28 799
Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de wijziging van bepalingen voor de financiële verslaggeving door verzekeringsmaatschappijen

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 4 juli 2003

De vaste commissie voor Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met zorg kennisgenomen van het voorstel tot wetswijziging van de financiële verslaggeving door verzekeringsmaatschappijen. Zij zijn met de regering bewust van het belang van transparantie in financiële verslaggeving van verzekeringsmaatschappijen voor polishouders (consumenten), aandeelhouders, werknemers, schuldeisers en potentiële contractnemers. Deze leden zijn ook van mening dat uniforme, aan strenge internationale regels gebonden jaarverslaggeving van groot belang is, maar het lijkt de aan het woord zijnde leden niet verstandig organisaties, maatschappijen en instellingen te belasten met onnodige wetgeving. Deze leden vinden het niet reëel en achten het administratief gezien een overbelasting om verzekeringsmaatschappijen nu met wetgeving op te zadelen die over minder dan twee jaar alweer aangepast c.q. nog verder verscherpt moet worden. Over de wijze waarop de verbetering en verheldering in de verslaggeving dient plaats te vinden, hebben de leden van de CDA-fractie een aantal fundamentele vragen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Zij hebben hun twijfels bij dit wetsvoorstel. Deze leden delen echter wel het uitgangspunt van de regering dat overdreven winstegalisatie en de indirecte rendementsmethode bestreden dienen te worden, omdat zij in strijd zijn met de doelstellingen van inzichtelijkheid en het geven van een getrouw beeld. Ook de onderlinge vergelijkbaarheid is een belangrijk punt. Voor zover het wetsvoorstel daaraan een bijdrage levert, ondersteunen deze leden de doelstellingen van het wetsvoorstel. Deze leden wensen echter rekening te houden met het zwaarst denkbare negatieve advies van de Raad van State en met de bedenkingen en bezwaren van andere instanties. De leden van de PvdA-fractie hebben daarom de navolgende vragen en opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij onderschrijven de noodzaak van meer openheid in de financiële verslaggeving door verzekeringsmaatschappijen voor het goed functioneren van de Nederlandse kapitaalmarkten en het algemeen vertrouwen daarin. Deze leden zetten wel vraagtekens bij het tijdstip van invoering van de wijziging. Temeer daar in Europa voorbereidingen gaande zijn om vanaf 2006 voor alle verzekeraars eenduidige internationale verslaggevingsregels in te voeren. De aan het woord zijnde leden vragen dan ook of de thans voorgestelde nationale regelgeving niet zal leiden tot een onnodige verhoging van de administratieve lasten voor de Nederlandse verzekeringsmaatschappijen, waarmee hun concurrentiepositie ten opzichte van hun buitenlandse concurrenten verzwakt.

De leden van de D66-fractie hebben met enige terughoudendheid kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. De reden hiervoor is dat zowel de Raad van State, als de Raad voor Jaarverslaggeving negatief over dit wetvoorstel hebben geadviseerd. Ook binnen de branche zelf wordt het voorstel niet met gejuich ontvangen. Deze leden nemen deze signalen heel serieus.

Doel en belang van het voorstel

In het algemeen overleg van 18 oktober 2001 hebben de leden van de CDA-fractie zich zeer sceptisch getoond over het voornemen van de regering om strengere nationale wetgeving in te voeren. Deze leden hebben in dit algemeen overleg gevraagd of het de moeite waard is om verzekeraars te laten overstappen op een nieuw systeem van waardering, gegeven het feit dat de International Accounting Standard (IAS) in 2005 (tussenstap) en in 2007 zal worden ingevoerd. Ook werd tijdens dit overleg gewezen op de kritiek van verzekeraars, die stelden dat de aanbevelingen van de werkgroep Traas afweken van de IAS. De minister heeft, in een reactie hierop, aangegeven dat het voorstel tot wetswijziging vooruit zou lopen op de IAS. De verzekeraars zouden daarmee worden voorbereid op een nieuwe wijze van verslaggeving.

Het commentaar van de Raad van State bevestigt de aanvankelijke vermoedens van de leden van de CDA-fractie over de noodzaak van nationale wetgeving en over de mate waarin het voorstel in lijn is met internationale regels op dit gebied. De Raad van State oordeelt dat de voorstellen niet aansluiten bij de internationale jaarrekeningstandaarden. In de memorie van toelichting wordt uitgebreid ingegaan op dit commentaar en de wijzigingen die in de lijn met dit commentaar zijn gedaan. Over welke IAS richtlijnen zal op Europees niveau overeenstemming worden gevonden? En lijkt het de regering waarschijnlijk dat, in de aanloop naar Europese verplichting van IAS richtlijnen, deze richtlijnen nader zullen worden aangepast, zo vragen deze leden.

De leden van de CDA-fractie stellen voorts vast dat één van de voornaamste elementen uit het voorstel het verbod op de structurele indirecte rendementsmethoden is. Kan de regering aangeven hoeveel verzekeraars van deze methode gebruik maken? Het verbod op de indirecte rendementsmethode geldt vanaf 1 januari 2003. Betekent dit dat bestaande jaarcijfers moeten worden aangepast? Bestaan er volgens de regering andere uitvoeringsproblemen door de genoemde invoeringsdatum?

Wat betreft het gekozen tijdspad hebben de leden van de CDA-fractie ook enkele vragen. Welke winst wordt behaald uit invoering van dit wetsvoorstel voor (gedeeltelijk) dit jaar en volgend jaar, terwijl de tussenstandaard vanaf 2005 kan worden toegepast, zo vragen deze leden. De branche zal met veranderingen worden geconfronteerd die later weer opnieuw worden gewijzigd. Deze leden vragen in dit verband waarom vooruit wordt gelopen op de tussenstandaard en of dit niet leidt tot verwarring en onduidelijkheid. Volgens de aan het woord zijnde leden lijkt het voorstel tot wetswijziging verdacht veel op dubbele lasten, ondanks dat het onderhavige voorstel aangeeft dat de administratieve lasten redelijk beperkt zijn. Denkt de regering desondanks de administratieve lasten te kunnen beperken, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom pas in februari 2003 het wetsvoorstel is ingediend, terwijl de Tweede Kamer in juni 2001 voor het laatst is geïnformeerd over dit onderwerp. Kan de regering hierop ingaan?

Deze leden stellen voorts vast dat de regering het wetsvoorstel grotendeels beargumenteert met de gebeurtenissen bij Vie d'Or in het begin van de jaren '90. De leden van de PvdA-fractie vragen of dit wetsvoorstel een antwoord biedt op situaties zoals die zich bij Vie d'Or hebben voorgedaan. De aan het woord zijnde leden vragen dit omdat deze zaak zich in het begin van de jaren '90 afspeelde, de verzekeringsbranche zelf al veranderingen heeft doorgevoerd en het toezicht is verbeterd. Bovendien was de deconfiture van Vie d'Or vooral terug te voeren op wanbeheer en niet op verslaggevingsregels. Kan de regering hierop ingaan?

De leden van D66 menen dat de navolgende vragen centraal staan. Moet het wetsvoorstel nog wel worden ingevoerd, gezien het feit dat de IAS in 2005 wordt ingevoerd? En heeft het nog wel nut om voor ongeveer één jaar de verzekeringsmaatschappijen te onderwerpen aan deze nieuwe regelgeving, zo vragen deze leden. De aan het woord zijnde leden vragen voorts wat dit voor consequenties heeft voor de verzekeringsmaatschappijen qua kosten en uitvoeringsproblemen. Deze maatschappijen zullen binnen korte tijd twee keer een stelselherziening moeten doorvoeren. Hoe verhoudt dit zich met het voornemen van het nieuwe kabinet om de administratieve lastendruk bij bedrijven te verlagen en niet onnodig te verhogen? Graag een reactie van de regering.

Internationale ontwikkelingen

De leden van de PvdA-fractie stellen vast dat de regering als argument voor het wetsvoorstel aanvoert dat de verslaggevingsregels zoveel mogelijk dienen aan te sluiten bij IAS. Tegelijkertijd kan worden geconstateerd dat het onderhavige wetsvoorstel niet op alle punten in lijn is met het tot op heden ontwikkelde deel van IAS. Voor zover IAS nog ontwikkeld moet worden, kan nog geen uitspraak worden gedaan over de mate waarin het wetsvoorstel zal aansluiten bij IAS. Dit betekent dat zodra de Europese regels zijn vastgesteld, de Nederlandse regels daaraan weer aangepast dienen te worden. Is het waar dat als gevolg daarvan de verzekeringsbranche drie maal in korte tijd wordt geconfronteerd met nieuwe regels? Deelt de regering de mening van deze leden dat dit in beginsel niet wenselijk is? Kan de regering dit relateren aan het rapport van de Algemene Rekenkamer, «Tussen beleid en uitvoering», waarin wordt gesignaleerd dat teveel beleid wordt gemaakt en te weinig beleid wordt uitgevoerd, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Voorts constateren deze leden dat een aantal wettelijke verplichtingen in het wetsvoorstel verder gaat dan de EU-richtlijnen inzake IAS. Kan de regering uitsluiten dat de concurrentiepositie van de Nederlandse bedrijven nadelig kan worden beïnvloed? Kan de regering hierop ingaan?

De leden van D66 maken zich zorgen of Nederland met deze nieuwe wet Europees niet uit de pas loopt. In hoeverre is Traas in lijn met de IAS of loopt het wetsvoorstel hierop vooruit? Kan er overigens van uitgegaan worden dat de IAS ook in 2005 wordt ingevoerd? Is er in dat kader ook al meer bekend over hoe de specifieke verzekeringsaspecten hierin opgenomen worden? Kan de regering daarbij de recente ontwikkelingen in Ecofin-verband betrekken, zo vragen de leden van de D66-fractie.

Ingewonnen adviezen

De leden van de CDA-fractie constateren dat zowel de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) als het Verbond van Verzekeraars (Verbond) aangeven dat het voorstel niet consequent is met voorstellen van de IAS. Kern van de kritiek van het Verbond is dat, los van de juridische verschillen, er voornamelijk in de praktische uitwerking grote verschillen zijn tussen de voorstellen van de regering en de IAS. Hoe verklaart de regering dit verschil in inzicht? Welke toegevoegde waarde, afgezien van de ingangstermijn, ziet de regering in de uitvoering van deze wetswijziging ten opzicht van Europese adaptatie van de IAS?

De leden van de D66-fractie merken op dat de RJ en het Verbond ernstige bezwaren hebben tegen het met terugwerkende kracht invoeren van nieuwe wettelijke bepalingen. Daarbij gaat het in het bijzonder om het voorstel in artikel II om een deel van de nieuwe bepalingen van toepassing te verklaren voor jaarrekeningen opgesteld over het boekjaar dat is begonnen op of na 1 januari 2003. Kan de regering op deze kritiek ingaan? Hoe kijkt de regering bijvoorbeeld aan tegen de verwarring en onrust die ontstaat op de financiële markten wanneer eerder gepubliceerde cijfers worden aangepast?

Deze leden vragen in hoeverre het doorzetten van de behandeling van het wetsvoorstel, ondanks de negatieve adviezen van de Raad van State en de RJ, te maken hebben met het voornemen om de «indirect investment» methode te verbieden. De leden van de D66-fractie kunnen zich vinden in dit verbod, omdat deze methode onvoldoende inzicht geeft op de korte termijn waardoor het zicht op de werkelijke situatie vertroebelt. De aan het woord zijnde leden begrijpen uit een recent persbericht echter, dat de verzekeringsmaatschappij die deze methode nog toepast, dit in de toekomst niet meer zal gebruiken. Heeft deze ontwikkeling nog invloed op de wenselijkheid en de noodzaak tot het behandelen van dit wetsvoorstel?

Artikelsgewijs

Artikel 440a

De leden van de PvdA-fractie constateren dat op grond van artikel 440a van het wetsvoorstel verzekeringsmaatschappijen verplicht zijn om een overzicht op te nemen van de samenstelling van het totaalresultaat, zoals waarschijnlijk op grond van IAS ook verplicht zal zijn. Waarom zal dit voor verzekeringsmaatschappijen op grond van dit wetsvoorstel eerder worden verplicht dan voor andere Nederlandse ondernemingen die onder IAS zullen vallen, zo vragen deze leden.

Artikel 434

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering kan aangeven of de in artikel 434 bedoelde definitie van acquisitiekosten aansluit bij de definitie van de RJ. Zo neen, waarom niet? Kan de regering nauwkeuriger aangeven welke kosten als acquisitiekosten gelden en welke niet?

Deze leden vragen tevens of het voorgestelde artikel 434 kan worden gezien als volwaardig artikel, aangezien het eindigt met een dubbele punt. Kan de regering hierop ingaan?

Deze leden vragen verder wat de achterliggende reden is dat om de vervallen, maar nog niet opeisbare, rente en huur afzonderlijk op te nemen. Waarom wogen deze redenen eerder niet zwaar genoeg, aangezien de verplichting niet eerder bestond? Hoeveel verzekeringsmaatschappijen vermelden beide posten samen, dan wel apart?

Op welke wijze zal de wettekst worden aangepast zodat een zelfstandige tekst ontstaat? En op welke wijze zal de toelichting worden aangepast, zodat deze zal aansluiten op de wettekst, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Artikel 444a

De leden van de PvdA-fractie merken op dat in artikel 444a voor het woord «acquisitiekosten» nog een woord ontbreekt. Kan de regering dit aanpassen? Kan de regering toelichten waarom de afschrijvingen van de in mindering gebrachte acquisitiekosten op actuariële grondslagen gebaseerd dienen te zijn, ook omdat de looptijd veelal minder dan één jaar is?

Tot slot

De leden van de PvdA-fractie vragen of het de bedoeling is dat het wetsvoorstel nog betrekking zou hebben op het boekjaar 2003? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot aanwijzing 167 van de regelgeving met betrekking tot terugwerkende kracht?

De voorzitter van de commissie,

Van de Camp

De griffier voor dit verslag,

Van Bemmel


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), voorzitter, De Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Dittrich (D66), Vos (GL), Rouvoet (CU), Adelmund (PvdA), de Wit (SP), Albayrak (PvdA), Van Fessem (CDA), Luchtenveld (VVD), Wilders (VVD), Weekers (VVD), Çörüz (CDA), Verbeet (PvdA), ondervoorzitter, Lazrak (SP), Wolfsen (PvdA), Tonkens (GL), De Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), Straub (PvdA), Griffith (VVD), Visser (VVD) en De Pater-van der Meer (CDA).

Plv. leden: Vacature (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Timmer (PvdA), Van der Laan (D66), Halsema (GL), Van der Staaij (SGP), Kalsbeek (PvdA), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Ormel (CDA), Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Hirsi Ali (VVD), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Vergeer-Mudde (SP), Arib (PvdA), Karimi (GL), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Nawijn (LPF), Joldersma (CDA), Hermans (LPF), Van Dijken (PvdA), Örgü (VVD), Rijpstra (VVD) en Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA).

Naar boven