28 856
Wijziging van de Mediawet in verband met een nieuwe financieringsstructuur voor de regionale publieke omroep

nr. 10
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 mei 2005

Met tevredenheid vernam ik dat mijn voorstel «Wijziging van de Mediawet in verband met een nieuwe financieringsstructuur voor de regionale publieke omroep» (Kamernummer 28 856) op 3 maart 2005 door uw Kamer als hamerstuk is aangenomen. Ook de Eerste Kamer is inmiddels met het voorstel akkoord gegaan.

Ik realiseer me dat u op enkele punten met betrekking tot regionale en lokale omroep nog informatie van mij te goed heeft, te weten over de vrijstelling van vennootschapsbelasting voor regionale en lokale omroepen en de situatie met betrekking tot omroep Flevoland.

Vennootschapsbelasting

Het is gebleken in de loop van de jaren '90 dat belastinginspecties geen uniform beleid voeren ten aanzien van lokale en regionale publieke omroepen waar het gaat om de vennootschapsbelasting (Vpb). Dit is vanuit het oogpunt van rechtsgelijkheid ongewenst en bovendien hebben toentertijd her en der opgelegde Vpb-aanslagen tot een aanzienlijke lastenverzwaring geleid voor niet-landelijke publieke omroepen, die daarmee werden belemmerd in de uitoefening van hun publieke functie.

De Vpb-kwestie heeft in 1996 geleid tot een wijziging in de Mediawet die voorziet in een publiekrechtelijke benoeming van de leden van het programmabeleidbepalend orgaan van regionale en lokale omroepen door respectievelijk het college van Gedeputeerde Staten en het college van Burgemeester en Wethouders (artikel 30, onderdeel c, van de Mediawet) waarmee een vrijstellingsgrond voor de Vpb was geschapen.

In het voorjaar van 2001 heeft het ministerie van OCW aan de OLON, ROOS en het Commissariaat voor de Media gevraagd te inventariseren wat de omvang van de problematiek is. Uit de gegevens van ROOS kwam naar voren dat van de dertien regionale omroepen er vijf officieel vrijstelling hebben, twee de facto een vrijstelling. Bij een aantal was de situatie niet duidelijk of leidde deze niet tot problemen. Een drietal regionale omroepen had een geschil met de inspecteur. De enquête onder ongeveer 200 lokale omroepen door de OLON in 2001 leverde een respons op van 60 lokale omroepen. Zeven lokale omroepen gaven aan op grond van artikel 30, onderdeel c, van de Mediawet vrijgesteld te zijn, drieënveertig omroepen gaven aan dat ze niet zijn vrijgesteld. In een 17-tal gevallen heeft de Inspecteur afgezien van de uitreiking van een aangiftebiljet omdat duidelijk was dat de betreffende omroep toch geen winst zou maken. Zevenentwintig hebben wel aangifte moeten doen en in zes gevallen is een aanslag opgelegd. Bij drie omroepen is dit later weer gecorrigeerd. Drie hebben daadwerkelijk betaald.

In 2002 is de actualiteit van deze gegevens nogmaals nagegaan. De OLON stelde dat de situatie zich niet gewijzigd had. Het Commissariaat voor de Media berichtte dat alle regionale omroepen hun leden van het programmabeleidbepalend orgaan door de Gedeputeerde Staten van de desbetreffende provincie hebben laten benoemen. Ze maakten ook geen melding meer van problemen met de Vennootschapsbelasting.

Ik heb in februari 2005 opnieuw de stand van zaken nagevraagd bij het Commissariaat. Hieruit bleek dat er geen meldingen meer zijn over problemen met de Vpb van lokale publieke omroepen. Ook de OLON gaf aan ten aanzien van de Vpb-plicht geen signalen meer te hebben ontvangen van lokale publieke omroepen.

Samenvattend kom ik tot de conclusie dat de problematiek is opgelost. Artikel 30, onderdeel c, van de Mediawet biedt op dit moment een voldoende vrijstellingsgrond voor lokale en regionale publieke omroepen.

Ik beschouw hiermee de toezegging van staatssecretaris Van der Ploeg afgedaan.

Omroep Flevoland

Diverse malen hebben wij in het overleg rondom het wetsvoorstel «Wijziging van de Mediawet in verband met een nieuwe financieringsstructuur voor de regionale publieke omroep» gesproken over de gevolgen voor regionale omroepen. Ten aanzien van Omroep Flevoland heb ik uw Kamer toegezegd de situatie rondom de financiering toe te lichten. In de publiciteit kwamen berichten naar voren dat Omroep Flevoland mede door de voorgenomen wetgeving in de problemen was gekomen.

Navraag bij de provincie over de gesignaleerde problemen met de financiering van Omroep Flevoland geeft het volgende beeld: zowel in de jaarrekening 2002 als 2003 heeft Omroep Flevoland een grotere vordering op de provincie opgenomen dan overeenkomt met de beschikkingen tot verlening van subsidie. Over beide jaren samen gaat het daarbij om een bedrag van ruim € 300 000. Omroep Flevoland heeft in die jaren zijn uitgaven gebaseerd op de verwachting dat extra middelen beschikbaar zouden komen. Deze extra middelen werden verwacht uit de herverdeling van de opcenten op de gefiscaliseerde omroepbijdrage op basis van de algemene verdeelsleutels voor uitkeringen krachtens het Provinciefonds. Zoals bekend is dit herverdelingstraject op het niveau van 2002 «bevroren» in afwachting van de herverdeling die het gevolg zou zijn van de voorgenomen wijziging van de Mediawet.

Provincie Flevoland heeft de subsidie over 2002 en 2003 vastgesteld op het niveau van de verleende subsidie, met inachtneming van een passende indexering. Tegen deze beschikkingen heeft Omroep Flevoland bezwaar aangetekend. Intussen heeft Omroep Flevoland per 1 januari 2005 zijn uitgavenniveau teruggebracht. Dat heeft ontslag van enkele personeelsleden met zich meegebracht. Overigens heeft de provincie voor 2005 een incidentele extra subsidie van maximaal € 100 000 verleend. Dit in afwachting van de financiële gevolgen van de herziening van de Mediawet.

Met de aanname van het wetsvoorstel «Wijziging van de Mediawet in verband met een nieuwe financieringsstructuur voor de regionale publieke omroep» door de Staten Generaal wordt de financieringsstructuur definitief verankerd op provinciaal niveau. Eerder hebben provincies aan mij toegezegd om – onder voorbehoud van goedkeuring door provinciale staten – hun huidige structurele financiële inzet te continueren en die financiële inzet jaarlijks met een reële index te verhogen. Dit is voor regionale omroepen een waardevolle toezegging. Ik ga er van uit dat zowel de provincie als de regionale omroep in Flevoland tot een voor beide partijen bevredigende oplossing komen in de lijn van deze toezegging.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. C. van der Laan

Naar boven