28 788
Protocol houdende wijziging van de Eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen; Brussel, 20 juni 2002

nr. 161a
A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 3 oktober 2002 en het nader rapport d.d. 14 januari 2003, aangeboden aan de Koningin door de staatssecretaris van Economische Zaken. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2002, no.02.003379, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Protocol houdende wijziging van de Eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen, Brussel 20 juni 2002, met toelichtende nota.

Het voorliggende protocol stelt wijzigingen voor in de Eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen (hierna: BTMW). De BTMW is een bijlage bij het in 1966 totstandgekomen Benelux-verdrag inzake tekeningen en modellen en bevat een gemeenschappelijke regeling van het modellenrecht in de Beneluxlanden. Het heeft betrekking op de bescherming van het uiterlijk van twee- en driedimensionale voortbrengselen (tekeningen of modellen van nijverheid).

De voorgestelde wijzigingen zien op drie onderwerpen. Ten eerste de implementatie van richtlijn 98/71/EG inzake de rechtsbescherming van modellen (hierna: de modellenrichtlijn1). Ten tweede de invoering van een register van modellengemachtigden en ten slotte de aanvulling en verbetering van enkele bepalingen in de wet.

De Raad van State onderschrijft de strekking van het protocol, maar maakt daarbij de volgende kanttekeningen.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 17 juli 2002, nr. 02.003379, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde protocol rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 3 oktober 2002, nr. W10.020319/II, bied ik U hierbij aan.

De Raad van State onderschrijft de strekking van het protocol, maar plaatst daarbij enkele kanttekeningen. De reactie op deze kanttekeningen luidt als volgt.

1. Volgens het gemeenschappelijk commentaar2 heeft artikel 13 van de modellenrichtlijn door onduidelijkheid aanleiding gegeven tot een implementatieprobleem, doordat de communautaire wetgever heeft verzuimd in dat artikel het recht van voorgebruik3 op te nemen. Als oplossing voor dit probleem is besloten het recht van voorgebruik in artikel 17 BTMW te handhaven, daar dit recht een aanvaard verschijnsel is in het industriële eigendomsrecht en tevens voorkomt in artikel 22 van de Gemeenschapsmodellenverordening1. De Raad is van mening dat opneming van het recht van voorgebruik in de BTMW gepaard dient te gaan met initiatieven van de Europese Commissie om het verzuim te repareren. De Raad adviseert op dit aspect in de toelichtende nota in te gaan.

1. Er is in de toelichtende nota een passage opgenomen over mededelingen van de Europese Commissie om het ontbreken van het recht van voorgebruik in de modellenrichtlijn te herstellen.

2. Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de modellenrichtlijn moesten de lidstaten uiterlijk op 28 oktober 2001 aan de richtlijnbepalingen voldoen. Die uiterste implementatietermijn is niet gehaald. In de toelichtende nota bij het protocol wordt daarvoor in de eerste plaats als reden aangewezen dat de internationale besluitvorming in Benelux-verband gecompliceerder en tijdrovender is dan nationale besluitvorming. In de tweede plaats wordt als reden aangegeven dat tijdens de voorbereidingen van het onderhavige protocol is gebleken dat de modellenrichtlijn op diverse plaatsen niet duidelijk was en leidde tot verschillende interpretaties tussen de (EG- en Benelux-)lidstaten, waardoor aanvullend overleg tussen de EG-lidstaten en de Europese Commissie nodig was. De toelichtende nota gaat echter niet in op de gevolgen van de overschrijding van de implementatietermijn. Het college adviseert de toelichtende nota op dit punt aan te vullen.

2. Er is in de toelichtende nota een passage opgenomen over de gevolgen van de overschrijding van de implementatietermijn van de modellenrichtlijn.

3. Het voorgestelde protocol bevat niet de in het gemeenschappelijk commentaar besproken wijziging van artikel 14, vierde lid, ertoe strekkende de in artikel 14, tweede lid, onder c, voorgestelde mogelijkheid voor de houder om een vordering van een redelijke vergoeding in te stellen2 te verbreden tot de mogelijkheid een dergelijke vordering ook namens de licentiehouder in te kunnen stellen. Ook in de toelichtende nota wordt daarvan geen melding gemaakt. De Raad adviseert in de toelichtende nota te verduidelijken waarom deze in het gemeenschappelijk commentaar aangekondigde wijziging niet is gerealiseerd.

3. Ten onrechte wordt in het gemeenschappelijk commentaar gesproken over een wijziging van artikel 14, vierde lid, BTMW. Deze bepaling is namelijk niet gewijzigd. Bij een van de laatste wijzigingen van de tekst van het protocol is evenwel nagelaten om op dit punt de tekst van het gemeenschappelijk commentaar aan te passen. De juiste tekst van het gemeenschappelijk commentaar zal zo spoedig mogelijk ter goedkeuring aan de drie Beneluxlanden worden voorgelegd. Daar door de drie Beneluxlanden niet is besloten artikel 14, vierde lid, BTMW te wijzigen, is er geen reden om daar in de toelichtende nota op in te gaan.

De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Protocol wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De waarnemend Vice-President van de Raad van State,

P. van Dijk

Ik moge U verzoeken de Minister van Buitenlandse Zaken te machtigen gevolg te geven aan zijn voornemen het protocol vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

J. G. Wijn


XNoot
1

Richtlijn 98/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 inzake de rechtsbescherming van modellen (PbEG L 289).

XNoot
2

Gemeenschappelijk Commentaar van de Regeringen van de Beneluxlanden bij het Protocol van 20 juni 2002 tot wijziging van de Eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen en modellen, bladzijde 26.

XNoot
3

Dat houdt in dat een modelhouder niet kan optreden tegen derden die vóór de datum van depot van bedoeld model in de Benelux voortbrengselen hebben vervaardigd zonder dat deze bekend geworden zijn in de zin van artikel 1bis, onder 3, BTMW, welke voortbrengselen hetzelfde uiterlijk vertonen als dat van de modelhouder dan wel daarmee slechts ondergeschikte verschillen vertonen.

XNoot
1

Verordening (EG) nr.6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Gemeenschapsmodellen (PbEG 2002, L 003).

XNoot
2

De tekst van het voorgestelde artikel 14, tweede lid, onder c, BTMW luidt als volgt: Vanaf de datum van depot kan een redelijke vergoeding gevorderd worden van degene die met wetenschap van het depot handelingen heeft verricht als bedoeld in dit artikel, onder 1, voorzover de houder daarvoor uitsluitende rechten heeft gekregen.

Naar boven