28 782
Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van de bevordering van de opwekking van duurzame elektriciteit

28 665
Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van de stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie

nr. 15
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 9 oktober 2003

De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 6 oktober 2003 overleg gevoerd met minister Brinkhorst van Economische Zaken over de Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 (28 782).

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

De Grave

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Tielens-Tripels

Stenografisch verslag van een wetgevingsoverleg van de vaste commissie voor Economische Zaken

Maandag 6 oktober 2003

11.15 uur

De voorzitter: Van der Vlies

Aanwezig zijn 5 leden der Kamer, te weten:

Gerkens, Hessels, De Krom, Samsom en Van der Vlies,

en de heer Brinkhorst, minister van Economische Zaken.

Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van de bevordering van de opwekking van duurzame elektriciteit (28782);

de brief van de minister d.d. 16 september 2003 inzake het fiscale voordeel van duurzame elektriciteit conform REB 36i (28665, nr. 41).

De heerHessels(CDA)

Voorzitter. De CDA-fractie heeft met instemming en waardering kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Ik hecht er dan ook aan, de regering nogmaals te complimenteren met dit voorbeeld van een geslaagde implementatie van een Europese richtlijn in nationale wetgeving. De wijze waarop de minister op onze opmerkingen en suggesties heeft gereageerd in de nota naar aanleiding van het verslag, stemt eveneens tot tevredenheid. Een aantal van onze vragen heeft geresulteerd in aanpassingen van het wetsvoorstel, die bij wijze van nota van wijziging nu aan het wetsvoorstel zijn toegevoegd.

Er rest een drietal punten waarop mijn fractie graag aanpassingen zou zien. Het eerste punt is de aanpassing van de datum waarop de verplichting tot het betalen van een terugleververgoeding aan beschermde afnemers van duurzame energie door energie eindigt. Wij willen die datum veranderen van 31 december 2003 naar 30 juni 2004. Dat houdt verband met het uitstel van de liberalisering van de energiemarkt tot 1 juli 2004; het zou niet juist zijn om een gat van een half jaar te laten vallen in die terugleververgoeding. Ik heb die aanpassing verwerkt in het gewijzigd amendement-Hessels op stuk nr. 8.

Het tweede punt is de verplichting tot het verstrekken van een gedetailleerde en volledige opgave van de kosten die zijn gemoeid met het realiseren van een aansluiting door de netbeheerder en de afnemer. Ook dit betreft een letterlijke doorvertaling van de EU-richtlijn in de wet. In de richtlijn wordt nadrukkelijk gesproken van een gedetailleerde en volledige opgave. Het amendement op stuk nr. 10 dat hiertoe dient, is inmiddels rondgedeeld. In hetzelfde amendement wordt nog een omissie in het wetsvoorstel rechtgezet. Er wordt namelijk gesproken over "een verbinding" in plaats van over "een of meer verbindingen". Het aansluittarief gaat immers over alle verbindingen gelegen tussen een net en een installatie.

Het derde punt gaat over het opnemen van de mogelijkheid voor het kiezen van een gekwalificeerde uitvoerder van het realiseren van een aansluiting op het elektriciteitsnet via een openbare aanbesteding. In de EU-richtlijn wordt nadrukkelijk over deze mogelijkheid gesproken, maar zij is niet in het wetsvoorstel opgenomen. De CDA-fractie hecht aan het expliciet noemen van de openbare aanbesteding. Zij overweegt, hieromtrent een amendement voor te leggen.

Ik heb nog enkele algemene vragen over duurzame energie. Wil de minister inzicht geven in de gemaakte vorderingen op het gebied van de bevordering van duurzame energie sinds het schrijven van de memorie van toelichting op dit wetsvoorstel? In de memorie van toelichting schrijft de minister immers over "het pakket maatregelen" dat het kabinet heeft ontwikkeld. Dat pakket is erop gericht om de bestaande doelstelling voor duurzame elektriciteit, energiebesparing en emissies van broeikasgassen op een meer efficiënte manier te realiseren. Daartoe is onder andere de EPR omgezet in een subsidieregeling van de minister van VROM. Inmiddels heeft de Kamer voorstellen van de regering ontvangen om deze EPR grotendeels op te heffen. Hoe kijkt de minister aan tegen het vervallen van subsidie op de aanschaf van bijvoorbeeld zonnecollectoren en zonneboilers? Om welke bedragen gaat het als de subsidie op de aanschaf van deze apparatuur wel gehandhaafd zou blijven? Op welke manier is de regering voornemens een terugval in de aanschaf van zonne-energieproducten te voorkomen?

