28 834
Goedkeuring van het op 25 juni 1998 te Aarhus totstandgekomen Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 16 juli 2003

Algemeen

De regering heeft met instemming kennisgenomen van het feit dat de leden van de fracties van CDA en VVD de doelstellingen van het Verdrag van Aarhus (verder te noemen: het Verdrag) onderschrijven. Blijkens artikel 1 van het Verdrag gaat het hierbij om het waarborgen van de voor burgers gewaarborgde rechten betreffende de drie pijlers waarop het Verdrag rust (toegang tot milieu-informatie, inspraak bij besluitvorming met betrekking tot het milieu en toegang tot de rechter in milieuaangelegenheden), waardoor een belangrijke bijdrage wordt geleverd aan de bescherming van het recht van elke burger van zowel de huidige als toekomstige generaties, om te leven in een milieu dat passend is voor zijn of haar gezondheid en welzijn.

De leden van de PvdA-fractie merkten daarnaast terecht nog op dat het wetsvoorstel tot uitvoering van het Verdrag van Aarhus (Kamerstukken II 2002/03, 28 835, nrs. 1–3) slechts een technische uitwerking behelst van hetgeen in het Verdrag is bepaald.

Omdat deze uitwerking een beperkte strekking heeft, is het naar mijn oordeel mogelijk de door deze leden bepleite spoedige ratificatie van het Verdrag te realiseren.

Hieronder beantwoord ik, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, de vragen die door de leden van de fracties van CDA en VVD zijn gesteld.

Gevolgen van het Verdrag voor de Europese Unie

Naar aanleiding van de vraag van de leden van de CDA-fractie merk ik op dat naar aanleiding van het advies van de Raad van State, waarin de Raad verzoekt om uitvoeriger te motiveren waarom ratificatie niet kan wachten op totstandkoming van de EG-richtlijnen ter implementatie van de eerste en tweede pijler van het Verdrag, de memorie van toelichting op dit punt is aangepast.

Op verzoek van de leden van de CDA-fractie geef ik onderstaand allereerst een overzicht van de protocollen en richtsnoeren die in het kader van de uitbouw van het Verdrag zijn geagendeerd. Hiermee beantwoord ik tevens een soortgelijke vraag die werd gesteld door de leden van de VVD-fractie.

Protocol on Pollutant Release and Transfer Registers (PRTR-Protocol)

Dit protocol gaat over registratiesystemen inzake de emissie en verplaatsing van verontreinigende stoffen. Het is een uitwerking van artikel 5, negende lid, van het Verdrag, waarin is aangegeven dat Partijen stappen zullen nemen om coherente emissieregistratiesystemen in te stellen. Het doel van dit protocol is om de toegang van het publiek tot informatie te vergroten door het oprichten van coherente, geïntegreerde, nationale emissieregistratiesystemen. Deze emissieregistratiesystemen kunnen publieke participatie bij besluitvorming in milieuaangelegenheden faciliteren en bijdragen aan het voorkomen en terugbrengen van milieuvervuiling.

De tekst van het PRTR-Protocol is door de buitengewone Bijeenkomst van Partijen bij het Verdrag vastgesteld in de context van de 5e Ministeriële Conferentie «Environment for Europe» (21 tot en met 23 mei 2003 te Kiev). Het Protocol werd vervolgens voor 36 staten, waaronder het Koninkrijk der Nederlanden, en voor de Europese Unie ondertekend.

Protocol on Strategic Environmental Assessment (SEA-Protocol)

Dit protocol gaat over strategische milieubeoordeling. Het is een protocol bij het op 25 februari 1991 te Espoo totstandgekomen Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband (Espoo-Verdrag; Trb. 1991, 104). Het vormt tevens een uitwerking van de artikelen 7 en 8 van het Verdrag over publieke participatie bij plannen, programma's, beleid en wetgeving met betrekking tot het milieu. Het doel van het SEA-Protocol is het verschaffen van een hoog niveau van bescherming van het milieu, inclusief gezondheid, met name door (a) te verzekeren dat milieuoverwegingen, inclusief gezondheid, in ogenschouw worden genomen bij de ontwikkeling van plannen en programma's, (b) bij te dragen aan het betrekken van milieuaspecten, inclusief gezondheid, in de voorbereiding van beleid en wetgeving, (c) het vaststellen van duidelijke, transparante en effectieve procedures voor strategische milieubeoordeling, en (d) hiermee milieuaspecten, inclusief gezondheid, te integreren in maatregelen en instrumenten die versterking van duurzame ontwikkeling beogen.

