28 843
Regels met betrekking tot de productie, de keuring en de exploitatie van kabelbaaninstallaties voor personenvervoer (Wet kabelbaaninstallaties)

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 12 juni 2003

De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, brengt als volgt verslag uit van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare handeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de «Wet kabelbaaninstallaties». Zij vragen de minister om het toepassingsbereik van de wet aan te geven. In de memorie van toelichting wordt op pagina 2 aangegeven dat «installaties voor vermaak of ontspanning, bijvoorbeeld in pretparken, niet onder de richtlijn vallen». Voor de leden van de CDA-fractie is onduidelijk wat er precies met deze definitie wordt bedoeld. Op pagina 1 wordt aangegeven dat de sleepliften in kunstskibanen wel onder de werking van deze richtlijn zullen vallen, terwijl deze voornamelijk dienen ter ontspanning en vermaak. En geldt ditzelfde ook niet voor de in de Memorie van Toelichting genoemde kabelbaan in Valkenburg?

Het valt de leden van de CDA-fractie op dat voor de implementatie van de richtlijn veel wetgevende arbeid is verricht. Had niet kunnen worden volstaan met rechtstreekse overname van de richtlijn? Er mag immers worden aangenomen dat de wet een tamelijk obscuur bestaan zal gaan leiden.

Tot slot verzoeken de leden van de CDA-fractie de minister aan te geven in hoeverre Nederland het veiligheidsniveau van kabelbaaninstallaties bij implementatie van deze richtlijn in Nederland hoger dan wel lager is dan in de ons omringende landen.

De leden van de PvdA-fractie ondersteunen het voorstel, maar hebben nog enkele opmerkingen en vragen bij het ingediende wetsvoorstel. Deze vragen hebben met name betrekking op de organisatie van het toezicht en de handhaving.

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van het onderliggende wetsvoorstel. De regering geeft in de memorie van toelichting enerzijds aan dat de wet nauwelijks toepassing heeft in Nederland, omdat Nederland slecht 25 skiliften en één andere kabelbaan telt. Aan de andere kant zegt artikel 1 van de Europese kaderrichtlijn dat geen enkele toepassing van kabelbaaninstallaties a priori kan worden uitgesloten.

Aangegeven wordt dat door rechtstreeks verwijzing naar de Europese Richtlijn wijziging van de Europese Richtlijn direct doorwerkt in de Wet kabelbaaninstallaties en dat dit gebeurt zonder tussenkomst van de Tweede Kamer. Hiermee krijgt de rechter deels de rol van de wetgever. Acht de regering het wenselijk dat interpretatie van Europese Richtlijnen aan de rechter wordt overgelaten of zijn de mogelijkheden waarop de richtlijn kan worden geïnterpreteerd dusdanig beperkt dat de rechter niet voor interpretatievraagstukken kan komen te staan?

De leden van de VVD-fractie begrijpen tot slot dat Europese Richtlijnen in de Nederlandse wetgeving geïntegreerd moeten worden, maar zij zijn geenszins overtuigd van het nut en de noodzaak van het voorliggende wetsvoorstel. Het wetsvoorstel is tot stand gekomen onder de vorige regering. Het huidige regeerakkoord heeft als motto: «meedoen, meer werk, minder regels». In het regeerakkoord wordt gesteld dat het aantal regels met 25% moet worden teruggedrongen. Acht de huidige regering het niet verstandiger het wetsvoorstel in te trekken, zodat zij met een eenvoudiger voorstel kan komen?

Definities en bereik van de wet

In artikel 2 van het wetvoorstel is een opsomming gemaakt van een aantal kabelbaaninstallaties, waarop de wet geen toepassing heeft. De leden van de VVD-fractie vragen zich af of deze lijst compleet is en of de regering bij het opstellen van het wetsvoorstel niet een aantal kabelbaaninstallaties over het hoofd heeft gezien. Is de regering van mening dat het wetsvoorstel van toepassing is op kabelbaaninstallaties, die in plaats van speedboaten door watersporters (waterskiers, wake boarders) worden gebruikt? Dezelfde vraag geldt voor de – al dan niet verplaatsbare – lierinstallaties voor zweefvliegen en paragliding.

