28 856
Wijziging van de Mediawet in verband met een nieuwe financieringsstructuur voor de regionale publieke omroep

nr. 11
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 27 september 2005

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 hebben enkele fracties de behoefte over de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, d.d. 25 mei 2005 inzake lokale en regionale omroepen (28 856, nr. 10), enkele vragen en opmerkingen voor te leggen.

Bij brief van 26 september 2005 heeft de staatssecretaris deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Cornielje

Adjunct-griffier van de commissie,

Jaspers

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de staatssecretaris inzake lokale en regionale omroepen. Deze leden constateren naar tevredenheid dat de knelpunten rond de vennootschapsbelasting voor de lokale en regionale omroepen zich niet meer voordoen.

De leden van deze fractie hebben er altijd voor gepleit dat de rijksmiddelen bedoeld voor de regionale omroep ook daadwerkelijk besteed moeten worden aan de regionale omroepen. De leden gaan ervan uit dat de Mediawet inzake de nieuwe financieringsstructuur voor de regionale omroep en de garanties door het Interprovinciaal Overleg (IPO) in de toekomst zullen zorgen voor een heldere financieringsstructuur. De staatssecretaris gaat ervan uit dat de provincie Flevoland en de regionale omroep Flevoland tot een voor beide partijen bevredigende oplossing komen. De leden van de CDA-fractie spreken de verwachting uit dat het conflict tussen de provincie en Omroep Flevoland in goed overleg wordt opgelost en vragen de staatssecretaris de Kamer te informeren over de uitkomst ervan.

De leden van de PvdA-fractie zijn blij om te horen dat de problemen met de Vennootschapsbelasting (Vpb)-heffing eindelijk zijn opgelost. Zij vragen zich wel af hoe het komt dat in 2001 nog in zo veel gevallen geen gebruik werd gemaakt van de mogelijkheid die de wijziging van de Mediawet uit 1996 (publiekrechtelijke benoeming van de leden van het programmabeleidbepalende orgaan) hen biedt, waarmee vrijstelling voor het betalen van Vpb gerealiseerd wordt? Waarom hebben de drie omroepen waarvan in 2001 bleek dat ze Vpb hebben betaald hun geld niet teruggekregen, zo vragen deze leden.

In antwoord op vragen van de leden Van Dijken en Van Dam1 heeft de staatssecretaris aangekondigd wetgeving voor te bereiden om ondertiteling voor te schrijven aan de Publieke Omroep en Nederlandse commerciële omroepen. Gaat zij hier ook de lokale en regionale omroepen bij betrekken? Zo ja, hoe moeten deze omroepen dit gaan betalen? Zo neen, waarom niet?

Door het wetsvoorstel «Wijziging van de Mediawet in verband met een nieuwe financieringsstructuur voor de regionale publieke omroep2» is de financieringsstructuur van de regionale omroep verankerd op provinciaal niveau. Op lokaal niveau zijn nog vaak conflicten tussen gemeenten en omroepen. Hoe ziet de staatssecretaris dit en is zij bereid hier iets aan te doen, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de VVD-fractie hebben vertrouwen in de provinciale democratie die de afgelopen jaren heeft bewezen dat vertrouwen waard te zijn door de middelen die via het Provinciefonds ten behoeve van de regionale omroep werden ontvangen ook daadwerkelijk aan dat doel ten goede te laten komen. De praktijk van de afgelopen jaren wijst zelfs uit, dat nagenoeg alle provincies bereid zijn gebleken om daarnaast nog extra provinciale middelen in te zetten voor hun regionale omroepen.

De leden van deze fractie constateren dat de minimale zorgplicht van de provincies is bepaald op het kwalitatieve en kwantitatieve niveau van de (omroep)activiteiten van de regionale omroepinstellingen in 2004. De Provincie Flevoland heeft onlangs laten uitzoeken wat – gegeven het feit dat in 2004 door Omroep Flevoland bezuinigingen werden doorgevoerd – precies het niveau van 2004 is. Zij heeft daarop besloten structureel extra middelen naast de wettelijk verplichte bijdrage ten behoeve van Omroep Flevoland uit te trekken.

Provinciale Staten in Flevoland constateren dat de effecten van een geringere financiering dan voorheen (sinds najaar 2004) duidelijk waarneembaar blijken te zijn in afname van kwantiteit en diversiteit, maar ook in een significant teruglopende kijkdichtheid van de uitzendingen van omroep Flevoland. De staatssecretaris meldt in de brief dat enkele personeelsleden zijn ontslagen. Om welk percentage van het personeelsbestand gaat het hier? De leden van de VVD-fractie hebben begrepen dat een efficiencyslag bij Omroep Flevoland niet meer haalbaar was, daar men met een volledig geïntegreerde redactie werkt. Omroep Flevoland brengt in het weekend geen nieuws en sport op televisie en door de week niet 52 weken per jaar een programma van een half uur.

Dat roept bij deze leden de vraag op of Omroep Flevoland volgens de staatssecretaris nog als een volwaardige regionale zender fungeert. Wat is volgens haar het minimaal vereiste niveau van een regionale omroep, qua kwantiteit en kwaliteit van de radio- en televisie-uitzendingen? Welke financiële middelen zijn minimaal aan die ondergrens verbonden? Zijn er regionale omroepen die aan dit minimale niveau niet voldoen? Zo ja, is de staatssecretaris voornemens zo'n financiële ondergrens wettelijk vast te leggen, zo vragen bovengenoemde leden. In welke mate (in percentage van hun budget) maakten de afzonderlijke regionale omroepen de afgelopen jaren gebruik van het stimuleringsfonds?

De leden van de VVD-fractie hebben begrepen dat de Limburgse omroep L1 vanaf 1 juli 2005 minstens vier jaar via de Astra-satelliet te ontvangen zal zijn1. Welke kosten zijn hiervoor gemaakt en uit welke middelen wordt dit bekostigd? Tijdens de begrotingsbehandeling onderdeel media in november 2004 is over de satellietdoorgifte van de regionale omroep in de Kamer gesproken, mede in het kader van de aanstaande analoge switch-off. De staatssecretaris heeft toen toegezegd in het standpunt van het kabinet over de analoge switch-off de Kamer te informeren over de mogelijke doorgifte van de regionale zenders via de satelliet2. De leden van deze fractie zijn in principe voorstander van doorgifte van de regionale zenders via de satelliet. Welke kosten zijn aan die mogelijke doorgifte verbonden en wie dient volgens de staatssecretaris die kosten te dragen?

Deelt de staatssecretaris de mening dat een rampenzender via alle distributiekanalen zou moeten worden doorgegeven? Ontvangen de regionale omroepen vanuit de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties een bijdrage voor het vervullen van de functie van rampenzender? Zo neen, waarom niet?

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de inhoud van de brief van de staatssecretaris waarin zij nader ingaat over de stand van zaken omtrent vrijstelling van Vpb voor lokale en regionale omroepen en de situatie met betrekking tot de omroep Flevoland.

MLB/M/2005/35 135

De leden van deze fractie hebben een aanvullende vraag ten aanzien van de financiering van lokale en regionale omroepen. Eind 2004 is de motie-Bakker c.s.3 aangenomen. Kan de staatssecretaris, in het verlengde van haar toezeggingen gedaan naar aanleiding van deze motie, waarborgen dat publieke lokale omroepen vanaf begrotingsjaar 2006 kunnen rekenen op de gelden die nu nog via het Gemeentefonds ter compensatie van het afschaffen van de omroepbijdrage aan gemeenten worden verstrekt? Op welke manier zal dit worden gewaarborgd, zo vragen deze leden.

II Reactie van de staatssecretaris

Vennootschapsbelasting

Op de vraag van de leden van de PvdA-fractie naar het gebruik van de vrijstellingsmogelijkheid van vennootschapsbelasting door de publiekrechtelijke benoeming van de leden van het programmabeleidbepalend orgaan, het volgende. In 2001 hebben de ROOS, de OLON en het Commissariaat voor de Media een inventarisatie gemaakt met als doel vast te stellen wat de omvang van de problematiek was. Daarbij is niet bekeken hoe groot de groep lokale omroepen is die in algemene zin niet voldeden aan de publiekrechtelijke benoeming van de leden van het programmabeleidbepalend orgaan en/ of voldeden aan bepalingen uit de Wet op de vennootschapsbelasting. Gezien het tijdsverloop acht ik het niet zinvol dit alsnog te onderzoeken. Een vrijstelling gaat niet eerder in dan het moment waarop het bestuur voor het eerst volgens aangepaste statuten door Burgemeester en Wethouders is benoemd.

Ondertiteling

Op de vraag van de leden van de PvdA-fractie naar de AMvB die wordt voorbereid voor ondertiteling ten behoeve van doven en slechthorenden het volgende. Deze heeft uitsluitend betrekking op de landelijke publieke omroep en op commerciële omroep. Regionale en lokale publieke omroep valt er dus niet onder. De voorziening in de Mediawet op basis waarvan de AMvB kan worden ingezet, heeft geen betrekking op regionale en lokale publieke omroep. Ook gezien de financiële situatie bij regionale en lokale omroepen en de organisatorische en technische voorwaarden geef ik er de voorkeur aan vooralsnog geen wettelijke verplichting op te leggen aan deze omroepen. Overigens lukt het steeds meer regionale omroepen om een start te maken met ondertiteling. Als de omroepen meer ervaring hebben opgedaan hiermee kan het instrument van wetgeving heroverwogen worden.

Financiering lokale omroep

De leden van de fracties van D66, de PvdA en de VVD vragen naar de financiering van de lokale omroep. In reactie op de vorig jaar bij de behandeling van de Mediabegroting aangenomen motie Bakker c.s. (Kamerstukken II, vergaderjaar 2004–2005, 29 800 VIII, nr. 95) heb ik uiteengezet dat het kabinet het beleid heeft het aantal specifieke uitkeringen aan gemeenten te beperken. De commissie Brinkman heeft aanbevelingen gedaan om het huidige aantal specifieke uitkeringen drastisch terug te brengen. De Tweede Kamer heeft bij motie De Pater-van der Meer (Kamerstukken II, vergaderjaar 2004–2005, 29 800 B, nr. 6) aangedrongen op spoedige uitvoer van deze aanbevelingen. Deze motie is met algemene stemmen aanvaard. Het kabinet heeft in zijn reactie op het rapport van de stuurgroep-Brinkman aangegeven de voorstellen van de stuurgroep te omarmen (zie Kamerstukken II 2004/05, 29 800 B, nr. 16).

Ik ben in overleg met de VNG om de kwestie van de financiële situatie van de lokale omroepen onder aandacht van de gemeenten te brengen teneinde dit beter in balans te brengen. De VNG bereidt momenteel een ledenbrief voor met als onderwerp organisatie, financiering en subsidie van de lokale publieke omroep. Zoals met uw Kamer in maart is afgesproken (zie Kamerstukken II, vergaderjaar 2004–2005, 29 800 VIII, nr. 185) zal ik bij de kabinetsreactie op het WRR rapport over de toekomst van het medialandschap («Focus op functies») ingaan op de positie en financiering van de lokale publieke omroep. Ik verwacht deze reactie voorjaar 2006 aan de Kamer toe te kunnen zenden.

Flevoland

De leden van de CDA-fractie vragen naar de afloop van het conflict tussen Omroep Flevoland en de provincie. Inmiddels hebben beide partijen in goed overleg het geschil over de hoogte van de subsidie weten op te lossen. Omroep Flevoland en de provincie zijn het eens over het financiële kader voor 2006 en volgende jaren. Dit kader is op een objectieve wijze vastgesteld en Provinciale Staten van Flevoland hebben op het door een onafhankelijk adviesbureau berekende minimum niveau nog een aanvullende bijdrage verleend van € 100 000 per jaar. De bezwaarschriften van Omroep Flevoland tegen de vaststelling van de subsidies 2002 en 2003 en de verlening van subsidie 2004 zijn allemaal ongegrond verklaard. De omroep is daartegen niet in beroep gegaan.

De fractie van de VVD vraagt eveneens naar het niveau van de omroep-activiteiten van regionale omroep Flevoland. Inderdaad zijn daar ontslagen gevallen, waarvan een aantal ten gevolge van bezuiniging. Het jaarverslag van Omroep Flevoland meldt een reductie van het personeelsbestand met bijna 20%. Tussen 2003 en medio 2005 is het aantal fte teruggebracht van 81,56 naar 66,43; een afname van 18,55 %. Voor een beperkt deel heeft dit te maken met de bezuinigingen die in de 2e helft van 2004 begonnen zijn en voor een groter deel heeft de afname te maken met een verandering in werkwijze met één geïntegreerde redactie. Omroep Flevoland en de provincie hebben door middel van het bovengenoemd onafhankelijk onderzoek vast laten stellen wat de omroepactiviteiten in 2004 waren. Dit is door beide partijen als maatgevend geaccepteerd.

Regionale omroep

Ten aanzien van vragen over het niveau van omroepactiviteiten het volgende. In de wet die de financiering naar het Provinciefonds overhevelt, is vastgelegd dat de bekostiging op een zodanig niveau dient te zijn, dat de programmaverzorging via radio en televisie is gewaarborgd op het aantal uren zendtijd, dat de regionale omroepinstellingen in 2004 hebben gebruikt. Ook wordt rekening gehouden met de overige activiteiten die regionale omroepen hanteren om mede invulling te geven aan hun publieke functie: het gaat hierbij met name om teletekst, tekst-TV en internet. Verder hebben provincies zich bereid verklaard om – onder voorbehoud van goedkeuring door Provinciale Staten – hun huidige structurele financiële inzet te continueren, waarbij die financiële inzet jaarlijks met een reële index wordt verhoogd. Dit is een belangrijke toezegging van de provincies. Daarnaast hebben de provincies zich bereid verklaard om regionale omroepen te vrijwaren van eventuele ongunstige herverdeeleffecten, die optreden bij verdeling van de middelen voor regionale omroep binnen het Provinciefonds.