De tekst van het SEA-Protocol is door de Buitengewone Bijeenkomst van Partijen bij het Espoo-Verdrag vastgesteld in de context van de 5e Ministeriële Conferentie «Environment for Europe» (21 tot en met 23 mei 2003 te Kiev). Het Protocol werd vervolgens voor 35 staten, waaronder het Koninkrijk der Nederlanden, en voor de Europese Unie ondertekend.

Guidelines on Genetically Modified Organisms

De richtsnoeren zijn een nadere uitwerking van artikel 6, elfde lid, van het Verdrag. Deze bepaling gaat over inspraak in de besluitvorming bij doelbewuste introductie in het milieu van genetisch gemodificeerde organismes (GGO's). Nederland heeft de totstandkoming van juridisch niet bindende richtsnoeren tijdens de Eerste Bijeenkomst van Partijen van het Verdrag (Lucca, oktober 2002) gesteund als eerste stap; vervolgens wordt bezien of dit instrument volstaat. Tijdens de Eerste Bijeenkomst van Partijen is een Werkgroep ingesteld die als taak heeft om verder te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn voor een juridisch bindende benadering voor de toepassing van het Verdrag op het gebied van GGO's.

De leden van de CDA-fractie vroegen de regering meer zicht te geven op de termijnen waarbinnen eerdergenoemde EG-richtlijnen totstandkomen. Ook de leden van de VVD-fractie vroegen hiernaar.

In dit verband merk ik op dat inmiddels de EG-richtlijnen waarbij de eerste en tweede pijler van het Verdrag op communautair niveau worden geïmplementeerd, zijn vastgesteld.1 Naar verwachting zal de Commissie van de Europese Gemeenschappen nog in 2003 een voorstel voor een richtlijn inzake toegang tot de rechter (derde pijler) indienen.2 De totstandkoming van die richtlijn zal echter naar verwachting niet eenvoudig verlopen gelet op de fundamentele vragen die nog voorliggen met betrekking tot met name de subsidiariteit.

Zoals in het nader rapport is aangegeven, heeft de regering er mede voor gekozen het onderhavige wetsvoorstel spoedig in procedure te brengen om tijdens de buitengewone vergadering van Partijen in Kiev een politiek signaal af te geven van de betrokkenheid van Nederland bij het Verdrag, hetgeen de onderhandelingspositie van ons land ten goede komt. Inmiddels zijn de EG-richtlijnen inzake de eerste en tweede pijler vastgesteld. Beide richtlijnen bevatten een implementatietermijn van 24 maanden. Gebleken is dat implementatie van deze richtlijnen nog een beperkt aantal wijzigingen vergt van het openbaarheids- en inspraakregime zoals dat komt te luiden ingevolge het wetsvoorstel tot uitvoering van het Verdrag van Aarhus.

Wat betreft de door de leden van de VVD-fractie aangehaalde voortrekkersrol van Nederland merk ik nog op dat deze rol met name betrekking had op de fase van totstandkoming van het Verdrag en dat deze losstaat van de juridische verplichting om het Verdrag op goede wijze uit te voeren in de Nederlandse wetgeving.

Gevolgen van het Verdrag voor Nederland

Naar aanleiding van de opmerkingen van de leden van de fracties van CDA en VVD spreek ik de hoop uit dat deze leden de beantwoording van de vragen die door hen zijn gesteld in het kader van het wetsvoorstel tot uitvoering van het Verdrag van Aarhus afdoende achten.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel


XNoot
1

Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van Richtlijn 90/313/EEG van de Raad (PbEG L 41) en Richtlijn 2003/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 tot voorziening in inspraak van het publiek in de opstelling van bepaalde plannen en programma's betreffende het milieu en, met betrekking tot inspraak van het publiek en toegang tot de rechter, tot wijziging van de Richtlijnen 85/337/EEG en 96/61/EG van de Raad (PbEU L 156).

XNoot
2

Zie verklaring van de Commissie, PbEU L 156/25.

Naar boven