nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende
wijziging van de Wet op het specifiek cultuurbeleid in verband met een verlaging
van het maximale aantal leden van de Raad voor cultuur en een verhoging van
het maximale aantal leden van commissies van die Raad.
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
11 april 2003
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging hebben genomen dat het wenselijk is in de Wet op
het specifiek cultuurbeleid een wijziging aan te brengen in het maximale aantal
leden van de Raad voor cultuur;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet op het specifiek cultuurbeleid wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2b komt te luiden:
Artikel 2b
Bij de benoeming van de leden van de Raad wordt rekening gehouden met
de aandachtsgebieden, bedoeld in artikel 2d.
B
Artikel 2c wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede en derde lid komen te luiden:
2. Indien voor de voorbereiding van een advies als bedoeld in het eerste
lid een specifieke deskundigheid is vereist die niet in voldoende mate in
de Raad aanwezig is, kunnen in afwijking van artikel 16 van de Kaderwet adviescolleges
in de commissies, bedoeld in het eerste lid, ten hoogste vijf andere personen
dan leden van de Raad worden benoemd.
3. Ter voorbereiding van andere adviezen, dan bedoeld in het eerste lid,
kan de Raad tijdelijke commissies instellen die in afwijking van artikel 16
van de Kaderwet adviescolleges gedeeltelijk kunnen bestaan uit andere personen
dan leden van de Raad. Het aantal andere personen, bedoeld in de eerste volzin,
bedraagt ten hoogste zeven.
2. In het vierde lid wordt de zinsnede «Op de in het derde lid bedoelde
commissieleden» vervangen door: Op de in het tweede en derde lid bedoelde
commissieleden.
ARTIKEL II
De Raad voor cultuur, bedoeld in artikel 2a van de Wet op het specifiek
cultuurbeleid, heeft in afwijking van artikel 10, eerste volzin, van de Kaderwet
adviescolleges, tot en met 31 december 2004 ten hoogste 18 andere leden.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de derde kalendermaand
na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,