28 807 Vogelpest (Aviaire influenza)

Nr. 243 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 november 2021

Eerder heb ik aangegeven uw Kamer periodiek te informeren over vogelgriep (Kamerstuk 28 807, nr. 241). Met deze brief informeer ik uw Kamer over recente ontwikkelingen.

Situatie HPAI in Nederland

De afgelopen weken zijn er verschillende besmettingen met vogelgriep vastgesteld in Nederland. In mijn brief van 4 november jl. heb ik uw Kamer over deze besmettingen geïnformeerd (Kamerstuk 28 807, nr. 242). Sinds mijn vorige brief zijn er drie besmettingen vastgesteld, bij locaties waar vogels worden gehouden in Grootschermer, Zeewolde en Lutjegast. Dat maakt dat er tot op heden bij acht locaties vogelgriep vastgesteld. Daarvan zijn zeven besmettingen vastgesteld bij locaties met meer dan 50 vogels. Bij deze besmettingen zijn, conform Europese regelgeving, beperkingsgebieden vastgesteld. Er is één besmetting vastgesteld bij een locatie met minder dan 50 vogels. Hier is, eveneens conform Europese regelgeving, geen beperkingsgebied ingesteld. Alle besmette locaties zijn geruimd. Daarnaast zijn twee locaties preventief geruimd naar aanleiding van risicovolle contacten (Kamerstuk 28 807, nr. 242). De Welzijnscommissie Dierziekten heeft tot op heden drie locaties bezocht die werden geruimd. Hierbij zijn door de Welzijnscommissie geen bijzonderheden geconstateerd. Zoals ik in mijn brief van 30 oktober jl. heb gemeld, worden besmettingen waarbij gebiedsmaatregelen worden genomen met een nieuwsbericht gecommuniceerd (Kamerstuk 28 807, nr. 241). Besmettingen van vogelgriep bij wilde vogels en bij locaties met minder dan 50 vogels worden bijgehouden via een update op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

Net als vorig jaar rond deze tijd, waarin wilde vogels onderweg zijn op de trekroute, zien we dat vogelgriep op meerdere plekken in Nederland onder wilde vogels aanwezig is. Ook in landen om ons heen, zoals Duitsland en Denemarken, worden dode wilde vogels gevonden en zijn er besmettingen. In voorgaande jaren met vogelgriep hebben we in de eerste weken een piek van uitbraken gezien.

Sinds 21 april jl. is de Europese diergezondheidsverordening van kracht. Daarmee is de regelgeving omtrent het instellen van beperkingsgebieden bij een besmetting met vogelgriep veranderd ten opzichte van voorgaande jaren. Bij besmettingen bij locaties met 50 of meer vogels wordt nu een beperkingsgebied van 10 kilometer ingesteld. Voorheen was hier geen Europese grens voor bepaald, Nederland hanteerde hiervoor een grenswaarde van 250 vogels (Kamerstuk 28 807, nr. 242). Daarom worden er nu relatief meer beperkingsgebieden ingesteld dan in voorgaande jaren, ook in het geval dat het aantal besmettingen vergelijkbaar is.

Verslag deskundigengroep dierziekten

Zoals ik in mijn brief van 4 november jl. (Kamerstuk 28 807, nr. 242) heb aangegeven, heb ik de deskundigengroep dierziekten om een nieuwe risicobeoordeling voor vogelgriep gevraagd. De recente ontwikkelingen, zoals het oplopend aantal besmettingen en de vondsten van dode wilde vogels, vormden de aanleiding voor dit verzoek.

Op 26 oktober heeft de deskundigengroep dierziekten de situatie beoordeeld en de kans op besmetting van een pluimveebedrijf, gegeven de situatie, beoordeeld als hoog (Kamerstuk 28 807, nr. 240). Op 8 november jl. heeft de deskundigengroep op mijn verzoek de situatie opnieuw beoordeeld. Op dit moment is de migratie van (water)vogels naar het zuiden nog gaande. Er zijn meerdere uitbraken bij pluimveebedrijven vastgesteld en er worden er op verschillende plekken in Nederland besmette wilde vogels gevonden. Gezien deze ontwikkelingen wordt de kans dat een Nederlands pluimveebedrijf wordt besmet met HPAI nu als zeer hoog beoordeeld door de deskundigengroep. Het is nu niet mogelijk om een gedifferentieerde risicobeoordeling te maken voor de verschillende regio’s in Nederland. Ook is de migratie van (water)vogels nog gaande en het maximum aantal overwinterende vogels is nog niet bereikt. Hierdoor zal volgens de deskundigen de kans op besmetting met hoog pathogene aviaire influenza (HPAI) bij wilde vogels mogelijk verder toenemen en de komende maanden waarschijnlijk zeer hoog blijven.

Er zijn in Nederland meer besmettingen bij pluimveebedrijven vastgesteld dan in buurlanden. De deskundigen geven aan dat in die landen mogelijk minder pluimveebedrijven liggen in de gebieden waar besmette wilde vogels worden gevonden. Ook kan het zijn dat er in Nederland al meer virusvermeerdering heeft plaatsgevonden, waardoor er een hogere blootstelling van pluimveebedrijven aan het virus is.

Het virus H5N1 dat nu wordt gevonden is genetisch anders dan het virus dat in 2020 en begin 2021 werd gevonden. De genetische code van het huidige virus is het meest verwant aan een virus dat in september in het zuidwesten van Rusland is aangetroffen. Het is heel waarschijnlijk dat dit virus met trekvogels vanuit Rusland naar Nederland is gekomen. Zoals ik in mijn brief van 30 oktober jl. heb aangegeven, heeft het RIVM een risico-inschatting gemaakt van de mogelijke zoönotische transmissie van deze vogelgriepstam. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft aangegeven dat de genen van de gevonden H5N1 geen reden geven voor zoönose-risico (Kamerstuk 28 807, nr. 241).

De afgelopen weken heb ik diverse landelijke maatregelen ingevoerd om het risico op insleep van vogelgriep op pluimveebedrijven zoveel als mogelijk te beperken. Tussen de vorige risicobeoordeling van de deskundigengroep en deze risicobeoordeling heb ik de landelijke maatregelen aangescherpt door een aanscherping van de bezoekersregeling. Ik heb uw Kamer over deze maatregelen en de aanscherping geïnformeerd in mijn brief van 4 november jl. (Kamerstuk 28 807, nr. 242). De beoordeling van de deskundigengroep ondersteunt deze aanscherping.

Het verslag van de deskundigengroep is bijgevoegd en is gepubliceerd op www.deskundigengroepdierziekten.nl. De komende periode zal ik met regelmaat de deskundigengroep dierziekten om een risicobeoordeling vragen. Ik sta in nauw contact met de pluimveesector en andere stakeholders en blijf de situatie nauwgezet volgen. Ik zal uw Kamer periodiek blijven informeren over de ontwikkelingen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven