28 818
Wijziging van de Meststoffenwet en van de Wet herstructurering varkenshouderij in verband met het schrappen van de tweede generieke korting en het aanbrengen van enkele praktische verbeteringen

nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 27 mei 2003

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In de considerans wordt «en om in de Wet herstructurering varkenshouderij;» vervangen door: en om in de Wet herstructurering varkenshouderij de tweede generieke korting te schrappen;.

B

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

1. Na onderdeel B wordt het volgende onderdeel ingevoegd:

Ba

In artikel 43, eerste lid, van de Meststoffenwet wordt «de voorgaande drie kalenderjaren» vervangen door: de voorgaande zes kalenderjaren.

2. Na onderdeel Q wordt het volgende onderdeel toegevoegd:

R

Bijlage D bij de Meststoffenwet wordt als volgt gewijzigd:

a. Tabel IV komt voor de diersoort varkens te luiden:

DiersoortDiercategorieHoe veelheid fosfaat onderscheidenlijk stikstof – in kilogrammen – per dier
  Kg fosfaatkg stikstof
II Varkens   
 Pasgeboren biggen0,020,02
 Pas gespeende biggen van ca. 6 weken0,130,27
 Biggen, geleverd op ca. 10 weken, van ca. 25 kg0,310,63
 Vleesvarkens1,372,80
 Fokzeugen (ten minste eenmaal gedekt;guste zeugen;gedekte maar nog niet drachtige zeugen;zeugen waarvan de biggen zijn gespeend)2,515,10
 Opfokzeugen en -beren, van ca. 25 kg, tot ca. 7 maanden1,533,11
 Fokberen, van ca. 7 maanden en ouder3,687,47
 Slachtzeugen2,515,10

b. Tabel IVa komt voor de diersoort varkens te luiden:

DiersoortDiercategorieHoeveelheid fosfaat onderscheidenlijk stikstof in kilogrammen levend gewicht
  kg fosfaatkg stikstof
II Varkens   
 Pasgeboren biggen0,01410,0187
 Pas gespeende biggen van ca. 6 weken0,01220,0245
 Biggen, geleverd op ca. 10 weken, van ca. 25 kg0,01220,0248
 Opfokzeugen en -beren, van ca. 25 kg, tot ca. 7 maanden0,01230,0249
 Overige categorieën0,01230,0250

C

Na artikel II wordt het volgende artikel ingevoegd:

ARTIKEL IIA

1. Indien toepassing van artikel I, onderdeel R, voor de jaren 1998 tot en met 2002 leidt tot een lagere belastbare hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof, kan de aangifte of de naheffingsaanslag door de inspecteur worden herzien bij voor bezwaar vatbare beschikking.

2. De in het eerste lid bedoelde herziening kan worden bepaald op basis van het gemiddelde aantal in het desbetreffende kalenderjaar op het bedrijf gehouden varkens van de onderscheiden diercategorieën, genoemd in bijlage A bij de Meststoffenwet, en op basis van bij ministeriële regeling vast te stellen correctiefactoren, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, onderscheidenlijk stikstof.

D

In artikel IV wordt, onder vernummering van het vierde tot vijfde lid, het volgende lid ingevoegd:

4. Artikel I, onderdeel R, werkt terug tot en met 1 januari 1998, met uitzondering van de hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof dievoor de diercategorie pasgeboren biggen is opgenomen in de tabel, genoemd in onderdeel a, onderscheidenlijk onderdeel b.

Toelichting

In deze toelichting ga ik, in overeenstemming met mijn ambtgenoot van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, in op de wijzigingen in het wetsvoorstel.

1. Wijziging considerans

De ingediende versie van het wetsvoorstel bevat abusievelijk een onvolledige considerans. Met de onderhavige nota van wijziging wordt deze omissie rechtgezet (onderdeel A).

2. Voorzieningen om onbedoelde heffingen te voorkomen

Bij de aangifte in het kader van het in hoofdstuk IV van de Meststoffenwet neergelegde stelsel van regulerende mineralenheffingen moet onder meer worden opgegeven hoeveel mineralen in dieren in het desbetreffende kalenderjaar van het bedrijf zijn afgevoerd. Dat gebeurt aan de hand van forfaitaire normen die in de tabellen IV en IVa van bijlage D van de Meststoffenwet zijn opgenomen. Tabel IV bevat voor de aan- en afvoerpost «dieren» de forfaitaire fosfaat- en stikstofgehaltes voor de diverse diercategorieën uitgedrukt in kilogrammen fosfaat onderscheidenlijk stikstof per dier; tabel IVa bevat de voor de onderscheiden diercategorieën geldende forfaitaire fosfaat- en stikstofgehaltes uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, onderscheidenlijk stikstof per kilogram levend gewicht.

In de praktijk zijn veel varkenshouders met weinig of geen grond, die alle mest van hun bedrijf hadden afgevoerd en een sluitende mineralenbalans hadden moeten hebben, toch met mineralenheffingen geconfronteerd. Bij deze bedrijven kan geen sprake zijn van een te hoog gebruik van dierlijke meststoffen op eigen grond, nog daargelaten dat het afvoeren van mest goedkoper is dan het betalen van een heffing.

Gebleken is dat die heffingen het gevolg zijn van onnauwkeurigheden in de hoogte van de forfaits voor varkens en bij de bemonstering van dierlijke meststoffen.

Eerstgenoemde onnauwkeurigheden betreffen de forfaitaire gehaltes aan fosfaat en stikstof in varkens. In opdracht van de voormalige Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij verricht onderzoek door ID TNO Diervoeding wijst uit dat de werkelijke gehaltes aan fosfaat en stikstof in varkens, met uitzondering van pasgeboren biggen, hoger zijn dan de in de Meststoffenwet opgenomen forfaits (Rapport ID-Lelystad van december 2002, nr. 2222). Dit leidt ertoe dat varkenshouders ten onrechte heffing zijn verschuldigd over mineralen, die niet naar het milieu verloren zijn gegaan, maar in de varkens zelf zijn vastgelegd.

De genoemde onnauwkeurigheden bij bemonstering betreffen de variaties in analyse-uitslagen die bij de mestbemonstering kunnen optreden. Uit een door een werkgroep met betrokkenheid van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, onderzoeksinstellingen, LTO Nederland en de Nederlandse Vakbond voor Varkenshouders verrichte analyse van alle aan- en afvoerposten van het stelsel van regulerende mineralenheffingen is namelijk gebleken dat er grote variaties bij de mestbemonstering kunnen optreden als gevolg van toevallige fouten die eigen zijn aan de wijze van meten (rapport van maart 2003). Soms vallen de analyse-uitslagen hierdoor te hoog uit, soms te laag. Bij middeling van de uitslagen worden die uitschieters evenwel ondervangen. De huidige termijn van drie jaar voor verrekening ingevolge artikel 43 van de Meststoffenwet van een saldo met een heffing uit het verleden is evenwel niet altijd toereikend voor middeling gebleken, met als gevolg dat de desbetreffende agrariërs alsnog met een heffing worden geconfronteerd.

Als oplossing voor de bedrijven die geconfronteerd zijn met onbedoelde heffingen stel ik daarom de volgende twee voorzieningen voor, die ik de Tweede Kamer heb aangekondigd bij brief van 21 februari jl. (Kamerstukken II 2002/03, 28 385, nr. 16).

Allereerst stel ik voor de forfaits met betrekking tot de diersoort varken, met uitzondering van de diercategorie pasgeboren biggen, in de tabellen IV en IVa van bijlage D te verhogen (onderdeel B, tweede lid). De forfaits voor de diercategorie pasgeboren biggen zullen daarentegen worden verlaagd, daar deze blijkens de resultaten van het onderzoek van ID TNO Diervoeding lager zijn dan de in de Meststoffenwet opgenomen forfaits. De verhoging van de forfaits zal terugwerken tot en met 1 januari 1998, de datum waarop het stelsel van regulerende mineralenheffingen in werking is getreden (onderdeel D). Door aanpassing van de varkensforfaits wordt het in de toekomst minder waarschijnlijk dat grondloze varkensbedrijven die alle mest hebben afgevoerd, toch heffing zijn verschuldigd. Voor zover dat over de jaren 1998 tot en met 2002 is gebeurd zal de heffing voor alle ongeveer 21 000 bedrijven met varkens dienovereenkomstig worden verminderd en geheel of gedeeltelijk worden terugbetaald. De betrokken varkenshouders ontvangen hierover bericht van het Bureau Heffingen.

Verder stel ik voor om ter inperking van de nadelige gevolgen van de variaties bij de mestbemonstering de verrekeningstermijn te verlengen van drie tot zes jaar (onderdeel B, eerste lid). Dit betekent dat bedrijven die over 1998 heffing waren verschuldigd en deze heffing nog niet hebben kunnen verrekenen, deze heffing alsnog kunnen verrekenen indien zij in 2002, 2003 of 2004 een saldo opbouwen. Het aantal bedrijven dat na zes jaar bij verrekening alsnog heffing moet betalen zal gelet op de middeling van de analyse-uitslagen tot een minimum worden teruggebracht. Deze verlenging van de verrekeningstermijn heeft geen negatieve gevolgen voor het milieu, integendeel: de milieubelasting in het verleden heeft immers al plaatsgevonden en tot heffing geleid, terwijl saldo-opbouw in de toekomst onderschrijding van de milieunormen betekent. De verlenging van de termijn kan bovendien een prikkel zijn om een onderschrijding van de milieunormen te realiseren.

De voorziening met betrekking tot de forfaits voor varkens was reeds opgenomen in het wetsvoorstel houdende wijziging van de Meststoffenwet in verband met de evaluatie 2002, waarover de Raad van State inmiddels heeft geadviseerd. Vooruitlopend op het verder in procedure brengen van dat wetsvoorstel acht ik het raadzaam de voorziening met betrekking tot de forfaits voor varkens via een nota van wijziging op te nemen in het onderhavige wetsvoorstel, dat naar verwachting een korter traject heeft te doorlopen voordat het kracht van wet zal krijgen. Het betreft een technische, niet-omstreden voorziening, waarover de Raad van State in zijn advies, behalve een redactionele opmerking, geen kritiek heeft geuit en waarvan het gewenst is dat die zo snel mogelijk in werking treedt. Zolang de nieuwe normen voor varkens immers nog niet van kracht zijn, moeten varkenshouders bij hun aangifte uitgaan van de huidige normen. Pas zodra de nieuwe normen van kracht zijn kunnen de aangiften worden herzien en kan eventueel onverschuldigd betaalde heffing worden terugbetaald. Een dergelijke handelwijze is zowel voor de varkenshouder als voor de uitvoeringsorganisatie omslachtig. Dit aspect wordt nog eens versterkt door de voorgestelde terugwerkende kracht van de voorziening. Deze nadelen worden door de onderhavige nota van wijziging zoveel mogelijk ondervangen. De op de voorziening betrekking hebbende overgangsbepaling is naar aanleiding van de redactionele opmerking van de Raad gewijzigd.

3. Uitvoeringsaspecten

De aanpassing van de aan- en afvoerforfaits van varkens in het kader van het stelsel van regulerende mineralenheffingen zal leiden tot een correctie van de aangiften over de jaren 1998 tot en met 2002. In een nieuw artikel IIa wordt hiervoor een rechtsgrondslag voorgesteld (onderdeel C). Bureau Heffingen handelt de aangiften over de jaren 1998, 1999, 2000, 2001 en 2002 af aan de hand van de thans in de wet opgenomen forfaits en kan deze later aan de hand van de nieuwe forfaits corrigeren. Voor deze werkwijze is gekozen om extra administratieve lasten voor het bedrijfsleven te voorkomen. Bureau Heffingen beschikt namelijk wel over gegevens inzake het gemiddeld aantal op de bedrijven aanwezige dieren, maar niet over gegevens inzake de aan- en afvoer van dieren op bedrijven. In het voorgestelde artikel IIa, eerste lid, is opgenomen dat de aangifte of naheffingsaanslag kan worden herzien, aangezien er ook sprake kan zijn van andere onjuistheden in de aangifte waardoor de belastbare hoeveelheid per saldo niet verandert. Bij ministeriële regeling zullen op grond van het voorgestelde artikel IIa, tweede lid, per diercategorie correctiefactoren worden vastgesteld, aan de hand waarvan Bureau Heffingen de belastbare hoeveelheid fosfaat en stikstof kan corrigeren. De correctie vindt plaats bij voor bezwaar vatbare beschikking, zodat agrariërs die door de toegepaste correctie benadeeld zouden worden, bezwaar kunnen aantekenen en ter onderbouwing daarvan aanvullende gegevens omtrent de aan- en afvoer van dieren op hun bedrijf aan Bureau Heffingen kunnen overleggen, waarna de aangifte over het desbetreffende jaar kan worden aangepast op basis van de nieuwe forfaits. Vooruitlopend op deze correctie hebben alle bedrijven met varkens uitstel van betaling ontvangen voor eventuele heffingen in het kader van het stelsel van regulerende mineralenheffingen.

Indien over deze aangiften een heffing verschuldigd is, wordt uitstel van betaling verleend en indien de heffing is betaald, zal deze vervolgens met rente worden teruggestort. Na herberekening en correctie van de aangifte wordt het uitstel van betaling beperkt tot het te corrigeren deel.

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

B. J. Odink

Naar boven