28 805
Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Korea en Administratief Akkoord voor de toepassing van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Korea; 's-Gravenhage, 3 juli 2002

nr. 166
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 februari 2003

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 27 februari 2003.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 29 maart 2003.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 3 juli 2002 te 's-Gravenhage totstandgekomen verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederladen en de Republiek Korea en Administratief Akkoord voor de toepassing van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Repbuliek Korea (Trb. 2002, 139 en 232).1

Een toelichtende nota bij het verdrag en het Administratief Akkoord treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. G. de Hoop Scheffer

TOELICHTENDE NOTA

I. ALGEMEEN

Het economische verkeer tussen Nederland en Korea groeit. Dit uit zich onder meer in het over en weer naar elkaars land uitzenden van werknemers, al dan niet in de vorm van detachering. Zonder specifieke afspraken terzake, kunnen de gevolgen van detachering op het terrein van de sociale zekerheid in verschillende opzichten negatief zijn. Zo is men doorgaans verplicht verzekerd voor de sociale verzekeringen en derhalve gehouden tot premiebetaling in het land waarin tijdelijk wordt gewerkt, zonder dat daar uitkeringsrechten tegenover behoeven te staan, bijvoorbeeld omdat uitkeringen niet worden geëxporteerd. Voorts kan er sprake zijn van verplichte verzekering in zowel het uitzendende als het ontvangende land en derhalve tevens van dubbele premiebetaling. Met het oog hierop zijn vanuit het bedrijfsleven verzoeken tot de Nederlandse regering gericht om met Korea terzake afspraken te maken. Dit verdrag voorziet hierin.

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 bevat definities van de voornaamste begrippen die in het verdrag worden gehanteerd.

Artikel 2 vermeldt de Nederlandse en Koreaanse wettelijke regelingen waarop het verdrag van toepassing is. Voor Nederland zijn dit de Ziektewet (ZW), de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ), de Algemene Ouderdomswet (AOW), de Algemene Nabestaandenwet (ANW) en de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Voor Korea valt de National Pension Act onder de werkingssfeer van het verdrag. Deze wet voorziet in uitkeringen bij invaliditeit, ouderdom en overlijden.

Artikel 3 bepaalt dat het verdrag van toepassing is op personen die onderworpen zijn of zijn geweest aan de wetgeving van één of van beide landen, en op degenen die van voornoemde personen afgeleide rechten hebben.

Artikel 4 bevat het beginsel van gelijke behandeling naar nationaliteit op grond waarvan voor de toepassing van de nationale wetgeving onderdanen van de andere staat gelijk moeten worden behandeld met de onderdanen van de eigen staat. In het tweede lid wordt op dit beginsel een uitzondering gemaakt voor de «lump sum refund» in de Koreaanse wetgeving. Dit betreft de restitutie van betaalde premies, waarop een Koreaan die emigreert recht heeft als hij korter dan 15 jaar verzekerd is geweest onder het Koreaanse pensioenstelsel. Een Nederlander heeft derhalve geen recht op deze restitutie.

Artikel 5 heft exportbeperkingen op ten aanzien van de hierin genoemde uitkeringen. Voor Nederland is dit mogelijk, omdat het Administratief Akkoord bij het verdrag voorziet in de handhavingsbepalingen die noodzakelijk zijn in het kader van de Wet beperking export uitkeringen (Wet van 27 mei 1999, Stb. 250). Er bestaat eveneens een exportverplichting ten aanzien van Nederlandse en Koreaanse onderdanen die op het grondgebied van een derde staat wonen of verblijven, onder de voorwaarden die gelden voor de eigen onderdanen. Voor Nederland betekent dit dat export van uitkeringen naar een derde staat slechts mogelijk is, indien en voor zover een verdrag met die staat in export voorziet.

TITEL II BEPALINGEN INZAKE TOE TE PASSEN WETGEVING

Aan de hand van zogenaamde aanwijsregels in de bepalingen van deze titel wordt vastgesteld welke socialeverzekeringswetgeving op een persoon van toepassing is. Het uitgangspunt hierbij is dat een persoon uitsluitend onderworpen kan zijn aan de socialeverzekeringswetgeving van één land.

Artikel 6 bepaalt de toe te passen wetgeving voor verschillende situaties van (een combinatie van) werkzaamheden. De hoofdregel is dat de wetgeving van het land van toepassing is waarin de werkzaamheden worden verricht. Daarop bestaan uitzonderingen in situaties waarin tevens werkzaamheden worden verricht in het land waarin de desbetreffende persoon zijn gebruikelijke woonplaats heeft.

Artikel 7 regelt de toe te passen wetgeving in een aantal situaties waarin een werknemer in dienst van een Nederlandse of Koreaanse werkgever wordt gedetacheerd in het andere land voor een periode die naar verwachting niet langer duurt dan vijf jaar.

