28 803
Wijziging van de Zeevaartbemanningswet in verband met de invoering van tuchtrechtspraak

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 14 maart 2003

De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, brengt als volgt verslag uit van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen afdoende beantwoordt, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Algemeen

Met belangstelling hebben de leden van de VVD-fractie kennis genomen van de voorgenomen wijziging van de Zeevaartbemanningswet. De leden van de VVD-fractie zijn verheugd te constateren dat het tuchtrecht in de zeevaart behouden blijft. Met de voorgenomen wetswijziging zal het tuchtrecht in de zeescheepvaart gaan voldoen aan het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens en het Internationale Verdrag Inzake Burgerrechten en Politieke Rechten.

Ook zijn de leden van de VVD-fractie van mening dat aantasting van het mariene milieu, zonder dat er schade aan schip of bemanning is ontstaan, aan kan worden gepakt. Wel vragen deze leden zich af of dit ook geldt voor schade aan het mariene milieu, die ontstaat door incidenten op – al dan niet drijvende – offshoreplatforms. Vallen deze platforms onder de Zeevaartbemanningswet? Zo nee, waarom niet?

De leden van de SP-fractie zijn verheugd te mogen reageren op de voorliggende wetswijziging. Het wetsvoorstel bevat voor de SP-leden nog wel enkele onduidelijkheden.

Koninkrijk

De leden van de VVD-fractie hebben nog een aantal vragen bij het wetsvoorstel. Allereerst willen zij weten waarom ervoor gekozen is om het tuchtrecht vast te leggen in de Zeevaartbemanningswet en niet in een Rijkswet, zoals de Schepenwet, waarin op dit moment het tuchtrecht is geregeld. Kan de regering aangeven op welke wijze de Schepenwet gewijzigd wordt? Kan tevens aangegeven worden op welke termijn de Tweede Kamer de voorgenomen wijziging van de Schepenwet tegemoet kan zien?

Blijft het tuchtrecht op de Antillen van kracht volgens de Schepenwet? Zal in de toekomst het tuchtrecht op de Antillen blijven bestaan? De Commissie van Onderzoek van de Antillen kan met wijziging van de Zeevaartbemanningswet niet langer zaken overdragen aan het Nederlandse tuchtcollege. Kan de regering aangeven waarom ervoor gekozen is om de koppeling tussen Antilliaanse tuchtrecht en Nederlands tuchtrecht niet voort te laten bestaan?

Kan de regering voorts aangeven hoe vaak per jaar thans zaken worden overgedragen? Ook willen de leden van de VVD-fractie graag weten op welke wijze de Antillen betrokken zijn bij de totstandkoming van de voorgenomen wijziging van de Zeevaartsbemanningswet, aangezien de wijziging van deze wet gevolgen heeft voor het tuchtrecht op de Antillen.

Samenstelling tuchtcollege

De VVD-fractie wil verder een aantal vragen stellen over de samenstelling van het tuchtcollege. Waarom is ervoor gekozen om alleen vertegenwoordigers vanuit de koopvaardij en de visserij in het college op te nemen? De natte waterbouw en ook andere beroepsgroepen kennen zeer specifieke bedrijfsprocessen. Kan aangegeven worden waarom ervoor gekozen is om deze beroepsgroepen niet op te nemen in het tuchtcollege? Kan aangegeven worden op welke wijze de specifieke expertise (baggeraars, reders, havenbedrijf, sleepvaart etc.) die in de Raad voor de Scheepvaart vertegenwoordigd is, niet voor het tuchtrecht verloren gaat? Waarom heeft de regering het advies van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak d.d. 22 oktober 2001 over het benoemen van plaatsvervangende deskundigen niet overgenomen?

In de wet staat vermeld dat de minister de leden van het tuchtcollege benoemt. Is er sprake van een voordracht van kandidaten? Zo ja, wie stelt de voordracht op? Zo nee, op basis van welke criteria selecteert de minister de leden? Kan de regering aangeven hoe de hoogte van het vacatiegeld wordt bepaald? Kan de minister aangeven waarom de huidige leden van de Raad voor de Scheepvaart voor vier jaar zijn benoemd? Is de minister van plan het huidige tuchtrecht, zoals verwoord in de Schepenwet nog vier jaar te laten bestaan?

Volgens de leden van de SP-fractie ontbreken in de nieuwe tuchtraad een aantal vakgebieden zoals reders, electrotechnici, scheepsbouwkundigen en deskundigen uit de natte waterbouw. Deze vakgebieden waren wel vertegenwoordigd in de Raad voor de Scheepvaart. De leden van de SP-fractie willen graag weten wat het effect zal zijn van deze verschraling van kennis en wat de reden voor deze verschraling is. De leden van de SP-fractie willen bovendien graag weten of het niveau van de tuchtrechtspraak gehandhaafd blijft door de nieuwe tuchtraad. De SP-leden hopen dat de tuchtraad op een goede manier het tuchtrecht zal ontwikkelen, waardoor de kwaliteit van de rechtspraak alleen nog maar verder toe zal nemen.

Beroep

In de aanvullende brief bij het advies van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, d.d. 23 mei 2002 wordt gesteld dat het aanbeveling verdient om beroep onder te brengen bij een tot de gewone rechterlijke macht behorend college. Waarom heeft de regering, zo willen de leden van de VVD-fractie weten, ervoor gekozen om het beroep af te laten handelen door het College van Beroep voor het Bedrijfsleven en niet door bijvoorbeeld het gerechtshof in Rotterdam, waar aanzienlijke kennis is van de zeescheepvaart? In het wetsvoorstel is gekozen voor een «vol» appèl. Is het wenselijk om ook voor loodsen een «vol» appèl mogelijk te maken? Zo nee, waarom niet?

Artikelgewijs

Artikel 55

Kan de regering aangeven waarom in artikel 55h de belanghebbende niet nader is gespecificeerd? Waarom laat de regering de definitie van belanghebbende over aan de interpretatie van het tuchtcollege? Waar en hoe is verjaring van delicten in het wetsvoorstel opgenomen? Waarom is ervoor gekozen om de zorgplicht in artikel 55a lid 1 ruimer te definiëren? Waarom moet de zorgplicht zich ook uitstrekken tot de tijd die de kapitein en scheepsofficieren niet aan boord verblijven?

Het vooronderzoek wordt opgedragen aan de (plaatsvervangende) secretaris, die conform artikel 55i lid 3 niet deel mag nemen aan de behandeling van de zaak ter zitting. Gezien de beperkte mogelijkheid tot de vervanging van de secretaris vragen de leden van de VVD-fractie zich af waarom ervoor gekozen is het vooronderzoek aan de (plaatsvervangende) secretaris over te dragen.

Artikel 57a

Tot slot hebben de leden van de VVD-fractie een aantal opmerkingen over artikel 57a en artikel II. Kan aangegeven worden of de volgende redenering klopt? Artikel 5 van de Wet op de economische delicten bepaalt: «Tenzij bij de wet anders is bepaald, kunnen ter zake van economische delicten geen andere voorzieningen met de strekking van straf of tuchtmaatregel worden getroffen dan de straffen en maatregelen, overeenkomstig deze wet op te leggen». Indien «de wet» wordt gelezen als de Wet op de economische delicten, dan kan aan iemand die de toekomstige artikelen 4 en 57a overtreedt, geen maatregel van tucht worden opgelegd wegens strijd met art. 5 Wed.

In de memorie van toelichting geeft de regering aan dat opname van artikel 57a in het verleden is toegezegd. De leden van de VVD-fractie merken op dat deze toezeggingen zijn gedaan, in de tijd dat er sprake was van afschaffing van het tuchtrecht in de zeescheepvaart. Ook de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak geeft aan dat de kapstokbepaling van artikel 57a niet nodig is nu er voor tuchtrecht in de scheepvaart gekozen is. Ook geeft de vereniging aan dat artikel 57a meer en specialistisch werk voor de rechterlijke macht kan betekenen. Kan de regering aangeven waarom hij van mening is dat artikel 57a moet worden opgenomen in de wet? Waarom acht de regering het van belang om overtredingen in de zeevaart tot economisch delict te bestempelen? Waarom is de definitie van artikel 57a zo ruim gelaten? Kan aan de hand voor een aantal voorbeelden aangegeven worden wanneer strafrecht en wanneer tuchtrecht toegepast wordt? Waar ligt de scheidslijn? Wie maakt de afweging tussen het toepassen van tuchtrecht en het toepassen van strafrecht? Waarop wordt deze afweging gebaseerd?

De voorzitter van de commissie,

De Pater-van der Meer

De griffier van de commissie,

Roovers


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Duivesteijn (PvdA), Dijksma (PvdA), Hofstra (VVD), fng ondervoorzitter, Meijer (CDA), Buijs (CDA), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Eurlings (CDA), Oplaat (VVD), Geluk (VVD), Ten Hoopen (CDA), Dijsselbloem (PvdA), De Pater-van der Meer (CDA), fng voorzitter, Depla (PvdA), Van As (LPF), Van den Brand (GL), Duyvendak (GL), Gerkens (SP), Van Haersma Buma (CDA), Bruls (CDA), Van der Ham (D66), Boelhouwer (PvdA), Dubbelboer (PvdA), De Krom (VVD), Van Miltenburg (VVD) en Hermans (LPF).

Plv. leden: Heemskerk (PvdA), Tichelaar (PvdA), Schultz van Haegen (VVD), Hessels (CDA), Koopmans (CDA), Smeets (PvdA), De Ruiter (SP), Huizinga-Heringa (CU), Van Lith (CDA), Terpstra (VVD), De Grave (VVD), Van Winsen (CDA), Van Dijken (PvdA), Haverkamp (CDA), Waalkens (PvdA), Herben (LPF), Vos (GL), Halsema (GL), Vergeer-Mudde (SP), Jager (CDA), Mastwijk (CDA), Giskes (D66), Van Dam (PvdA), Van Heemst (PvdA), Hoogervorst (VVD), Remkes (VVD) en Van den Brink (LPF).

Naar boven