28 838
Wijziging van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 in verband met het actualiseren van de solvabiliteitseisen voor het verzekeringsbedrijf

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

A. Algemeen deel

1. Inleiding

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).Het wetsvoorstel strekt tot wijziging van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 in verband met de actualisatie van de solvabiliteitmargevereisten voor schadeverzekeraars en levensverzekeraars, als gevolg van twee Europese richtlijnen. Het betreft richtlijn nr. 2002/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 maart 2002 tot wijziging van richtlijn nr. 79/267/EEG van de Raad op het gebied van solvabiliteitsmargevereisten voor levensverzekeringsondernemingen1 (hierna: levensverzekeringsrichtlijn) en richtlijn nr. 2002/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 maart 2002 tot wijziging van richtlijn nr. 73/239/EEG van de Raad op het gebied van de solvabiliteitsmargevereisten voor schadeverzekeringsondernemingen (hierna: schadeverzekeringsrichtlijn)2. Beide richtlijnen tezamen worden hierna aangeduid als «de richtlijnen».

2. Achtergrond van de richtlijnen

De actualisatie van de solvabiliteitsmargevereisten is een van de punten van het Actieplan voor financiële diensten3. In het Actieplan voor financiële diensten wordt de belangrijke rol van de financiële sector benadrukt als motor voor groei en werkgelegenheid. Zowel afnemers als aanbieders van financiële diensten moeten ongehinderd kunnen profiteren van de commerciële kansen die een Europese financiële markt te bieden heeft. Tegelijkertijd moeten afnemers een hoog niveau van consumentenbescherming genieten.

Naast de verplichting voor verzekeraars om technische voorzieningen ter dekking van hun verzekeringsverplichtingen aan te houden, is het vormen van een toereikende solvabiliteitsmarge een belangrijk regelgevend instrument van het stelsel van bedrijfseconomisch toezicht ter bescherming van de consument. Iedere verzekeraar dient een solvabiliteitsmarge aan te houden, hetgeen betekent dat de verzekeraar over extra vermogen moet beschikken dat dient als buffer om ongunstige ontwikkelingen in het bedrijfsklimaat op te vangen. De solvabiliteitsmarge dient om ervoor te zorgen dat verzekeraars ook aan hun verplichtingen kunnen voldoen in het geval van onvoorziene risico's.

Europese solvabiliteitsmargevereisten voor verzekeraars dateren al van ruim 20 jaar geleden. In de Eerste schadeverzekeringsrichtlijn van 24 juli 19731 en de Eerste levensverzekeringsrichtlijn van 5 maart 19792 werden solvabiliteitsmargevereisten vastgelegd. Sindsdien zijn deze vereisten niet gewijzigd. In de Derde schadeverzekeringsrichtlijn van 18 juni 199213 en de Derde levensverzekeringsrichtlijn van 10 november 19924 is voorzien dat wijzigingen van de solvabiliteitsmargevereisten noodzakelijk zouden kunnen blijken. In deze richtlijnen is een bepaling opgenomen (artikel 25, resp. artikel 26) waarin de verplichting voor de Commissie is opgenomen het Comité voor het verzekeringswezen verslag te doen betreffende de noodzaak van verdere harmonisatie van de solvabiliteitsmarge. In het eindverslag van de Commissie5 werd geconcludeerd dat de bestaande regelingen bevredigend hebben gewerkt maar dat een verbetering van de solvabiliteitsmarge bij voornamelijk gevoelige risicoprofielen noodzakelijk was. De uitwerking van dit verslag is gedeeltelijk neergelegd in de richtlijnen ter uitvoering waarvan dit wetsvoorstel dient.

3. Doel en inhoud van de richtlijnen

Het doel van de richtlijnen is, door aanscherping van solvabiliteitsmargevereisten van schade- en levensverzekeraars, de verzekeringnemers een betere bescherming te bieden. De richtlijnen omvatten daartoe een pakket maatregelen (door de Commissie aangeduid als Solvabiliteit I – pakket). Deze maatregelen beogen een lichte aanpassing van de solvabiliteitsmargevereisten. De bedoeling is om op termijn via het zogenaamde Solvabiliteit II – traject de solvabiliteitsmargevereisten grondig te herzien. Dit traject bevindt zich nog in de ontwerpfase, een richtlijnvoorstel wordt door de Commissie voorbereid. Het traject Solvabiliteit II betreft een fundamentelere evaluatie van de totale financiële positie van een verzekeraar. Naast de solvabiliteitsmarge wordt hierbij onder andere ook gekeken naar de toereikendheid van de technische voorzieningen, het aan activa en beleggingen verbonden risico, herverzekeringsregelingen en boekhoudkundige en actuariële methoden. Conform de politieke prioriteiten zoals neergelegd in het Actieplan voor financiële diensten, is besloten niet langer te wachten met het doorvoeren van de lichte aanpassingen van de solvabiliteitsmargevereisten (Solvabiliteit I).

Het Solvabiliteit I – pakket bevat een aanscherping van de voorschriften voor het bepalen van de solvabiliteitsmarge voor verzekeraars. Deze aanscherping omvat verschillende aanpassingen. De belangrijkste zijn dat de solvabiliteitsmargevereisten worden aangepast aan het inflatieverloop en dat er beter wordt omgegaan met de mogelijkheden van herverzekering. Verder worden de solvabiliteitsmargevereisten minimumvereisten, wat inhoudt dat aan de solvabiliteitsmarge van verzekeraars zwaardere eisen mogen worden gesteld. Daarnaast creëren de richtlijnen de mogelijkheid dat de toezichthoudende autoriteit in individuele gevallen preventief in kan grijpen in de vorm van een herstelplan.

4. Gevolgen van de richtlijnen voor Nederlandse regelgeving

De systematiek voor de berekening van de solvabiliteitsmarge is gelijk gebleven. Aanpassingen in de berekening, die de richtlijnen met zich brengen, betreffen voornamelijk technische punten en worden verwerkt in lagere regelgeving (Besluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994). Dit betreft bijvoorbeeld aanpassing van de solvabiliteitsmarge aan het inflatieverloop, wijziging in de vermindering van de solvabiliteitsmarge uit hoofde van herverzekering en verhoging van het solvabiliteitsmargevereiste voor bepaalde verzekeringsbranches.

Bij de onderhandelingen van de richtlijnen zijn de lidstaten op twee meer inhoudelijke problemen gestuit, waarvoor de richtlijnen een oplossing bieden. Deze oplossingen hebben gevolgen voor de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 (hierna: Wtv 1993). Het betreft ten eerste de behoefte om zwaardere eisen te kunnen stellen aan de solvabiliteitsmarge van verzekeraars. In het verleden was niet duidelijk of de voorschriften in de richtlijnen ter berekening van de solvabiliteitsmarge onveranderd moesten worden overgenomen of dat de voorschriften als minimumvoorschriften moesten worden aangemerkt. In de richtlijnen is deze twijfel nu ondubbelzinnig weggenomen door in de overwegingen te bepalen dat de richtlijnen minimumnormen stellen. In het onderhavige wetsvoorstel is de rechtsbasis voor het kunnen stellen van zwaardere eisen aan de solvabiliteitsmarge van onderscheiden categorieën verzekeraars opgenomen in het eerste lid van artikel 68 Wtv 1993. In het Besluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994 kan worden aangegeven voor welke categorieën zwaardere solvabiliteitsmargevereisten verlangd kunnen worden.

Ten tweede betreft het de noodzaak om in individuele gevallen, wanneer de rechten van verzekeringnemers in het geding komen, preventief te kunnen ingrijpen. In de richtlijnen is een bepaling opgenomen die preventief ingrijpen mogelijk maakt in de vorm van een herstelplan. Op basis hiervan is het de toezichthoudende autoriteit toegestaan in te grijpen wanneer zich een snelle verslechtering van de financiële positie van een verzekeraar voordoet, ook al neemt de verzekeraar op dat moment de vereiste solvabiliteitsmarge in acht. In het geval de toezichthoudende autoriteit een herstelplan eist, kan zij tevens verlangen dat de betreffende verzekeraar een hoger bedrag aan minimum vereiste solvabiliteitmarge aanhoudt. Ten aanzien van de solvabiliteitsmarge beschikte de Pensioen- & Verzekeringskamer (hierna: PVK) op basis van de Wtv 1993 tot nu toe enkel over een repressief instrument: de PVK kon ingrijpen wanneer de verzekeraar niet meer beschikte over de vereiste solvabiliteitsmarge. Het toezicht op de verzekeraar wordt door het onderhavige wetsvoorstel versterkt: de PVK wordt uitdrukkelijk gemachtigd preventief op te treden wanneer de belangen van de verzekeringnemers in het gedrang komen.

Daarnaast brengt het Solvabiliteit I – pakket voor verzekeraars nog een aantal aanscherpingen in de Wtv 1993 met zich. Van twee aanscherpingen volgt hier een korte toelichting. Zo is in de Wtv 1993 de bevoegdheid voor de PVK gecreëerd om vermogensbestanddelen van de aanwezige solvabiliteitsmarge lager te kunnen waarderen. In de richtlijnen is hiertoe een bepaling opgenomen zodat erop toegezien kan worden dat te allen tijde aan de vereiste solvabiliteitsmarge wordt voldaan. Dit is vooral noodzakelijk nu de markten steeds volatieler worden, waardoor de marktwaarde van de activa die tegenover de solvabiliteitsmarge staan ingrijpende veranderingen kan ondergaan. De PVK beschikt al wel op grond van de Wtv 1993 over de bevoegdheid om de waarden van de technische voorzieningen, die aangehouden dienen te worden om aan de lopende verplichtingen van de verzekeraar te kunnen voldoen, lager te waarderen. Met dit wetsvoorstel heeft de PVK nu ook de bevoegdheid om op individuele basis de vermogensbestanddelen van de aanwezige solvabiliteitsmarge lager te waarderen.

Een vergelijkbare maatregel die deel uitmaakt van het Solvabiliteit Ipakket betreft de wijze waarop en de mate waarin herverzekeringen in de solvabiliteitsmarge worden betrokken. Indien de marktontwikkelingen op het gebied van de herverzekeringsdekking die de primaire verzekeraars genieten daartoe aanleiding geven, bepalen de richtlijnen dat de toezichthoudende autoriteit de mogelijkheid heeft onder bepaalde omstandigheden de uit de herverzekering voortvloeiende verlaging van de aanwezige solvabiliteitsmarge te beperken. Het wetsvoorstel voorziet de Wtv 1993 van een dergelijke bevoegdheid de vermogensbestanddelen zijnde vorderingen op herverzekeraars al dan niet of voor een lager bedrag in aanmerking te nemen.

Het onderhavige wetsvoorstel betreft implementatie van Europese richtlijnen en is derhalve niet referendabel (artikel 7 Tijdelijke Referendumwet). Hierbij wordt opgemerkt dat het wetsvoorstel niet verder gaat dan de in de richtlijnen gegeven beleidsruimte.

5. Administratieve lasten

Het onderhavige wetsvoorstel behelst de invoering van bepalingen die uitvoering geven aan Europese richtlijnen. De schade- en levensverzekeringsrichtlijn geven regels ter aanscherping van de solvabiliteitsmargevereisten. In het wetsvoorstel zijn enkele meer inhoudelijke aanscherpingen ten aanzien van de solvabiliteitsmargevereisten vervat. In het Besluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994 worden technische aanpassingen in de berekening van de solvabiliteitsmarge doorgevoerd.

Als gevolg van het wetsvoorstel nemen de administratieve lasten toe in het geval dat door de PVK een herstelplan wordt vereist. Bij het opstellen van het wetsvoorstel is geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid verdergaande eisen te stellen dan die rechtstreeks uit de richtlijnen voortvloeien. De PVK kan een herstelplan eisen in het geval zij van oordeel is dat de rechten van de verzekeringnemers1 in het gedrang komen doordat zich een snelle verslechtering van de financiële positie van een verzekeraar voordoet. Voorop moet worden gesteld dat een zodanig verslechterende positie van een verzekeraar, waardoor de rechten van verzekeringnemers in gevaar worden gebracht, niet vaak is te verwachten en dat reeds om die reden de administratieve lasten voor het bedrijfsleven miniem zijn. Indien de PVK een herstelplan verlangt van de verzekeraar betekent dit dat de verzekeraar bepaalde gegevens of bewijsstukken (vervat in het plan) dient te verstrekken. Het betreft hier eenmalige administratieve kosten, ter uitvoering van het herstelplan. De gegevens betreffen onder andere een raming van de kosten van beheer, een prognose van de vermoedelijke ontvangsten en uitgaven betreffende directe verzekeringen en de te verwachten balanspositie. Opgemerkt wordt dat een groot deel van deze gegevens direct te destilleren zijn uit de lopende administratie van de verzekeraar. De tijd die gemoeid is met het achterhalen van de gevraagde gegevens en het opstellen van het plan zal, afhankelijk van de grootte van de verzekeraar, liggen tussen de 40 en 80 uur. Bij loonkosten van € 50 per uur zullen de administratieve lasten tussen de € 2000 en € 4000 bedragen per verzekeraar die een herstelplan moet opstellen.

B. Artikelsgewijze toelichting

1. Inleiding

In het algemene deel is een aantal aanpassingen op de Wtv 1993 toegelicht. De voorgestelde wijzigingen van de Wtv 1993 hangen samen met de implementatie van de schade- en levensverzekeringsrichtlijn (Solvabiliteit I – pakket). Hieronder worden deze wijzigingen (nader) toegelicht. Waar nodig zullen deze wijzigingen in samenhang met de toepasselijke richtlijnen worden besproken.

ARTIKEL I

A

Het eerste lid van artikel 68 Wtv 1993 maakt het mogelijk om zwaardere eisen te stellen aan de solvabiliteitsmarge voor verzekeraars dan het minimum dat de richtlijnen voorschrijven. De toegevoegde volzin maakt dit expliciet duidelijk door te bepalen dat de solvabiliteitsmarge voor onderscheiden categorieën van verzekeraars verschillend kan zijn. De wijziging van de eerste volzin is redactioneel van aard.

In artikel 17, eerste lid, van de schadeverzekeringsrichtlijn wordt aangegeven uit welke vermogensbestanddelen het garantiefonds van een schadeverzekeraar bestaat of kan bestaan. Eerder werd dit enkel aangegeven voor levensverzekeraars. Voorgesteld wordt artikel 68, vierde lid, van de Wtv 1993 in deze zin aan te passen.

Artikel 20 bis, derde lid, van de schadeverzekeringsrichtlijn en artikel 24 bis, derde lid, van de levensverzekeringsrichtlijn bepalen dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat de bevoegde autoriteiten in aanmerking komende vermogensbestanddelen van de solvabiliteitsmarge lager kunnen waarderen. De tweede wijziging in het vierde lid van artikel 68 bewerkstelligt dat de PVK de vermogensbestanddelen van de solvabiliteitsmarge lager kan waarderen. Niet alleen kan de PVK bedenkingen naar voren brengen tegen de vermogensbestanddelen, ook kan zij deze bedenkingen laten resulteren in een lagere waardering van de vermogensbestanddelen. Hierbij kan worden gedacht aan het geval dat zich sinds het einde van het laatste boekjaar een belangrijke wijziging in de waarde van de vermogensbestanddelen heeft voorgedaan. In dat geval kan de PVK bepalen dat de gewijzigde waarde als uitgangspunt wordt genomen.

Voor de voorgestelde aanpassing in artikel 68, vijfde lid, wordt verwezen naar de toelichting bij onderdeel G.

Ter uitvoering van artikel 20 bis, vierde lid, van de schadeverzekeringsrichtlijn en artikel 24 bis, vierde lid, van de levensverzekeringsrichtlijn is aan artikel 68 een zesde lid toegevoegd. Dit artikel biedt de mogelijkheid tot een meer gedifferentieerde benadering van de herverzekering. Uit de richtlijnen volgt dat deze benadering toepassing kan vinden wanneer de kwaliteit van de herverzekeringsovereenkomst het laatste jaar sterk is veranderd of wanneer er nauwelijks of geen risico-overdracht plaatsvindt uit hoofde van de herverzekeringsovereenkomsten. De vorderingen op herverzekeraars (als vermogensbestanddelen) kunnen bijvoorbeeld in deze gevallen worden afgewaardeerd of niet voor de volle 100% in aanmerking worden genomen bij het bepalen van de solvabiliteitsmarge. In het Besluit Solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994 zal dit nader worden ingekaderd.

B

Ter uitvoering van artikel 20 bis, vijfde lid, van de schadeverzekeringsrichtlijn en artikel 24 bis, vijfde lid, van de levensverzekeringsrichtlijn is bepaald dat indien van een verzekeraar met zetel in Nederland een financieel saneringsplan is verlangd, die verzekeraar geen diensten mag verrichten in een andere lidstaat.

C

De wijziging van dit artikel is gelijk aan de wijziging in onderdeel B, met dien verstande dat het een verzekeraar met zetel in Nederland betreft die voornemens is een bijkantoor te openen in een andere lidstaat.

D

De wijziging van dit artikel is gelijk aan de wijziging in onderdeel B, met dien verstande dat het een verzekeraar met zetel in Nederland betreft die voornemens is een bijkantoor te openen in een staat buiten de Unie.

E

De wijziging van dit artikel is gelijk aan de wijziging in onderdeel B, met dien verstande dat het een aanvraag ter verkrijging van toestemming van de PVK tot overdracht van rechten en verplichtingen betreft.

F

De wijziging van dit artikel is gelijk aan de wijziging van onderdeel B, met dien verstande dat het een aanvraag ter verkrijging van toestemming van de PVK tot overdracht van rechten en verplichtingen betreft.

G

Op grond van de huidige wet kan de PVK pas ingrijpen bij een verzekeraar, indien deze niet meer beschikt over het bij algemene maatregel van bestuur voorgeschreven minimum bedrag aan solvabiliteitsmarge. In dat geval eist de PVK op grond van artikel 138 een zogenaamd saneringsplan van de verzekeraar. Een saneringsplan geeft aan op welke wijze en binnen welke termijn de solvabiliteitsmarge weer op de vereiste minimum omvang moet worden gebracht. Voorgesteld wordt een nieuw artikel in te voegen, waarin wordt bepaald dat de PVK een herstelplan kan verlangen, indien een verzekeraar nog wel beschikt over het bij algemene maatregel van bestuur voorgeschreven minimum bedrag aan solvabiliteitsmarge. Om een herstelplan te kunnen verlangen dient de PVK van oordeel te zijn dat de rechten van de verzekeringnemers in het gedrang komen. De kern van het verschil tussen een saneringsplan (138) en een herstelplan (137a) is dat een saneringsplan wordt geëist indien de verzekeraar niet meer beschikt over het bij algemene maatregel van bestuur voorgeschreven minimum bedrag aan solvabiliteitsmarge, en een herstelplan indien de verzekeraar nog wel beschikt over het bij algemene maatregel van bestuur voorgeschreven minimum bedrag aan solvabiliteitsmarge.