Conform het besluit liften is een lift (artikel 1 lid 2) «een vast opgesteld werktuig in gebouwen of bouwwerken dat bepaalde stopplaatsen van een gebouw of bouwwerk bedient, met behulp van een kooi die langs vaste, ten opzichte van het horizontale vlak meer dan 15 graden hellende leiders beweegt». Hieronder vallen dus niet de gehandicaptenliften, die bijvoorbeeld langs trappen in woonhuizen worden geplaatst, omdat hierbij geen sprake is van een kooiconstructie. De leden van de VVD-fractie achten het onwenselijk dat op deze liften de Wet kabelbaaninstallaties van toepassing wordt. Kan de regering aangeven of deze gehandicaptenliften zijn dan wel worden uitgezonderd? En zo ja, waarop is dit gebaseerd en waar is het verankerd in de wet? Indien dergelijke gehandicaptenliften wel onder de Wet kabelbaaninstallaties vallen moet een bouwvergunning worden aangevraagd indien men een dergelijke lift wil plaatsen. Hoe duur is de gemiddelde bouwvergunning? Moet nu voor dergelijke liften een bouwvergunning worden aangevraagd en zo ja, waarom?

Kan de regering aangeven of glazenwasserliften, die doorgaans niet voorzien zijn van een kooiconstructie, vallen onder de Wet kabelbaaninstallaties?

Kan aangegeven worden waarom de regering het wenselijk acht dat voor indoor skiliften – anders dan nu het geval is – een bouwvergunning moet worden aangevraagd? Bij het afgeven van een bouwvergunning en het eventueel wijzigen van een bestemmingsplan voor de aanleg van een outdoor of indoor skibaan is het – voor iedereen die logisch nadenkt – duidelijk dat er skiliften worden gebouwd. Waarom acht de regering het – bovenop al de procedures die samenhangen met het inrichten van een skibaan – noodzakelijke dat er per skisleeplift een separate bouwvergunning moet worden aangevraagd (bovenop de kabelbaanvergunning)? Wat betekent dit voor de bureaucratie en de administratieve lastendruk die volgens het huidige regeerakkoord met 25% verminderd moet worden?

Vallen, zo willen de leden van de VVD-fractie weten, alle niet-gemotoriseerde kabelbaantoepassingen onder de definitie van speeltoestellen, zoals opgenomen in het besluit attractie- en speeltoestellen?

Keuring, inspectie, handhaving en toezicht

Daar Nederland niet beschikt over een uitgebreide infrastructuur van kabelbaaninstallaties heeft het derhalve niet een inspectiedienst die gespecialiseerd is in kabelbanen. De regering is voornemens binnen de Inspectie Verkeer en Waterstaat de benodigde expertise te ontwikkelen. Dit brengt kosten met zich mee. De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering aan te geven waarom er niet met België dan wel Duitsland op dit punt kan worden samengewerkt. Is het niet mogelijk om een Belgische of Duitse inspectiedienst tevens de inspectie voor Nederland te laten verrichten?

Op blz. 1 en 2 van de Memorie van Toelichting wordt opgemerkt dat Nederland momenteel geen regelgeving bezit op het gebied van kabelbaaninstallaties en dientengevolge ook nog niet beschikt over een terzake deskundige toezichthouder. De leden van de PvdA-fractie maken hieruit op dat tot op heden dus ofwel sprake was van een lacune in toezicht en handhaving, waarin nu – eindelijk – wordt voorzien, ofwel dat de noodzaak tot nader toezicht en handhaving tot nu toe ontbroken heeft en nu enkel wordt ingevuld omwille van de Europese richtlijn.

De regering stelt voor (blz. 2 MvT) dat de Inspectie Verkeer en Waterstaat de voor het houden van toezicht benodigde kennis nu gaat ontwikkelen. In aanvulling op de leden van de CDA-fractie vragen de leden van de PvdA-fractie zich af of dit binnen de Nederlandse context zinvol is en of het toezicht niet op een andere wijze georganiseerd kan worden, bijvoorbeeld in samenwerking met landen met meer expertise. De inschatting van de leden van de PvdA-fractie is dat het opbouwen en onderhouden van deze specifieke expertise in eigen land minder efficiënt is dan het met enige regelmaat inlenen van deze expertise bij derden. Vanuit het oogpunt van een doelmatige overheid willen de leden van de PvdA-fractie dan ook graag:

– de visie van de regering omtrent de organisatie van de specifieke deskundigheid en de noodzaak deze in Nederland op te bouwen en te onderhouden;

– een antwoord op de vraag of de regering van mening is dat het opbouwen en onderhouden van expertise rondom kabelbaaninstallaties in Nederland een forse investering vraagt gezien het beperkte aantal kabelbaaninstallaties in ons land;

– de mening van de regering omtrent het inlenen van deze expertise: zijn er belemmeringen die een dergelijke samenwerking over de grenzen onmogelijk maken? Zo ja, wat zijn die belemmeringen en kunnen deze worden weggenomen?

Ook de VVD-fractie merkt op dat de Inspectie Verkeer en Waterstaat verantwoordelijk voor de controle op de kabelbaaninstallaties wordt, terwijl deze dienst op dit moment nog geen of niet voldoende kennis heeft over kabelbaaninstallaties (pag. 2). Hoe vaak zal een installatie gecontroleerd worden? Is het mogelijk om hiervoor expertise uit het buitenland in te huren en bijvoorbeeld in een week alle kabelbaaninstallaties te controleren? Zo ja, acht de regering dit wenselijk? Zo nee, hoe gaat de Inspectie Verkeer en Waterstaat de benodigde kennis ontwikkelen? Waarom is ervoor gekozen om deze inspectie aan te wijzen als inspecteur en niet de keuringsinstantie, zoals bijvoorbeeld voor attractie en speeltoestellen wel het geval is?

Op pagina 6 wordt aangegeven dat Nederland een keuringsinstantie aan moet wijzen die de producten, die de constructeurs in de handel brengen, controleert. Nederland kent geen constructeurs. Ook moet de keuringsinstantie veiligheidsanalyses voor nieuw te bouwen kabelbaaninstallaties uitvoeren. Is het mogelijk dat Nederland een buitenlandse (bijvoorbeeld Duitse of Belgische) keuringsinstantie aanwijst? Hiermee kan voorkomen worden dat er een nieuwe keuringsinstantie in het leven moet worden geroepen, die misschien jarenlang geen werkzaamheden heeft, of dat een reeds bestaande keuringsinstantie zich moet gaan verdiepen in de materie van kabelbaaninstallaties. Wie draagt zorg voor de kosten van de keuringsinstantie, zo willen de leden van de VVD-fractie weten.

Artikelgewijs

Aan de kabelbaanvergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden (artikel 20). Waaraan moet worden gedacht? Voor welke termijn zal een kabelbaanvergunning naar verwachting kunnen worden aangevraagd?

De voorzitter van de commissie,

De Pater-van der Meer

De griffier van de commissie,

Roovers


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Duivesteijn (PvdA), Dijksma (PvdA), Hofstra (VVD), ondervoorzitter, Meijer (CDA), Buijs (CDA), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Eurlings (CDA), Oplaat (VVD), Geluk (VVD), ten Hoopen (CDA), Dijsselbloem (PvdA), de Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Depla (PvdA), Van As (LPF), Van den Brand (GL), Duyvendak (GL), Gerkens (SP), Van Haersma Buma (CDA), Bruls (CDA), Van der Ham (D66), Boelhouwer (PvdA), Dubbelboer (PvdA), De Krom (VVD), Hermans (LPF) en Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD).

Plv. leden: Heemskerk (PvdA), Tichelaar (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Hessels (CDA), Koopmans (CDA), Smeets (PvdA), de Ruiter (SP), Huizinga-Heringa (CU), Van Lith (CDA), de Grave (VVD), Szabó (VVD), Van Winsen (CDA), Van Dijken (PvdA), Haverkamp (CDA), Waalkens (PvdA), Herben (LPF), Vos (GL), Halsema (GL), Vergeer-Mudde (SP), Jager (CDA), Mastwijk (CDA), Giskes (D66), Van Dam (PvdA), Verdaas (PvdA), Van Beek (VVD), Van den Brink (LPF) en Luchtenveld (VVD).

Naar boven