28 839
Gemeentelijke herindeling van het Westland

A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 17 februari 2003 en het nader rapport d.d. 20 februari 2003, aangeboden aan de Koningin door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 24 december 2002, no.02.005913, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot gemeentelijke herindeling van het Westland.

Volgens paragraaf 1.3 van de memorie van toelichting en de paragraaf «Bestuurlijke rollen» van het Beleidskader gemeentelijke herindeling moeten voorstellen tot gemeentelijke herindeling hun basis vinden in een voorstel van de betrokken gemeenten zelf of van «de provincie»2. Verder worden herindelingsvoorstellen getoetst aan zes criteria: draagvlak, bestuurskracht, duurzaamheid, interne samenhang, regionale samenhang en evenwicht, alsmede planologische ruimtebehoefte3. De toelichting stelt wel dat het voorstel aan de genoemde zes criteria voldoet, maar die stelling wordt niet beargumenteerd. Op dit punt vertoont de toelichting een lacune.

De betrokken gemeentebesturen zijn verdeeld over de wijze van herindeling: de meeste zijn voorstander van de vorming van één gemeente, die alle zeven «oude» gemeenten omvat, de gemeenteraden van Maasland en Schipluiden geven de voorkeur aan de thans voorgestelde 5–2-variant, waarbij de twee genoemde gemeenten één gemeente vormen en de overige samen een tweede gemeente. Het provinciebestuur heeft geopteerd voor de thans voorliggende variant.

Die keuze kan legitiem zijn, ook tegen de achtergrond van het thans gevoerde beleid. De keuze voor deze en dus tegen de andere variant behoeft echter wel motivering; ook dit element ontbreekt in de toelichting.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 24 december 2002 (kenmerk 02.005913), machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 17 februari 2003, nr. W04.02.0583/I, bied ik U hierbij aan.

De Raad van State adviseert tot aanvulling van de memorie van toelichting.

De Raad van State heeft in overweging gegeven de memorie van toelichting op een tweetal punten nader te expliciteren. Overeenkomstig de opmerkingen van de Raad is onderdeel 1. van de memorie van toelichting aangevuld.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de aangevulde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Kamerstukken II 2002/03, 28 750, nr. 1, blz. 7–8.

XNoot
3

Kamerstukken II 2002/03, 28 750, nr. 1, blz. 8–10.

Naar boven