Artikel 137a, vierde lid, geeft aan welke gegevens door de verzekeraar moeten worden vermeld in het herstelplan. Indien het herstelplan hier aanleiding toe geeft en de financiële positie van de verzekeraar verslechtert, kan de PVK op grond van artikel 137a, tweede lid, een hoger minimum bedrag aan vereiste solvabiliteitsmarge verlangen dan bij algemene maatregel van bestuur is voorgeschreven. Doel hiervan is te waarborgen dat de verzekeraar in staat is in de nabije toekomst aan het vereiste minimum bedrag aan solvabiliteitsmarge te voldoen. Daarbij wordt opgemerkt dat de op basis van artikel 68, vierde lid, gestelde regels voor de vermogensbestanddelen die de vereiste solvabiliteitsmarge moeten vormen, uiteraard onverkort gelden voor de ingevolge artikel 137a, tweede lid, in individuele gevallen voorgeschreven verhoogde minimum solvabiliteitsmarge. Indien een verzekeraar niet voldoet aan het door de PVK op basis van artikel 137a, tweede lid, hoger opgelegde minimum bedrag aan vereiste solvabiliteitsmarge, kan de PVK op grond van de haar daarvoor toegekende middelen zoals het geven van een aanwijzing (artikel 54) en de mogelijkheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete of een dwangsom (artikelen 188b en 188c) afdwingen dat de verzekeraar aan artikel 137a, tweede lid voldoet. Tevens heeft de PVK in uitzonderlijke omstandigheden, waarbij zij van oordeel is dat de financiële positie van de verzekeraar nog verder zal verslechteren, de mogelijkheid de vrije beschikking van de verzekeraar over zijn waarden te beperken of te verbieden om zonder haar toestemming te beschikken over deze waarden (onderdelen I en L) . De middelen dienen passend en proportioneel te worden aangewend. Mocht in de toekomst de solvabiliteitsmarge van de verzekeraar alsnog beneden het bij algemene maatregel van bestuur vereiste minimum bedrag dalen dan eist de PVK een saneringsplan op grond van artikel 138. In dat geval wordt in het saneringsplan aangegeven hoe het herstelplan hierin zal worden verwerkt.

De richtlijnen spreken enkel over de bescherming van verzekeringnemers. In artikel 137a is gekozen voor de uitbreiding van de bescherming van verzekeringnemers met «verzekerden of gerechtigden op uitkeringen die betrokken zijn bij overeenkomsten van verzekering, gesloten door een verzekeraar». Hiermee wordt aangesloten bij het stelsel van de Wtv 1993.

H

De wijziging in het eerste lid bewerkstelligt een redactionele aanpassing in aansluiting op de redactionele aanpassing in onderdeel A. De wijziging in het derde lid van dit artikel regelt de verhouding tussen een herstelplan en een saneringsplan.

I

De PVK kan de vrije beschikking door de verzekeraar over zijn waarden beperken of hem verbieden te beschikken over deze waarden, wanneer deze verzekeraar hiervoor geen toestemming van de PVK heeft verkregen, indien de verzekeraar niet voldoet aan het door de PVK op basis van artikel 137a, tweede lid, hoger voorgeschreven minimum bedrag aan vereiste solvabiliteitsmarge. Dit instrument past in het stelsel van de wet en bij de omstandigheden waarin het instrument kan worden toegepast. Daarbij dient enkel gebruik te worden gemaakt van het instrument in uitzonderlijke omstandigheden en dient de PVK van oordeel te zijn dat de financiële positie van de verzekeraar nog verder zal verslechteren.

J

De PVK kan tevens een herstelplan verlangen van een verzekeraar met zetel buiten de Unie. Verwezen wordt naar de toelichting bij onderdeel G.

K

De wijziging in het eerste lid bewerkstelligt een redactionele aanpassing in aansluiting op de redactionele aanpassing in onderdeel A en H. De wijziging in het derde lid regelt de verhouding tussen een herstelplan en een saneringsplan bij verzekeraars met zetel buiten de Unie.

L

De PVK kan in het geval het een verzekeraar met zetel buiten de Unie betreft die niet voldoet aan het op basis van artikel 137a, tweede lid, hoger voorgeschreven minimum bedrag aan vereiste solvabiliteitsmarge overeenkomstig artikel 140 de vrije beschikking van de verzekeraar over zijn waarden beperken of hem verbieden te beschikken over deze waarden, zonder haar toestemming. Verwezen wordt naar de toelichting bij onderdeel G en I.

N, O en P

In lijn met andere artikelen waarvan de overtreding met een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom is bedreigd, zijn het nieuwe artikel 137a en het nieuwe zesde lid van artikel 68 op dezelfde voet van middelen tot handhaving voorzien.

Q

Het huidige artikel 195 bepaalt dat voor een bepaalde groep schadeverzekeraars artikel 68, tweede en derde lid, Wtv 1993 niet van toepassing is. Het betreft hier schadeverzekeraars met een premie-inkomen dat lager is dan zesmaal het minimum bedrag van het garantiefonds (het minimumgarantiefonds bestaat uit een derde gedeelte van de vereiste solvabiliteitsmarge en dient steeds een minimumomvang te hebben: het minimumgarantiefonds). Voorgesteld wordt voor deze groep schadeverzekeraars de aanpassing aan het inflatieverloop, die de schadeverzekeringsrichtlijn met zich brengt, niet mee te nemen. Hiertoe wordt voorgesteld een tweede volzin op te nemen in artikel 195. Wanneer voor deze groep verzekeraars de aanpassing van het minimumgarantiefonds aan het inflatieverloop zou gelden, zou hun omzet veel langer door kunnen stijgen, zonder dat er voldaan wordt aan de strengere vereisten van het minimumgarantiefonds. Met het oog op de risico's en de consumentenbescherming is dit niet gewenst.

De Minister van Financiën,

J. F. Hoogervorst

BIJLAGE 1

Transponeringstabel

Van: Richtlijn 2002/12/EG betreffende de solvabiliteitsmargevereisten voor levensverzekeringsondernemingen

Naar: Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 (Wtv 1993)

Bepalingen in Richtlijn 2002/12/EGBepalingen in de Wtv 1993 en andere regelingen
  
Artikel 1 
punt 1 betreffende Artikel 3, punt 2 Eerste richtlijn Leven (ERL)Behoeft op grond van eerder gemaakte beleidskeuze geen implementatie
  
punt 2 betreffende artikel 18, eerste lid ERLArtikel 68, eerste lid en Besluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994 (gebaseerd op artikel 68)1
  
punt 2 betreffende artikel 18, tweede, derde, vierde en vijfde Lid ERLBesluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994 (gebaseerd op artikel 68) en Besluit staten verzekeringsbedrijf 1994 (gebaseerd op de artikelen 67, 72, 95 en 100)
  
punt 2 betreffende artikel 19 ERLBesluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994 (gebaseerd op artikel 68) en Besluit staten verzekeringsbedrijf 1994 (gebaseerd op de artikelen 67, 72, 95 en 100)
  
punt 2 betreffende artikel 20, eerste lid ERLBesluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994 (gebaseerd op artikel 68)
  
punt 2 betreffende artikel 20, tweede lid ERLBesluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994 (gebaseerd op artikel 68) en artikel 195, eerste lid
  
punt 3 betreffende artikel 20bis ERLBesluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994 (gebaseerd op artikel 68)
  
punt 4 betreffende artikel 24bis,Artikelen 137a, 138, eerste en tweede lid, 143a,
  
eerste en tweede lid ERL144, derde lid, 188, derde lid, 188b, eerste lid, 188c, eerste lid
  
punt 4 betreffende artikel 24bis, derde lid ERLArtikel 68, vierde lid en Besluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994 (gebaseerd op artikel 68)
  
punt 4 betreffende artikel 24bis, vierde lid ERLArtikel 68, zesde lid, 188b, eerste lid, 188c, eerste lid, 188d, vijfde lid en Besluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994 (gebaseerd op artikel 68)
  
punt 4 betreffende artikel 24bis, vijfde lid ERLArtikelen 77, vierde lid, 80, vierde lid, 83a, vierde lid, onderdeel e, 122, tweede, vierde en vijfde lid, 130, tweede lid
  
Artikel 2Overgangsbepaling, opgenomen in wijzigingswet
  
Artikel 3Omzettingsbepaling, behoeft naar zijn aard geen implementatie
  
Artikel 4Inwerkingtredingsbepaling, behoeft naar zijn aard geen implementatie
  
Artikel 5Bepaling betreft geadresseerden, behoeft naar zijn aard geen implementatie

1 De in de transponeringstabel genoemde lagere regelgeving wordt in de eerste helft van 2003 voor advies aan de Raad van State aangeboden.

BIJLAGE 2

Transponeringstabel

Van: Richtlijn 2002/13/EG betreffende de solvabiliteitsmargevereisten voor schadeverzekeringsondernemingen

Naar: Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 (Wtv 1993)

Bepalingen in Richtlijn 2002/13/EGBepalingen in de Wtv 1993 en andere regelingen
  
Artikel 1 
  
punt 1 betreffende artikel 3, eerste lid Eerste richtlijn schade (ERS)Besluit vrijgestelde waarborgmaatschappijen 1994(gebaseerd op artikel 20 aanhef en onderdeel a)1
  
punt 2 betreffende artikel 16, eerste lid ERSArtikel 68, eerste lid en Besluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994 (gebaseerd op artikel 68)
  
punt 2 betreffende artikel 16, tweede, derde, vierde en vijfde lid ERSBesluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994 (gebaseerd op artikel 68) en Besluit staten verzekeringsbedrijf 1994 (gebaseerd op de artikelen 67, 72, 95 en 100)
  
punt 3 betreffende artikel 16bis ERSBesluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994 (gebaseerd op artikel 68) en Besluit staten verzekeringsbedrijf 1994 (gebaseerd op de artikelen 67, 72, 95 en 100)
  
punt 4 betreffende artikel 17, eerste lid ERSArtikel 68, vierde lid en Besluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994 (gebaseerd op artikel 68)
  
punt 4 betreffende artikel 17, tweede lid ERSBesluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994 (gebaseerd op artikel 68) en artikel 195, eerste lid
  
punt 5 betreffende artikel 17bis ERSBesluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994 (gebaseerd op artikel 68)
  
punt 6Behoeft naar zijn aard geen implementatie
  
punt 7 betreffende artikel 20bis, eerste en tweede lidm ERSArtikelen 137a, 138, , 143a, eerste en tweede lid 144, derde lid, 188, derde lid, 188b, eerste lid, 188c, eerste lid
  
punt 7 betreffende artikel 20bis, derde lid ERSArtikel 68, vierde lid en Besluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994 (gebaseerd op artikel 68)
  
punt 7 betreffende artikel 20bis, vierde lid ERSArtikel 68, zesde lid, 188b, eerste lid, 188c, eerste lid, 188d, vijfde lid en Besluit solvabiliteitsmarge verzekeringsbedrijf 1994 (gebaseerd op artikel 68)
  
punt 7 betreffende artikel 20bis, vijfde lid ERSArtikelen 77, vierde lid, 80, vierde lid, 83a, vierde lid,onderdeel e, 122, tweede, vierde en vijfde lid, 130, tweede lid
  
Artikel 2Overgangsbepaling, opgenomen in wijzigingswet
  
Artikel 3Omzettingsbepaling, behoeft naar zijn aard geen implementatie
  
Artikel 4Inwerkingtredingsbepaling, behoeft naar zijn aard geen implementatie
  
Artikel 5Bepaling betreft geadresseerden, behoeft naar zijn aard geen implementatie

1 De in de transponeringstabel genoemde lagere regelgeving wordt in de eerste helft van 2003 voor advies aan de Raad van State aangeboden.


XNoot
1

Pb EG L 77/11 van 20 maart 2002.

XNoot
2

Pb EG L 77/17 van 20 maart 2002.

XNoot
3

COM (1999) 232, def. 11 mei 1999.

XNoot
1

Richtlijn 73/239/EEG.

XNoot
2

Richtlijn 79/267/EEG.

XNoot
3

Richtlijn 92/49/EEG PB L 228 van 11 augutus 1992, blz. 2.

XNoot
4

Richtlijn 92/96/EEG PB L 360 van 9 september 1992, blz. 1.

XNoot
5

COM (1997) 398, def. 24 juli 1997.

XNoot
1

Het wetsvoorstel spreekt in artikel 137a en artikel 143a van verzekeringnemers, verzekerden of gerechtigden op uitkeringen die betrokken zijn bij overeenkomsten van verzekering, gesloten door een verzekeraar. Voor het gemak wordt in de Memorie van Toelichting enkel gesproken over verzekeringnemers.

Naar boven