28 824
Landelijk Kader Nederlandse Politie

nr. 31
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 november 2006

Het kabinet heeft zich in het Veiligheidsprogramma ten doel gesteld om de criminaliteit en de overlast in de publieke ruimte te verminderen met als achterliggende doelstelling zowel de objectieve veiligheid als het (subjectieve) veiligheidsgevoel van de burger te verbeteren. Met de regionale politiekorpsen, het KLPD en de Politieacademie zijn daartoe convenanten afgesloten om hier mede uitvoering aan te geven.

In de maanden mei, juni en juli van 2006 zijn met alle regionale politiekorpsen, de Politieacademie en met het Korps Landelijke Politie Diensten (KLPD) gesprekken gevoerd over de voortgang en uitvoering van de convenanten. In onze brief zullen wij eerst op hoofdlijnen ingegaan op de criminaliteitsontwikkeling en (on)veiligheidsgevoelens. Vervolgens wordt aandacht besteed aan relevante ontwikkelingen ten aanzien van de verschillende prestatie-indicatoren uit de convenanten en geconstateerde knelpunten daarbij. Voor zover mogelijk zijn oplossingen aangedragen, hierop wordt ook ingegaan. Verder wordt kort teruggeblikt op datgene wat tijdens de gesprekken met de korpsen aan de orde is geweest in het kader van de toekomst van de prestatieafspraken. Tevens stellen wij u met deze brief op de hoogte van het besluit inzake de prestatiebekostiging, gebaseerd op de resultaten van de politiekorpsen en het KLPD over het jaar 2005.

Landelijk beeld veiligheidsontwikkeling1

Ook in 2005 is de veiligheidssituatie in Nederland verbeterd. Zo is in de periode sinds 2002 het slachtofferschap van vermogenscriminaliteit met 9,3% gedaald en dat van geweldscriminaliteit met 10,8%. Uit de Veiligheidsmonitor Rijk (VMR) 2006 blijkt dat deze dalende trend zich ook in de periode 2005–2006 voortzet. Het percentage burgers dat zich wel eens onveilig voelt is in diezelfde periode gedaald van 30,8 naar 24%. Ook hier laat de VMR 2006 een verbetering zien voor de periode 2005–2006: een daling van 27% naar 23,7%. Ook de ervaren overlast en verloedering zijn duidelijk minder dan in 2002, zij het dat recent sprake lijkt te zijn van een stabilisatie op het niveau van 2005.

Landelijk beeld resultaten prestatie-indicatoren

Het landelijk beeld van de in 2005 behaalde resultaten is over het algemeen positief te noemen. Ten opzichte van 2004 zijn in 2005 de prestaties op de meeste indicatoren verbeterd.

De prestaties van de korpsen aangaande het voldoen aan de Kalsbeeknorm (doorlooptijd aanlevering minderjarige verdachten) laten landelijk een duidelijke stijging zien. Om de norm te realiseren zullen veel individuele korpsen hieraan verdere aandacht moeten besteden.

Alle korpsen realiseren een goede score op de indicatoren die de telefonische bereikbaarheid van 1-1-2 meten. De bereikbaarheid van het landelijk telefoonnummer politie (0900-8844) behoeft nog wel aandacht.

Bij alle korpsen is op de indicator «beschikbaarheid» een stijging zichtbaar, waarbij het overgrote deel van de korpsen in 2005 de streefwaarde voor 2006 al heeft gerealiseerd.

In 2004 was de streefwaarde voor de indicator «boetes en transacties voortkomende uit staandehoudingen» al ruimschoots overtroffen. In 2005 zitten de korpsen nog steeds ruim boven de einddoelstelling.

Het ziekteverzuim ligt in 2005 ruim onder de streefwaarden. Dit heeft tevens een positief effect op de indicator «doelmatigheid». Op deze indicator wordt dan ook door alle korpsen goed gescoord.

Prestatie-indicatoren met stagnatie

In de gesprekken met de korpsen is ook een drietal aandachtspunten naar voren gekomen.

Verdachten OM

Het aanleveren van verdachten aan het Openbaar Ministerie (OM) is voor een groot aantal korpsen een aandachtspunt geworden. Na een stijgende productie in de jaren 2003 en 2004, is het aantal «aan het OM aangeleverde zaken met bekende dader» (kortweg «verdachten OM») in 2005 landelijk licht afgenomen ten opzichte van 2004. Om dit te kunnen verklaren is onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek beslaat een onderzoek uitgevoerd door bureau Andersson Elffers Felix (AEF), een contra-expertise door de ministeries van BZK en Justitie, in samenwerking met het OM, en een expertmeeting met wetenschappers en vertegenwoordigers vanuit korpsen. Omdat er belangrijke verschillen zijn tussen korpsen bij het realiseren van de streefwaardes, heeft het onderzoek zich vooral gericht op het verklaren van de verschillen tussen de resultaten van korpsen. Hieronder volgen de belangrijkste uitkomsten van dit onderzoek.

Een van de belangrijkste verklaringen voor de verschillen tussen de korpsen is de wijziging van de gemiddelde zwaarte van de zaken in de korpsen. Dat betekent niet dat deze korpsen zwaardere zaken laten liggen. Het aantal zware zaken is in deze korpsen niet gedaald, maar zij hebben daar bovenop meer (relatief) lichtere zaken opgepakt, waardoor de gemiddelde zwaarte van alle zaken in het korps is afgenomen. Het gaat hier bijvoorbeeld om een toename in zaken als rijden onder invloed.

Ook de wijziging van de personeelscapaciteit van een korps speelt een rol. Regiokorpsen waarvan de personele capaciteit in een bepaald tijdvak sterk is gegroeid, hebben in die periode een verhoudingsgewijs grotere productiegroei gerealiseerd en omgekeerd. Daarnaast hadden korpsen die in de eerste twee jaar van de convenantperiode al een relatief hoge groei van de productie hebben gerealiseerd, meer moeite om in de meest recente periode hun productie verder te laten groeien. Korpsen met een relatief forse productiegroei op het vlak van «verdachten OM» hebben het doorgaans ook goed gedaan bij de aanlevering van kanton- en Halt-zaken. Dit ondersteunt een verklarende factor die vanuit verschillende korpsen werd aangedragen, namelijk dat sturing in een korps van groot belang is voor het realiseren van de prestatieafspraken. Wijzigingen in de omvang van de criminaliteit in een politieregio spelen een beperkte rol.

Tevredenheid

De indicator «tevredenheid over het laatste politiecontact» laat landelijk een slechts beperkte stijging zien en blijft daardoor nog ruim onder de doelstelling van 2006. Tevredenheid staat zeer prominent op de agenda van de korpsen. Vrijwel alle korpsen geven aan veel gerichte aandacht te besteden aan het onderwerp, maar helaas leidt dit niet altijd tot het gewenste resultaat. Tot nu toe werd de tevredenheid over het laatste politiecontact gemeten via de Politiemonitor Bevolking (PMB). Vanaf 2007 zal deze monitor niet meer worden uitgevoerd. De tevredenheid zal vanaf nu worden beoordeeld aan de hand van de nieuwe monitor, de Veiligheidsmonitor Rijk. Dit geldt uiteraard eveneens voor de beschikbaarheid, die tot op heden ook werd beoordeeld aan de hand van de PMB.

Inname geweldsmiddelen

Afgelopen jaar bleek dat het percentage voor de inname van geweldsmiddelen bij medewerkers die zakken voor de toetsen in het kader van de RTGP laag was. Aan de korpsen is daarom gevraagd aan te geven of deze lage innamecijfers betekenen dat er daadwerkelijk niet wordt ingenomen of dat er wel ingenomen wordt, maar niet geregistreerd. Inmiddels hebben alle korpsen verantwoording afgelegd over het innamebeleid en waar nodig verbeterpunten geïnitieerd. Voorwaarde voor succes lijkt in vele gevallen te zijn dat er voldoende sturing plaats vindt vanuit de korpsleiding.

Invulling indicator «vreemdelingentoezicht»

Voor de indicator «vreemdelingentoezicht» heeft in 2005 en in een deel van 2006 een andere invulling plaats gevonden. In 2005 is voor het eerst met een geoperationaliseerde resultaatafspraak gewerkt ten aanzien van eerste- en tweedelijns onderzoeken ter vaststelling van de identiteit. De indicator zal voor de prestatiebekostiging pas meetellen over het jaar 2006, omdat deze pas in de loop van 2005 is geoperationaliseerd en de korpsen er daarom niet het gehele jaar op hebben kunnen sturen. De behaalde resultaten vormen echter wel vast onderdeel van de jaarlijkse convenantgesprekken.

Prestatiebekostiging 2005

Op basis van de resultaten in 2005, de beschikbare prestatie-indicatoren en het vastgestelde jaarlijkse groeipad naar de resultaatsafspraken in 2006 (in 2005 moet een minimale realisatie van de resultaatsafspraken voor 2006 van gemiddeld 0,65 zijn bereikt), komen alle regionale politiekorpsen en KLPD in aanmerking voor prestatiebekostiging. Op basis van deze resultaten worden aan de korpsen en KLPD de in de bijlage opgenomen bedragen toegekend in het kader van de prestatiebekostiging over 2005.

Toekomst prestatieafspraken

Tijdens de gesprekken is ook gesproken over de toekomst van de prestatieafspraken. Op 9 oktober jl. is het Landelijk Kader Nederlandse Politie 2007 ondertekend. In de afgelopen periode zijn gesprekken met de korpsen gevoerd om te komen tot doorvertaling en invulling van de regionale convenanten. Uw Kamer zal, wanneer alle convenanten voor het jaar 2007 ondertekend zijn, deze in afschrift ontvangen.

Tot slot

Terugkijkend naar de doelstelling uit het Veiligheidsprogramma om de criminaliteit en de overlast in de publieke ruimte te verminderen, zijn wij ervan overtuigd dat het nog steeds de goede richting opgaat. Het verheugt ons dat op basis van de prestaties in 2005 alle korpsen in aanmerking komen voor uitkering van de prestatiebekostiging.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

BIJLAGE

kst-28824-31-1.gif

XNoot
1

Zie ook de 8e voortgangsrapportage van het programma «Naar een veiliger samenleving», bijlage bij: Tweede Kamer vergaderjaar 2006–2007, 28 684, nr. 92.

Naar boven