Artikel 8 bevat aanwijsregels voor zeelieden en vliegend personeel, artikel 9 voor personeel werkzaam bij de diplomatieke missies en consulaire posten van Nederland en Korea en voor ander overheidspersoneel.

Artikel 10 biedt de bevoegde autoriteiten of de door hen aangewezen organen de mogelijkheid om in overleg af te wijken van de hiervoor bedoelde aanwijsregels door een van beide wetgevingen aan te wijzen.

Artikel 11 verklaart bepaalde aanwijsregels van overeenkomstige toepassing op gezinsleden, mits zij niet zelf op het grondgebied van het land van detachering of uitzending werkzaamheden in loondienst of als zelfstandige verrichten, of een uitkering in dat land ontvangen.

Artikel 12 geeft een woonfictie teneinde eventuele misverstanden weg te nemen over de mogelijkheid tot premieheffing in de situatie waarin de verzekerde elders woont.

TITEL III ADMINISTRATIEVE EN DIVERSE BEPALINGEN

De artikelen 13 tot en met 18 bevatten bepalingen welke onder meer beogen de gegevensuitwisseling te vergemakkelijken en de samenwerking tussen de organen te regelen.

Artikel 18 regelt de bescherming van persoonlijke gegevens die in het kader van het verdrag worden uitgewisseld. Uitgangspunt is dat terzake de wetgeving van het verstrekkende land van toepassing is. Verdere verstrekking, wijziging of vernietiging van deze gegevens is onderworpen aan de wetgeving van het ontvangende land. Gebruik van persoonlijke gegevens voor andere doeleinden dan sociale zekerheid is in beginsel onderworpen aan de toestemming van de betrokkene. Voor Nederland is de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp; Wet van 6 juli 2000, Stb. 302) terzake relevant. Met deze wet is Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PbEG L 281) geïmplementeerd. Uitgangspunt van de wet is dat persoonsgegevens slechts worden doorgegeven naar een land buiten de Europese Unie indien dat land een passend beschermingsniveau waarborgt. Is daarvan geen sprake, dan is doorgifte niettemin mogelijk indien o.a. de betrokkene daarvoor zijn ondubbelzinnige toestemming heeft gegeven (artikel 77, eerste lid onder a, Wbp, ter uitvoering van artikel 26, eerste lid onder a, van de Richtlijn). Gelet op het feit dat de Nederlandse bevoegde organen bij de uitvoering van het verdrag de betrokkene vragen schriftelijk te verklaren ermee in te stemmen om zijn gegevens ter verificatie door te geven aan de Koreaanse autoriteiten, kan in het midden blijven of de Republiek Korea een passend beschermingsniveau waarborgt.

Overigens is, los van de vraag of de Republiek Korea al dan niet een passend beschermingsniveau waarborgt, doorgifte van persoonsgegevens naar een land dat geen waarborgen voor een passend beschermingsniveau biedt, eveneens mogelijk indien de doorgifte noodzakelijk is vanwege een zwaarwegend algemeen belang, of voor de vaststelling, de uitvoering of de verdediging in rechte van enig recht (artikel 77, eerste lid onder d, Wbp, ter uitvoering van artikel 26, eerste lid onder d, van de Richtlijn). In dat kader zij gewezen op overweging 58 bij de hiervoor genoemde Richtlijn, waarin internationale gegevensuitwisselingen, tussen voor de sociale zekerheid bevoegde diensten specifiek, worden genoemd. Derhalve kan worden gesteld dat in het kader van de toepassing van het verdrag wordt voldaan aan de vereisten van de Wet bescherming persoonsgegevens en van de Richtlijn.

TITEL IV OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 19 bevat een overgangsbepaling voor de toepassing van de aanwijsregel bij detachering van werknemers (artikel 7). Artikel 20 regelt de inwerkingtreding van het verdrag, artikel 21 de werkingsduur en de opzegging van het verdrag.

ADMINISTRATIEF AKKOORD

In het Administratief Akkoord dat strekt tot uitvoering van artikel 13 van het verdrag, worden voorschriften gegeven over de wijze van toepassing van het verdrag. Het akkoord voorziet voorts in de handhavingsafspraken die noodzakelijk zijn in het licht van de per 1 januari 2000 in werking getreden Wet beperking export uitkeringen (Wet van 27 mei 1999, Stb. 250). Deze afspraken zijn er onder meer op gericht om verificatie en controle van aanvragen en betalingen van uitkeringen mogelijk te maken.

III. KONINKRIJKSPOSITIE

Het verdrag en administratief akkoord zullen voor wat het Koninkrijk betreft, alleen voor Nederland gelden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

M. Rutte

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. G. de Hoop Scheffer


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven