28 824
Landelijk Kader Nederlandse Politie

nr. 30
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 november 2006

Op 9 oktober jl. hebben wij met de voorzitter van het Korpsbeheerdersberaad het Landelijk Kader Nederlandse Politie 2007 ondertekend. Dit Landelijk Kader bieden wij uw Kamer graag aan.1,  2

Het Landelijk Kader bevat de prestatieafspraken met de politie voor 2007 en geldt in beginsel voor één jaar. De afspraken in het Landelijk Kader vormen een evenwichtig samenstel van maatregelen op de onderdelen opsporing, toezicht & handhaving, dienstverlening en kwaliteit van de politieorganisatie. De afspraken bouwen voort op de afspraken van het Landelijk Kader Nederlandse Politie 2003–2006. Met die afspraken werd helder gemaakt waar de politie ieder geval op zou worden aangesproken. De politiekorpsen zijn hiermee in 2003 voortvarend aan de slag gegaan. Sturing op resultaten kreeg daardoor binnen de politiekorpsen een kwaliteitsimpuls. De resultaten van het LKNP 2003–2006 zijn tot nu toe overwegend positief en hebben in alle gevallen geleid tot betere prestaties. Voorbeelden hiervan zijn de resultaatafspraken op het terrein van de telefonische bereikbaarheid en het oordeel van de burgers over de beschikbaarheid van de politie. Sommige afspraken laten wel een toename in positieve zin zien, maar blijven (nog) achter bij de afgesproken streefwaarden. Het LKNP 2003–2006 heeft zeker de processen bínnen de politie meer op orde gebracht. Zo is het ziekteverzuim fors gedaald en is de politie doelmatiger gaan werken.

Het werken met prestatieafspraken is tot dusver succesvol te noemen. Maar kritiek was er ook. In de uitwerking zou de politie alleen nog oog hebben gehad voor de aantallen; als het om de boetes en transacties voortkomende uit staandehoudingen ging bijvoorbeeld. Nu blijkt uit onderzoek in opdracht van de commissie Politie & Wetenschap3 dat dit niet tot perverse effecten heeft geleid. Bovenal is, door de prestatieafspraken, het uitschrijven van een bon weer een normaal onderdeel van politievak geworden. In dit licht is het niet langer nodig dat er landelijk nog op boetes wordt gestuurd. Het realiseren van boetes en transacties voortkomende uit staandehoudingen maakt dan ook niet langer deel uit van de nieuwe prestatieafspraken.

Gelet op het voorgaande hebben kwalitatieve afspraken in het nieuwe Landelijk Kader een belangrijke plaats gekregen. Zo gaan korpsen, ter verbetering van de kwaliteit, hun analyses van de criminaliteit onderling benchmarken. Ook is er evenwicht aangebracht tussen repressieve en preventieve politiezorg. Overlast is wat burgers in de directe leefomgeving raakt. De politie zal samen met de partners in de wijken overlast bestrijden en ook kleine overtredingen aanpakken. Gebiedsgebonden politiezorg krijgt een prominente plaats in het politiewerk. De korpsen worden aanspreekbaar op de kwaliteit van de informatie over veiligheid in de wijk, zodat op basis van die signalering gemeenten in staat zijn om hun rol ten aanzien van veiligheidsbeleid goed op te pakken.

Op het gebied van de opsporing komen er programma’s voor de bestrijding van financieel-economische criminaliteit en cybercrime. Daarnaast zal er meer aandacht worden besteed aan de aanpak van zware en georganiseerde criminaliteit. Het discriminatiebeleid wordt regelmatig onderwerp van gesprek tussen politie en Openbaar Ministerie. De afspraak met de politiekorpsen om 40 000 extra verdachten bij het Openbaar Ministerie aan te brengen, zoals gemaakt in het LKNP 2003–2006, wordt in 2007 doorgetrokken.

Er is ook aandacht voor de kwaliteit van de politieorganisatie. Wil de politie effectief werken, dan moeten prestaties en zorg voor het personeel in balans zijn. Pas dan kan de politie blijvend hoge prestaties leveren. Dus: aandacht voor de kwaliteit van het personeel én voor de omstandigheden waarin dat personeel werkt.

In het Landelijk Kader Nederlandse Politie 2007 krijgen de korpsen de ruimte om te experimenteren. De experimenten kunnen leiden tot nieuwe standaarden voor de politie en kunnen worden opgenomen in een volgende generatie prestatieafspraken. Samenwerking met ketenpartners en het vergroten van het vertrouwen van de burger in de lokale politiezorg zijn daarbij belangrijke uitgangspunten. Een aantal korpsen wil als experiment het vertrouwen van de burger in de lokale politiezorg als indicator voor hun prestaties opnemen.

Wij constateren dat het proces van de totstandkoming van de afspraken langdurig is geweest, vooral omdat wij met alle korpsbeheerders tot volledige overeenstemming moesten zien te komen. Het verheugt ons dat dit, met inspanning van alle partijen, is gelukt. Wel vinden wij dat het mogelijk moet zijn om als ministers, als het erop aankomt, knopen door te hakken over de landelijke prioriteiten van de politie. Om die reden hopen wij dat het voorstel tot wijziging van de Politiewet 1993 in verband met het versterken van de bevoegdheden op rijksniveau ten aanzien van de politie spoedig tot wet zal worden verheven. Dit voorstel is thans in behandeling bij de Eerste Kamer.

Met nieuwe prestatieafspraken maakt de politie meer transparant waar ze, als het om nationale prioriteiten gaat, op afgerekend wordt. Niet alleen op straat maar ook in de manier waarop ze verantwoording aflegt, is de politie een front-line organisatie. En dat is een prestatie op zich.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Over ons voornemen om na afloop van het Landelijk Kader Nederlandse Politie 2003–2006 nieuwe afspraken met de politie te maken hebben wij u op 7 juni 2006 (Kamerstuk 28 284, nr. 28) geïnformeerd.

XNoot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
3

Over de uitkomsten van de evaluatie in opdracht van de commissie Politie & Wetenschap bent u door de minister van BZK bij brief met kenmerk 2006–227393 op 25 september 2006 geïnformeerd.

Naar boven