28 808
Wijziging van de Wet op de waterhuishouding en de Wet milieubeheer ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG L 327) (Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water)

nr. 11
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 februari 2004

Bij deze stel ik, mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, u ervan in kennis dat de Europese Commissie bij brief van 26 januari 2004 aan de Nederlandse regering een ingebrekestelling heeft gezonden betreffende de implementatie van een aantal richtlijnen, waaronder richtlijn nr. 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG L 327), die kortweg wordt aangeduid als EG-kaderrichtlijn water. De termijn voor omzetting van die richtlijn in het nationale recht is verstreken op 22 december 2003. De Commissie meldt dat, voor zover haar bekend, de nodige omzettingsmaatregelen nog niet zijn genomen en verzoekt de Nederlandse regering overeenkomstig artikel 226 van het EG-verdrag binnen twee maanden na ontvangst van de brief – uiterlijk op 26 maart 2003 – haar opmerkingen dienaangaande aan de Commissie te doen toekomen.

Zoals de zaken er thans voorstaan is er nog geen zicht op het tijdstip van voltooiing van de implementatie. De mondelinge behandeling van bovengenoemd wetsvoorstel die op 2 december 2003 op de agenda stond, is op diezelfde dag weer van de agenda afgevoerd.

Ik verwijs naar uw brief onder kenmerk 203–128, waarop ik op 3 december 2003 schriftelijk heb geantwoord (Kamerstukken 28 808, nr. 10). Het is de wens van de Kamer om bij de mondelinge behandeling te kunnen beschikken over de aangekondigde notitie over het ambitieniveau bij de uitvoering van de EG-kaderrichtlijn water. Aan die notitie wordt thans met voorrang gewerkt. In mijn brief van 3 december 2003 heb ik overigens vermeld dat die notitie volgens het snelst mogelijke traject eerst eind april 2004 aan de Kamer zal kunnen worden aangeboden, mede gelet op de gewenste maatschappelijke betrokkenheid bij het voorbereidingsproces. Ook indien het wetsvoorstel spoedig na aanbieding van de ambitienotitie door de Tweede Kamer zou worden behandeld en aanvaard, wacht vervolgens nog de behandeling in de Eerste Kamer, mogelijk niet meer voor het zomerreces. Tevens moet ter voltooiing van de wettelijke implementatie nog het beoogde Besluit vaststelling grenzen stroomgebieddistricten (een ontwerp daarvan is u toegezonden bij brief van 21 mei 2003, Kamerstukken II 28 808, nr. 4) tot stand worden gebracht. De in maart aan de Europese Commissie te zenden reactie van de Nederlandse regering op de ingebrekestelling zal dus, indien de ambitienotitie wordt afgewacht door de Kamer, geen optimistisch perspectief kunnen schetsen inzake beëindiging van de periode van vertraging in de nakoming van de EG-rechtelijke verplichtingen. Dat laatste zou met het oog op de gewenste goede relatie met de Europese Commissie met betrekking tot de veelomvattende EG-kaderrichtlijn water wel gewenst zijn. Het wordt voorts moeilijk om een betoog op te bouwen dat de Europese Commissie ertoe zou moeten bewegen om af te zien van verdere stappen.

Het voorgaande geeft mij aanleiding tot het hernieuwde dringende verzoek aan de Kamer om thans over te gaan tot behandeling van het meergenoemde wetsvoorstel en niet het uitbrengen van de genoemde ambitienotitie af te blijven wachten. Het zou goed aansluiten bij het Hoofdlijnenakkoord, waarin meer aandacht voor de uitvoering van beleid wordt gevraagd, dat aan degenen bij de waterschappen, de provincies en het rijk die zich reeds gedurende geruime tijd inzetten voor de verplichte uitvoering van de kaderrichtlijn, niet langer de benodigde specifieke wettelijke kaders voor die activiteiten worden onthouden. In mijn brief van 3 december jl. heb ik reeds uiteengezet dat het wetsvoorstel als zodanig geen keuzemogelijkheden afsnijdt ten aanzien van het ambitieniveau bij de uitvoering van de EG-kaderrichtlijn water, aangezien dat zal worden vastgelegd in toekomstige inhoudelijke uitvoeringsmaatregelen en plannen waarover de Kamer zich nog tevoren zal kunnen uitspreken. Er is dus alles voor te zeggen om het implementatiewetsvoorstel thans met voorrang af te handelen.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven