28 835
Wijziging van de Wet milieubeheer, de Wet openbaarheid van bestuur en enige andere wetten (Wet uitvoering Verdrag van Aarhus)

nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 3 november 2003

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel VI komt te luiden:

ARTIKEL VI

De Wet op de waterhuishouding wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4

1. Met betrekking tot de voorbereiding van de nota of een herziening daarvan is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.

2. Een ieder wordt in de gelegenheid gesteld gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zijn zienswijze omtrent het ontwerp bij Onze Ministers naar voren te brengen.

3. Met betrekking tot grensvormende of grensoverschrijdende wateren raadplegen Onze Ministers de ten aanzien van die wateren bevoegde Duitse of Belgische autoriteiten.

B

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Onze Minister geeft met betrekking tot de voorbereiding van het plan of een herziening daarvan toepassing aan de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure.

2. In het derde lid wordt «Duitse en Belgische autoriteiten» vervangen door: Duitse of Belgische autoriteiten.

3. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:

3. Een ieder wordt in de gelegenheid gesteld gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zijn zienswijze omtrent het ontwerp bij Onze Ministers naar voren te brengen.

C

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Provinciale staten stellen bij verordening nadere regelen met betrekking tot de voorbereiding van het plan en een herziening daarvan. Zij stellen daarbij in elk geval regels met betrekking tot:

a. de wijze waarop het ontwerp van het plan of een herziening daarvan in gemeenschappelijk overleg met de kwaliteitsbeheerders en kwantiteitsbeheerders die een beheersplan als bedoeld in artikel 9 vaststellen, wordt voorbereid;

b. de raadpleging van gedeputeerde staten van de aangrenzende provincies en, indien het plan betrekking heeft op grensvormende of grensoverschrijdende wateren, de ten aanzien van die wateren bevoegde Duitse of Belgische autoriteiten;

c. het betrekken van de ingezetenen van de provincie en de in de provincie een belang hebbende natuurlijke of rechtspersonen bij de voorbereiding van het plan of een herziening daarvan, op de wijze voorzien in de krachtens artikel 147 van de Provinciewet vastgestelde verordening.

2. Het vierde lid vervalt.

D

Artikel 9, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin wordt na «inrichting, voorbereiding en vaststelling van het beheersplan» ingevoegd: of een herziening daarvan.

2. Aan het slot van het lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Voorts regelen zij daarbij dat de in het beheersgebied woonachtige personen en in het beheersgebied een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van het plan of een herziening daarvan worden betrokken, op overeenkomstige wijze als voorzien in de krachtens artikel 147 van de Provinciewet vastgestelde verordening.

B

Onder vernummering van artikel XI tot artikel XIV worden na artikel X drie artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XI

Indien het bij koninklijke boodschap van 24 oktober 2002 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Brandweerwet 1985, de Wet rampen en zware ongevallen en de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen in verband met de bevordering van de kwaliteit van de rampenbestrijding door middel van een planmatige aanpak en de aanscherping van het provinciale toezicht en tot wijziging van de Wet ambulancevervoer (Wet kwaliteitsbevordering rampenbestrijding) (28 644) na tot wet te zijn verheven eerder in werking treedt dan het onderhavige wetsvoorstel, nadat dat tot wet is verheven, wordt het onderhavige wetsvoorstel als volgt gewijzigd:

1. In artikel I, onderdeel I, wordt in artikel 19.2, eerste lid, «artikel 2a» vervangen door: artikel 10b.

2. In de aanhef van artikel VII wordt «artikel 25a van de Wet rampen en zware ongevallen» vervangen door: artikel 10c van de Wet rampen en zware ongevallen.

ARTIKEL XII

Indien het onderhavige wetsvoorstel, nadat dat tot wet is verheven, eerder in werking treedt dan het bij koninklijke boodschap van 24 oktober 2002 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Brandweerwet 1985, de Wet rampen en zware ongevallen en de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen in verband met de bevordering van de kwaliteit van de rampenbestrijding door middel van een planmatige aanpak en de aanscherping van het provinciale toezicht en tot wijziging van de Wet ambulancevervoer (Wet kwaliteitsbevordering rampenbestrijding) (28 644), nadat dat tot wet is verheven:

1. Wordt in artikel II, onderdeel B, van laatstgenoemd wetsvoorstel artikel 10c als volgt gewijzigd:

a. De onderdelen a en b van het tweede lid komen te luiden:

a. het belang, bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder e, van de Wet openbaarheid van bestuur;

b. het belang, bedoeld in artikel 10, zevende lid, onder b, van de Wet openbaarheid van bestuur, voorzover het betreft het voorkomen van sabotage.

b. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. In afwijking van het vijfde lid is, voorzover het gaat om milieu-informatie als bedoeld in artikel 19.1a van de Wet milieubeheer, artikel 10, zevende lid, aanhef en onder b, van de Wet openbaarheid van bestuur uitsluitend van toepassing voorzover het gegevens betreft die afbreuk kunnen doen aan de mogelijkheid van het voorkomen van sabotage.

2. Wordt aan artikel V van laatstgenoemd wetsvoorstel een onderdeel toegevoegd, luidende:

F

In artikel 19.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer wordt «artikel 2a» vervangen door: artikel 10b.

3. Vervalt artikel VII van het onderhavige wetsvoorstel.

ARTIKEL XIII

Indien het bij koninklijke boodschap van 5 maart 2003 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de waterhuishouding en de Wet milieubeheer ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG L 327) (Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water) (28 808) na tot wet te zijn verheven, eerder in werking treedt dan het onderhavige wetsvoorstel, nadat dat tot wet is verheven, vervalt artikel VI van het onderhavige wetsvoorstel.

Toelichting

De in deze nota van wijziging opgenomen wijzigingen zijn overwegend technisch van aard en betreffen de afstemming op andere wetsvoorstellen. De wijzigingen worden hieronder toegelicht.

Onderdeel A en onderdeel B (artikel XIII) voorzien in de afstemming van het onderhavige wetsvoorstel op het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de waterhuishouding en de Wet milieubeheer ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG L 327) (Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water) (Kamerstukken II 2002/03, 28 808, nrs. 1–2). In artikel VI van het onderhavige wetsvoorstel waren, vooruitlopend op de implementatie van de EG-kaderrichtlijn water, enkele voorzieningen opgenomen om inspraak bij de voorbereiding van enkele plannen op het terrein van de waterhuishouding wettelijk te regelen omdat dat in het kader van ratificatie van het Verdrag van Aarhus minimaal noodzakelijk is. Inmiddels is als gezegd een wetsvoorstel tot implementatie van de EG-kaderrichtlijn water bij de Tweede Kamer ingediend. De inspraak waarin de EG-kaderrichtlijn water voorziet, is reeds in overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag van Aarhus, met name artikel 7. Laatstgenoemd wetsvoorstel bevat ten aanzien van in de EG-kaderrichtlijn water voorgeschreven planvormen een meer uitgewerkte regeling van bedoelde inspraak. De betreffende bepalingen van de Wet op de waterhuishouding worden ook gewijzigd in onderhavig wetsvoorstel. Gelet op deze samenloop is nadere onderlinge afstemming van beide wetsvoorstellen noodzakelijk.

Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe de ingevolge het Verdrag van Aarhus minimaal vereiste inspraakvoorzieningen voor wat betreft enkele plannen op het terrein van de waterhuishouding aan te brengen (artikel VI). Hiervoor is gekozen omdat ratificatie van het verdrag anders onnodig zou worden vertraagd. De onderhavige nota van wijziging strekt ertoe artikel VI op een beperkt aantal punten in overeenstemming te brengen met de inhoud van het wetsvoorstel tot implementatie van de EG-kaderrichtlijn water.

Indien de uitvoeringswetgeving inzake het Verdrag van Aarhus eerder in werking treedt dan de implementatiewetgeving inzake de EG-kaderrichtlijn water, zullen dus eerst enige tijd de vanwege het verdrag minimaal noodzakelijke inspraakvoorzieningen gelden, waarna deze beperkte voorzieningen zullen worden gecontinueerd en uitgebouwd met de regeling op grond van de EG-kaderrichtlijn water.

Indien de wetgeving tot implementatie van de EG-kaderrichtlijn water eerder in werking treedt dan het onderhavige wetsvoorstel, nadat dat tot wet is verheven, kan artikel VI van het onderhavige wetsvoorstel vervallen (artikel XIII). Alle voor ratificatie van het Verdrag van Aarhus noodzakelijke aanpassingen van de Wet op de waterhuishouding zijn dan immers al gerealiseerd.

Deze benadering sluit aan bij de wens van de regering het verdrag spoedig te ratificeren, waarbij tevens een soepele overgang wordt gewaarborgd naar de implementatie van de EG-kaderrichtlijn water die leidend is bij de vormgeving van het inspraakvoorzieningen bij de voorbereiding van plannen op het terrein van de waterhuishouding (memorie van toelichting; Kamerstukken II 2002/03, 28 835, nr. 3, p. 36–37). Voor wat betreft de inhoud van die inspraakvoorzieningen wordt verwezen naar de toelichting bij de nota van wijziging op het wetsvoorstel tot implementatie van de EG-kaderrichtlijn water (Kamerstukken II 2002/03, 28 808, nr. 7).

Onderdeel B (artikelen XI en XII) voorziet in de technische afstemming van het onderhavige wetsvoorstel met het voorstel van wet tot wijziging van de Brandweerwet 1985, de Wet rampen en zware ongevallen en de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen in verband met de bevordering van de kwaliteit van de rampenbestrijding door middel van een planmatige aanpak en de aanscherping van het provinciale toezicht en tot wijziging van de Wet ambulancevervoer (Wet kwaliteitsbevordering rampenbestrijding) (Kamerstukken I 2002/03, 28 644, nr. 307). De in het eerstgenoemde wetsvoorstel voorgestelde artikelen 10b onderscheidenlijk 10c van de Wet rampen en zware ongevallen komen overeen met de artikelen 2a onderscheidenlijk 25a van de Wet rampen en zware ongevallen zoals die wet thans luidt.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Naar boven