Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 maart 2018
Op dinsdag 13 maart jl. is op een eendenbedrijf in Kamperveen helaas vogelgriep geconstateerd,
van het virustype H5. Vanwege de ziekteverschijnselen op het bedrijf wordt ervan uitgegaan
dat het een hoogpathogeen virus betreft. Om verspreiding van het virus te voorkomen
is, overeenkomstig de Europese bestrijdingsrichtlijn, het bedrijf met 29.000 vleeseenden
geruimd en is een gebied met een straal van 10 kilometer rond het besmette bedrijf
ingesteld met vervoersbeperkingen.
De epidemiologische situatie wijzigt met deze nieuwe uitbraak niet substantieel. Ook
in dit geval ligt de bron van de besmetting hoogstwaarschijnlijk in de insleep van
het virus vanuit wilde vogels. Ik houd daarom de landelijke maatregelen, zoals eerder
aan uw Kamer gemeld (Kamerstuk 28 807, nr. 216), ongewijzigd in stand.
In een straal van 1 kilometer rond het bedrijf liggen twee andere pluimveebedrijven:
een vleeskuikenbedrijf (op 50 meter afstand) en een vermeerderingsbedrijf (op meer
dan 500 meter afstand). In de afgelopen jaren is het beleid bij hoogpathogene vogelgriepuitbraken
geweest om pluimveebedrijven in een straal van 1 km rondom een besmet bedrijf te ruimen
om zo verspreiding van het virus te voorkomen. Deze beleidslijn is gebaseerd op de
vogelgriepuitbraken in 2003, waarbij verspreiding tussen bedrijven een grote rol speelde.
Ik heb gekeken naar de mogelijkheid om, met de opgedane ervaring van de afgelopen
jaren in de bestrijding van vogelgriep, minder dieren preventief te ruimen. De Europese
bestrijdingsrichtlijn biedt daar de ruimte voor.
Of een bedrijf in het 1 km gebied ontzien kan worden van preventieve ruiming, zonder
onverantwoorde risico’s te nemen in de bestrijding van het virus, hangt af van de
veterinair-epidemiologische situatie. In de afgelopen jaren zijn de besmette bedrijven
primair vanuit wilde vogels geïnfecteerd en heeft transmissie van bedrijf naar bedrijf
geen rol gespeeld in de uitbraken.
Om een bedrijf te kunnen ontzien van preventieve ruiming is het van belang dat een
dergelijk bedrijf zich niet in de buurt van een pluimveedicht gebied bevindt en dat
er geen andere pluimveebedrijven in de buurt aanwezig zijn. Ook is de afstand tot
het besmette bedrijf van belang. Bij een te beperkte afstand kan ongedierte, met name
ratten, zich van het ene naar het andere bedrijf verplaatsen.
Ook dient de bioveiligheid op het bedrijf in orde te zijn en wordt de snelheid waarmee
de primaire besmetting is gemeld meegewogen.
In de huidige situatie betekent dit dat ik heb besloten dat het vermeerderingsbedrijf
in het 1 km gebied niet preventief hoeft te worden geruimd. Aan dit bedrijf worden
aanvullende voorwaarden gesteld: het bedrijf wordt door de NVWA geblokkeerd en drie
keer gescreend (start, na één week en een eindscreening) en het bedrijf moet iedere
verandering van de gezondheid van het pluimvee direct aan de NVWA melden. Het vleeskuikenbedrijf,
dat op 50 meter afstand van het besmette bedrijf ligt, zal wel preventief worden geruimd.
Bij iedere volgende situatie zal ik steeds opnieuw een individuele afweging maken.
Deze uitbraak in Kamperveen is, zoals elke uitbraak, een persoonlijk drama voor de
betreffende veehouder. Voor dit bedrijf geldt dit des te meer omdat het sinds 2014
met deze uitbraak meegerekend al drie keer getroffen is door hoogpathogene vogelgriep.
Er zal de komende tijd aandacht worden besteed aan het fenomeen van herhaalde uitbraken
van hoogpathogene vogelgriep op dezelfde bedrijven. Deze besmetting is ook een tegenslag
voor de gehele pluimveesector en voor bedrijven met vrije uitloop komt het extra hard
aan. Voor hen komt het einde in zicht van de termijn van 16 weken waarbinnen hun eieren
nog met de status vrije-uitloopei kunnen worden verkocht.
De huidige ophokplicht in Nederland is op 8 december 2017 ingesteld en de 16 weken
termijn verloopt daarmee op 30 maart 2018. Deze uitbraak bevestigt dat het virus nog
steeds in wilde vogels circuleert. Het is daarom onwaarschijnlijk dat ik de landelijke
ophokplicht voor het einde van deze maand in kan trekken. Ik ga de komende week de
mogelijkheden inventariseren of het risico gebaseerd, regionaal opheffen van de ophokplicht verantwoord
en mogelijk is. Dit is niet eenvoudig. Ik zal de ketenpartijen volgende week informeren
over het resultaat van deze actie.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten