28 855
Gemeentelijke herindeling van een deel van de Achterhoek, de Graafschap en de Liemers, Deventer en Bathmen

nr. 20
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 juni 2005

Bij dezen vindt u mijn reactie op de motie van het lid Fierens c.s. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 855, nr. 19). Met het gemeentebestuur van Doesburg en gedeputeerde staten van Gelderland ben ik van mening, dat voor de gemeente Doesburg niet overgegaan hoeft te worden tot gemeentelijke herindeling en dat de gemeente zelfstandig kan blijven.

Inhoud van de motie van het lid Fierens c.s.

Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel tot herindeling van de Achterhoek, de Graafschap en de Liemers en Deventer van 29 januari 2004 is een motie aangenomen van het lid Fierens c.s.. De motie benadrukt dat het van belang is dat de bestuurskracht in de regio toeneemt en dat daartoe versterking van centrumgemeenten nodig is, maar dat in het wetsvoorstel de positie van Doesburg als centrumgemeente onvoldoende wordt versterkt. Vanuit de overweging dat zelfstandigheid van Doesburg geen reële optie is, is de regering verzocht om binnen een jaar met voorstellen te komen voor gemeentelijke herindeling voor de gemeente Doesburg, waarbij een samenvoeging van de gemeenten Angerlo, Zevenaar en Doesburg uitdrukkelijk bij die overwegingen wordt betrokken.

Positie van de gemeente Doesburg in de gemeentelijke herindeling van de Achterhoek

De positie van de gemeente Doesburg is uitvoerig in het herindelingstraject en het daaropvolgende wetgevingstraject ter sprake gekomen. In het herindelingsadvies maakte de gemeente Doesburg onderdeel uit van de samenvoeging van de gemeenten Vorden, Steenderen, Hengelo (Gelderland), Hummelo en Keppel. De gemeente Doesburg is echter om meerdere redenen niet in het wetsvoorstel opgenomen.

De gemeentebesturen van de vier door het provinciebestuur beoogde fusiepartners hebben aan het provinciebestuur aangegeven, dat zij geen voorstander zijn van een samenvoeging met Doesburg. Reden was dat Doesburg niet beschikt over hetzelfde landelijke karakter als die overige vier gemeenten. Overigens was de gemeente Doesburg destijds wel voorstander van opschaling, echter niet in deze constellatie. Tijdens mijn werkbezoek op 14 oktober 2002 heeft de gemeente Doesburg gesteld, dat zij waardering voor deze flinke opschaling had, maar dat zij niet gelukkig was met de door de provincie voorgestelde samenstelling. De vertegenwoordiger van de gemeente Doesburg heeft bij deze bijeenkomst benadrukt, dat Doesburg, Vorden en Hengelo «niks» met elkaar hebben. Tijdens de procedure heeft het provinciebestuur meerdere varianten tot samenvoeging verkend, maar deze mogelijke samenvoegingen werden niet levensvatbaar geacht.1

Eén van de doelen van herindeling is om tot meer bestuurskrachtige gemeenten te komen. Dit houdt echter niet altijd in, dat herindeling de meest adequate oplossing is voor de problemen van een gemeente. De provincie heeft geprobeerd een variant te vinden, die aansluit bij de bestuurlijke en maatschappelijke opgaven van de gemeente Doesburg. Dit heeft niet, gezien ook de reacties van de betrokken gemeenten, tot een voorstel geleid heeft, dat op de instemming van betrokken gemeenten kon rekenen.

De problematiek van de gemeente Doesburg is kleinstedelijk van aard en zal niet alleen met een herindeling opgelost kunnen worden. Vanwege het gebrek aan draagvlak en samenhang van de voorgestelde varianten heb ik toentertijd besloten om de gemeente Doesburg niet in het wetsvoorstel tot gemeentelijke herindeling van een deel van de Achterhoek, de Graafschap en de Liemers en Deventer te betrekken of op korte termijn een andere variant voor te bereiden.

Procedure

De motie was een belangrijke aanleiding om nogmaals de positie van Doesburg in het gebied onder de loep te nemen. Op grond van het beleidskader gemeentelijke herindeling2 lag het in de rede dat het gemeentebestuur van Doesburg het initiatief nam voor gesprekken. Bij brief van 25 februari 2004 heeft het college van Doesburg, na overleg met het raadspresidium, mij laten weten, dat het gemeentebestuur besloten had om oriënterende besprekingen te gaan voeren met (vertegenwoordigers van) de gemeenten Bronckhorst i.o., de gemeente Rheden en de gemeente Zevenaar i.o.. Doel van de gesprekken was om mede richting te kunnen geven aan een eventueel herindelingsproces, waarbij ook de mogelijkheden van samenwerking (in plaats van samenvoeging) uitdrukkelijk werd betrokken. Op 23 maart 2004 heeft het college van Doesburg gesproken met het college van de gemeente Rheden.

Op 25 mei 2004 heeft een gesprek plaatsgevonden met de colleges van de gemeenten Zevenaar, Angerlo en Doesburg. Op 21 juni heeft het gesprek plaatsgevonden met vertegenwoordigers van de stuurgroep Bronckhorst i.o. Op 22 juli 2004 is in een besloten raadsvergadering gesproken over de stand van zaken met betrekking tot de herindeling. Bij brief van 18 augustus 2004 heeft het college mij bericht over de stand van zaken na de gesprekken met de gemeente Zevenaar i.o. en de gemeente Bronckhorst i.o.. In deze brief heeft het college van de gemeente Doesburg aangegeven, dat zodra de raad van de gemeente Rheden een uitspraak heeft gedaan over een mogelijke samenvoeging met Doesburg, aan de raad van Doesburg een definitieve uitspraak zou worden gevraagd.

Op 14 september 2004 heb ik het college meegedeeld, dat ik mij kon vinden in de gang van zaken. Tevens heb ik het gemeentebestuur verzochtom bij verdere informatieverstrekking aandacht te schenken aan de gewisselde argumenten met de gemeenten Bronckhorst i.o., Rheden en Zevenaar i.o.. Op 16 november 2004 heeft het college van Doesburg een notitie van het college van de gemeente Rheden ontvangen, die ingaat op door de fractievoorzitters gestelde vragen en waaruit duidelijk blijkt dat er geen belangstelling van de gemeente Rheden is voor een samenvoeging van beide gemeenten. Vervolgens heeft de raad van Doesburg in zijn openbare vergadering van 16 december 2004 zich uitgesproken voor de zelfstandigheid van de gemeente (met uitzondering van de VVD-fractie). Op 23 december 2004 heeft het college mij hierover geïnformeerd.

Bij brief van 18 januari 2005 heb ik gedeputeerde staten van Gelderland verzocht om een reactie te geven op de standpuntbepaling van de gemeente Doesburg om zelfstandig te blijven. Op 1 maart 2005 hebben gedeputeerde staten van Gelderland onderbouwd dat zij voor zelfstandigheid van de gemeente Doesburg zijn. Per brief van 29 maart 2005 heb ik het college van Doesburg en gedeputeerde staten van Gelderland uitgenodigd voor een bestuurlijk overleg. Op 13 april 2005 heeft het college van Doesburg nog een brief geschreven over de stand van zaken met de initiatieven tot samenwerking met andere gemeenten. Op 11 mei 2005 heeft het bestuurlijk overleg met de beide colleges plaatsgevonden.

Standpuntbepaling van de gemeente Doesburg

De raad van de gemeente Doesburg heeft zich in zijn vergadering van 16 december 2004 uitgesproken voor zelfstandigheid van de gemeente. De VVD-fractie nam daarbij het standpunt in, dat gestreefd moet worden naar samenvoeging van Doesburg met een andere gemeente. De gesprekken met de gemeenten hebben niet tot voldoende draagvlak voor een eventuele samenvoeging geleid.

Op 23 maart 2004 heeft het college van Doesburg met het college van de gemeente Rheden gesproken. De gemeente Rheden heeft aangegeven niet samengevoegd te willen worden, maar stelde wel dat aansluiting bij de samenwerking met de 3R-gemeenten (Rheden, Renkum en Rozendaal) bespreekbaar is. Op 25 mei 2004 heeft een gesprek plaatsgevonden met de colleges van de gemeenten Zevenaar, Angerlo en Doesburg. De gemeentebesturen van Angerlo en Zevenaar hebben aangegeven, dat zij een nieuwe herindeling op korte termijn niet als optie zien. Op termijn is dit wellicht bespreekbaar, maar de gemeentebesturen achten het van belang eerst te consolideren na hun herindelingsproces. Wel is aangegeven dat de gemeente bereid is tot samenwerking, maar dat dit wel tot logische verbanden moet leiden. In het gesprek van 21 juni 2004 hebben de vertegenwoordigers van de stuurgroep Bronckhorst i.o. de mogelijkheid van samenvoeging afgewezen. De gemeentelijke herindeling betekent een behoorlijke omslag voor de samen te voegen organisaties. Het heeft de voorkeur van de stuurgroep dit eerst goed vorm te geven.

In hun standpuntbepaling heeft het gemeentebestuur van Doesburg opgenomen, dat zij altijd de bereidheid heeft getoond om op te willen gaan in grotere verbanden. Doelstellingen van een dergelijke samenvoeging zouden voor de gemeente de versterking van de bestuurskracht, de vermindering van de kwetsbaarheid van de ambtelijke organisatie en de vergroting van het financiële draagvlak zijn. Gelet op de gesprekken die gevoerd zijn, concludeert het gemeentebestuur dat samenvoeging met omliggende gemeenten geen reële mogelijkheid (meer) is.

Wel ziet het gemeentebestuur de meerwaarde om samenwerking met andere gemeenten nader te onderzoeken. Zij vindt samenwerking een middel om efficiency-voordelen te behalen, de kwaliteit van dienstverlening te verbeteren, de lastenverzwaring voor de burgers te beperken, kosten te besparen en de continuïteit te garanderen. Uitgangspunt is dat beide partijen voordelen van de samenwerking ondervinden.

Standpuntbepaling van gedeputeerde staten van Gelderland

Gedeputeerde staten van Gelderland concluderen, dat in de betrokken gemeenten thans geen draagvlak aanwezig is om tot een samenvoeging met de gemeente Doesburg te komen. Zij zien dan ook geen aanleiding om een andere gemeentelijke indeling van de gemeente Doesburg te initiëren. Daarbij brachten gedeputeerde staten wel enkele punten naar voren, waarvan zij zich afvragen of samenwerking op de langere termijn een voldoende oplossing kan bieden voor de problematiek van de gemeente Doesburg. Dan gaat het onder meer om het niveau van de voorzieningen en de bedrijfsvoering van de gemeente. Voor deze collegeperiode is echter extra geld vrijgemaakt in het kader van de aanpak van «grootstedelijke» problematiek van een aantal kleine steden. Tevens wil de provincie op termijn een kwaliteitsmeting uitvoeren naar het «willen» en «kunnen» van de gemeente. De resultaten moeten inzicht geven welke verbeterstrategieën kunnen worden toegepast.

Zelfstandigheid van de gemeente Doesburg

Allereerst wil ik benadrukken dat Doesburg wel een stad is, maar niet als centrumgemeente in het kader van het herindelingsproces beschouwd wordt.

Wat betreft de zelfstandigheid van de gemeente Doesburg, is het beleidskader gemeentelijke herindeling de belangrijkste leidraad. In het beleidskader zijn meerdere criteria neergelegd op grond waarvan een herindeling beoordeeld wordt. Twee criteria staan voor mij voorop: bestuurskracht en draagvlak. Tussen deze twee criteria kan ook strijdigheid bestaan: dan moet een concrete afweging worden gemaakt. Voor de gemeente Doesburg zie ik echter geen strijdigheid tussen deze twee criteria. Beide criteria leiden naar mijn mening tot de conclusie dat Doesburg zelfstandig kan blijven.

Op basis van deze criteria heb ik ook de standpuntbepaling van de gemeente Doesburg en gedeputeerde staten van Gelderland beoordeeld. In het beleidskader is vastgelegd, dat gemeentelijke herindeling aan de orde is «op verzoek van betrokken gemeenten of op voorstel van de provincie». Uit de twee brieven blijkt, dat geen draagvlak bestaat voor samenvoeging van de gemeente Doesburg met een andere gemeente. Dit draagvlak bestaat niet bij de gemeente zelf en ook niet bij omliggende gemeenten. Tegelijkertijd is het bij uitstek een provinciale verantwoordelijkheid om een bovengemeentelijke afweging te maken. Gedeputeerde staten van Gelderland zijn ook tot de conclusie gekomen dat een herindeling van de gemeente Doesburg niet haalbaar is.

Bestuurskracht is een tweede belangrijk criterium. Het gemeentebestuur van Doesburg (met uitzondering van de VVD-fractie) oordeelt dat de gemeente voldoende bestuurskrachtig is om zelfstandig te blijven. Gedeputeerde staten vroegen zich echter af of samenwerking een voldoende oplossing kan bieden voor de problematiek van Doesburg. In het bestuurlijk overleg van 11 mei heb ik aan het college van Doesburg en de verantwoordelijk gedeputeerde gevraagd of de zelfstandigheid van Doesburg voldoende duurzaam is. Tijdens dit overleg heeft de aanwezige gedeputeerde uitgelegd dat de vraag van Gedeputeerde Staten betrekking had op de ontwikkeling van de gemeente Doesburg op langere termijn. Zowel vanuit de gemeente als vanuit de provincie is aangegeven dat de gemeente Doesburg nog zeker tien jaar zelfstandig kan blijven.

Daarvoor wordt veel belang gehecht aan de samenwerking van de gemeente Doesburg met omliggende gemeenten. Op 22 maart jl. heeft bijvoorbeeld een overleg met de beide colleges van Rheden en Doesburg plaatsgevonden, waarin nadere intenties zijn uitgesproken en concrete afspraken gemaakt zijn om op een aantal terreinen de beoogde samenwerking verder vorm te geven. Vanuit het college van de gemeente Doesburg is aangegeven dat zowel het bestuurlijke klimaat als het bedrijfsklimaat behoorlijk gunstig zijn om de samenwerking met de gemeente Rheden daadwerkelijk gestalte te geven.

Conclusie

Op grond van bovenstaande overwegingen is mijn conclusie, dat het de voorkeur geniet dat het gemeentebestuur van Doesburg komende jaren zich kan richten op het zelfstandig voortbestaan van de gemeente. De standpuntbepaling van de gemeente Doesburg en gedeputeerde staten van Gelderland en het bestuurlijke overleg hebben mij overtuigd dat dit de komende jaren voor Doesburg het beste perspectief is.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes


XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 855, nr. 5, p. 40–41.

XNoot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 750, nr. 1.

Naar boven