Tijdens de Kamerbehandeling van november 2003 werd aangedrongen op een evaluatie van deze wetswijziging na enige tijd, om te zien hoe een en ander in de praktijk werkt. Als extra waarborg heb ik een dergelijke bepaling in het wetsvoorstel opgenomen. Die evaluatie zal worden uitgevoerd door het Commissariaat voor de Media en zal elke drie jaar plaatsvinden. Ik acht een periodieke evaluatie wenselijk vanwege het grote belang dat gemoeid is met een goede uitoefening van de publieke functie door de regionale omroepen.

De leden van de fractie van de VVD vragen naar de subsidietoekenningen van het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Omroepproducties aan de regionale omroep.

De regionale omroepen weten het Stimuleringsfonds steeds beter te vinden en de samenwerking verloopt voorspoedig. In 2004 is voor de productie van televisieprogramma's aan regionale omroepen totaal 740 550 euro toegekend, als bijdrage aan de productie van negen documentaires en een zesdelige documentaireserie. Aanvragers waren TV Rijnmond, RTV Noord-Holland, TV Oost, Omroep Zeeland, Omroep Brabant, Omrop Fryslan, RTV Noord, en de Limburgse regionale omroep L1. Voor de productie van regionale radioprogramma's zijn in 2004 – in tegenstelling tot andere jaren – geen verzoeken toegewezen. Het Stimuleringsfonds beschikt voor de periode 2005–2008 over een geoormerkt budget van € 900 000 per jaar voor publieke regionale omroep.

De leden van de VVD-fractie vragen naar de satellietverspreiding van L1. L1 betaalt de kosten van satellietdistributie uit eigen middelen. Er wordt geen aanvullende financiering uit overheidsmiddelen beschikbaar gesteld. In het verlengde van de switch off van analoog naar digitaal kan ik u naar verwachting op korte termijn eveneens informeren over de satellietdoorgifte van de regionale omroepen.

Ten aanzien van het gestelde over de rampenzenderfunctie van de regionale omroepen; op dit moment ontvangen de regionale omroepen uit OCW-middelen op jaarbasis een kleine € 50 000 per omroep voor de kosten, samenhangend met de rampenzenderfunctie. Met ingang van 2006 worden de OCW-middelen met inbegrip van de middelen voor de rampenzenderfunctie naar het Provinciefonds overgeheveld. Met de overheveling van de financiering van regionale omroep naar het Provinciefonds ligt deze verantwoordelijkheid bij mijn collega van Binnenlandse Zaken. De totale financiering komt met ingang van 2006 bij de provincies te liggen. De overheveling doet niet af aan de afspraken die tussen de desbetreffende partners zijn gemaakt voor wat betreft de rampenzenderfunctie van de regionale omroepen. Veelal gaat het om afspraken tussen de burgemeesters van de gemeenten in het gebied dat wordt bestreken door de regionale omroep en de betrokken regionale omroep. Aan het eind van de looptijd van deze afspraken is de vraag aan de orde welk vervolg de afspraken krijgen. Daartoe zal dan overleg nodig zijn met de provincies en de regionale omroepen.


XNoot
1

Samenstelling: Leden: van de Camp (CDA), Lambrechts (D66), Hamer (PvdA), van Bommel (SP), Mosterd (CDA), Blok (VVD), Balemans (VVD), Slob (CU), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Joldersma (CDA), de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Eski (CDA), Aptroot (VVD), Voorzitter, Smeets (PvdA), Ondervoorzitter, Eijsink (PvdA), Leerdam, MFA (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Kraneveldt (LPF), Hermans (LPF), Van Dam (PvdA), Visser (VVD), Azough (GL), Roefs (PvdA) en Jungbluth (GL).

Plv. leden: Ferrier (CDA), Bakker (D66), Bussemaker (PvdA), Vacature (SP), Brinkel (CDA), Hirsi Ali (VVD), Örgü (VVD), van der Vlies (SGP), Kant (SP), Dijksma (PvdA), Hessels (CDA), Sterk (CDA), Atsma (CDA), van Bochove (CDA), Van Hijum (CDA), Van der Sande (VVD), Verbeet (PvdA), Arib (PvdA), Stuurman (PvdA), De Krom (VVD), Varela (LPF), Herben (LPF), Adelmund (PvdA), Nijs MBA (VVD), Halsema (GL), Kalsbeek (PvdA) en Vendrik (GL).

XNoot
1

Handelingen der Tweede Kamer 2004–2005, nr. 706.

XNoot
2

Kamerstuknummer 28 856, nr. 1.

XNoot
1

www.L1.nl.

XNoot
2

Kamerstuknummer 29 900 VIII, nr. 132, pag. 22.

XNoot
3

Kamerstuknummer 29 800 VIII, nr. 95.

Naar boven