingen. De relevantie van de leeftijdsgrens van 57,5-plus is dus betrekkelijk. De minister interpreteert de motie zo dat het de indieners gaat om de oudere werklozen die, nadat zij langdurig tevergeefs hebben gesolliciteerd, tijdelijk – voor de duur dat zij substantieel vrijwilligerswerk of mantelzorg verrichten – worden vrijgesteld van de sollicitatieplicht. De minister stelt in dit verband de vraag, in hoeverre een leeftijdsgrens gerechtvaardigd is om tot een bepaalde vrijstellingsrichtlijn te komen. Er moet heel duidelijk kunnen worden aangetoond dat de betrokken groep op grond van de leeftijd in die bepaalde situatie verkeert. De minister heeft zich daarom niet gewaagd aan het expliciet aangeven van een leeftijdsgrens. De redenering dat een vrijstelling van de sollicitatieplicht een relatie kent met de duur van de sollicitatieactiviteiten is zodanig valide dat een koppeling tussen de duur van de sollicitatieactiviteiten en het moment van vrijstelling alleszins verdedigbaar is.

De conjunctuur heeft de afgelopen jaren het teruglopen van kansen op werk laten zien. Beleidsreacties van de overheid volgen vaak meer de conjunctuurcycli dan dat ze daarop vooruitgrijpen. «Meeademen» met de conjunctuur kan alleen werken als het overheidsbeleid bijna bedrijfsmatig wordt gerund, maar dat wil de minister niet. Hij vindt het riskant om zuiver op de conjunctuur bepaalde regelingen in het leven te roepen. Het is overigens niet alleen de conjunctuur geweest, maar ook een bewuste keuze van oud voor jong. Inderdaad is het verrichten van vrijwilligerswerk niet één-op-één gekoppeld aan het werkloos zijn. Verder kunnen vrijwilligerswerk en solliciteren ook samengaan. Hij vraagt of de indieners van de motie denken aan een tijdelijke situatie, met overgangsrecht. Zo ja, dan ontstaat een andere situatie, met een andere toets op leeftijd.

De minister kent het door mevrouw Noorman genoemde onderzoek niet. Hij ziet geen reden daarop zijn beleid te baseren, maar hij ziet ook geen reden om het onderzoek als zodanig te betwisten. De cijfers waarover deminister beschikt, zijn rooskleuriger, namelijk 17%. De bejegening van werkzoekenden moet respectvol zijn. Waar het gaat om de plichten voor werkzoekenden hebben de UWV- en CWI-medewerkers niet de vrijheid om af te wijken van wat de wet en de minister voorschrijven. De acceptatieplicht van werkgevers om mensen aan te nemen, is volgens de minister een bijzonder taai vraagstuk. Het dwingen tot het aangaan van een contract, ook al is het een dienstverband, botst met de fundamentele vrijheid van partijen om een contract aan te gaan en te beëindigen. Volgens de minister zullen de komende jaren enkele duizenden mensen baat hebben bij een tijdelijke regeling. In die regeling blijft er ruimte voor maatwerk.

In reactie op de motie van mevrouw Noorman merkt hij op, geen reden te zien om het aantal vakantiedagen speciaal voor mantelzorgers en vrijwilligers te veranderen. Het verrichten van vrijwilligerswerk of mantelzorg is geen zelfstandige reden om gedurende een langere periode vakantie te houden. In de pilot is dat aspect ook geen knelpunt geweest. Wel wil men een wat langere periode van recht op vakantie. Maar het herleven van de sollicitatieplicht als zodanig brengt met zich dat men al het mogelijke moet doen om aan de slag te komen.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Smilde vindt de crux van dit debat dat het overheidsbeleid steeds achter de conjuncturele situatie aanhobbelt. Vandaar haar voorstel om de ministeriële regeling te amenderen. Zij vraagt of de minister daar snel, kan het zijn binnen een maand, op kan reageren.

Mevrouw Noorman-den Uyl vindt het goed om te horen dat de minister de boodschap van de Kamer heeft begrepen. Zij kan zich vinden in de door mevrouw Smilde uitgezette lijn. Wel staat zij op uitvoering van haar motie.

De heer Weekers denkt dat het het het beste is om, gelet op de huidige situatie, een tijdelijke regeling te treffen. De door mevrouw Smilde voorgestelde periode van een half jaar vruchteloos solliciteren vindt hij wat kort; hij stelt voor die periode zodanig te veranderen dat de nieuwe termijn tussen het voorstel van mevrouw Smilde en dat van de minister ligt.

De heer De Wit meent dat het voorstel van mevrouw Smilde een stap vooruit is in vergelijking met het voorstel van de minister. Moet er geen objectieve toets worden ingebouwd? Kan de lijst met instellingen en werkzaamheden openbaar worden gemaakt?

De heer Van der Vlies wacht de nadere voorstellen af, en staat positief tegenover de lijn die mevrouw Smilde voorstelt.

De heer Bakker wacht de nieuwe regeling af. De conjunctuur laat zich volgens hem in ieder geval alleen maar achteraf kennen. Gelet op de komende uitstroom van de babyboomers ligt het veel meer voor de hand om een arbeidsmarktcriterium dan een conjunctuurcriterium in het leven te roepen.

De minister zegt, in reactie op de 65 dagen, dat het in de pilot ging om het zittend bestand van mensen die in ieder geval onder de regeling vielen. Ook dit aspect zal onderwerp worden van nader beraad. Hij denkt niet dat het mogelijk is om een soort limitatieve lijst op te stellen, en hij vindt dat ook niet nodig. De minister benadrukt dat het niet mogelijk is een regeling te ontwerpen die zuiver en alleen op de conjunctuur is gestoeld. Hij streeft ernaar, de Kamer binnen een maand te informeren. Als dat veel later wordt, heeft dat te maken met overleg dat moet worden gevoerd met de uitvoeringsinstanties en binnen het kabinet.

De voorzitter vat het debat als volgt samen: de minister zal zijn voorstel «hernemen», kijkend naar het conjuncturele aspect, en binnen een maand met een nader voorstel komen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Smits

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Post


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Bibi de Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), voorzitter, Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF), Hirsi Ali (VVD).

Plv. leden: Depla (PvdA), Koser-Kaya (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GroenLinks), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Tonkens (GroenLinks), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hessels (CDA), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Egerschot (VVD), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF), Schippers (VVD).

Naar boven