Mijn fractie maakt zich nog steeds zorgen over de voortgang van de windenergieprojecten. Er is wel vooruitgang geboekt, vooral op het punt van de procedures rond vergunningverlening, maar wij zien nog weinig daadwerkelijk gebeuren. Kan de minister ons geruststellen en ons zijn visie geven op de nabije toekomst van bijvoorbeeld realisatie van windenergieparken op zee, bijvoorbeeld in de exclusieve economische zone, dan wel op overheidsterreinen op het land? Kan de minister ook toelichten in hoeverre er rekening wordt gehouden met het toenemende verzet vanuit de lokale bevolking tegen windmolens, vooral wegens horizonvervuiling en geluidhinder?

De heerSamsom(PvdA)

Voorzitter. Ik zal iets langer spreken, want de agenda van dit wetgevingsoverleg is wat curieus geworden met de toevoeging van een brief over de ecotaxmaatregelen. Deze brief behoort officieel helemaal niet thuis bij de behandeling van dit wetsvoorstel, maar het resultaat is wat mij betreft prima, omdat het overleg nu niet alleen gaat over een technische wetswijziging, maar over het stimuleringsbeleid van duurzame energie dat deze regering voor ogen staat.

De voorzitter:

De commissie heeft hiertoe in haar procedurevergadering wel besloten, dus het kan u niet helemaal hebben overrompeld.

De heerSamsom(PvdA)

Dat ben ik met u eens, maar ik vind dat het geen dag te laat is om eens flink met deze minister van gedachten te wisselen over het stimuleringsbeleid voor duurzame energie.

Laat ik beginnen bij het wetsvoorstel. Dit betreft de technische kwestie van de implementatie van een richtlijn. Dit is in principe naar behoren gebeurd. Een klein detail daarbij is, dat wij weer te laat zijn en dat is niet onbelangrijk in de Nederlandse situatie. Op 27 oktober moet dit voorstel bij wet zijn vastgelegd en het moet nog worden behandeld door de Eerste Kamer. Wat zijn de implicaties van de vertraging voor de lopende import van groene stroom, die inmiddels tweederde van de consumptie van groene stroom in Nederland vormt? Komt die import na 27 oktober in gevaar, nu wij niet op tijd werken met het systeem van de garantie van oorsprong? Op dit moment komt die stroom voornamelijk uit Finland en Zweden. Hebben deze landen volgends de richtlijn hun huiswerk wel gedaan? Hoe zit het met de erkenning van hun garanties van oorsprong wanneer wij zelf die richtlijn nog niet hebben geïmplementeerd? Daarover wil ik graag wat duidelijkheid hebben. De markt zit daar ook op te wachten.

Mijn fractie maakt zich er zorgen over dat wij met deze wijze van implementatie van de regels te maken hebben met een typisch geval van: operatie geslaagd, patiënt overleden. De patiënt is in dit geval de groene stroom. Dat wordt nu namelijk wel een heel virtueel en onbehaaglijk product. De minister laat weten dat aan buitenlandse energie verder geen importeisen worden gesteld als de garanties van oorsprong zijn ingevoerd. Vroeger gold nog de voorwaarde dat die stroom in elk geval fysiek in dit land moest worden geïmporteerd. Ook dat hoeft straks niet meer en het wordt wel heel virtueel als wij afnemers van groene stroom moeten gaan uitleggen dat de stroom die zij kopen ergens achter in Finland in een "pulp and paper factory" wordt geproduceerd en niet eens deze kant op komt. Wij snappen dat systeem van certificaten allemaal nog net, maar snapt de consument het ook? Erger nog is het feit, dat met de invoering van de garanties van oorsprong de ondergrens van de definitie van groene stroom verder weg zakt. Tot nu toe hadden wij groencertificaten, die in elk geval grootschalige waterkracht en afvalverbranding uitsloten, maar garanties van oorsprong doen dat niet meer. Dit betekent dat wij met de definitie van groene stroom weer een stapje omlaag gaan op de ladder. Dat behoeft geen probleem te zijn, want de markt kan op eigen initiatief met prachtige nieuwe producten komen, zoals "puur zon", "windstroom" en wat je verder nog maar aan merknamen zou kunnen introduceren. De ervaring leer echter dat, zolang er geen geloofwaardig systeem voor etikettering is, de stroomleveranciers massaal capituleren voor de laagste standaard. Nuon leverde natuurstroom en doet dat nog steeds, maar het is een bijproductje geworden; het verkoopt nu groenstroom. Essent leverde stroom die gegarandeerd alleen in Nederland werd geproduceerd, maar ook daarvan is men afgeweken. Dit is het levende bewijs dat een en ander niet werkt. De vraag is dus: waar blijft het stroometiket? Wij hebben daar een tijd geleden al om gevraagd. De voorganger van de minister en diens voorgangster zijn daarmee al geconfronteerd. Gaat dit stroometiket daadwerkelijk onderscheid maken tussen vormen van duurzame energie, zoals zon, wind, biomassa van diverse soorten, waterkracht van diverse soorten en afval? Alleen met een geloofwaardig stroometiket durven energiebedrijven het aan om premiumproducten aan te bieden. Anders kiezen zij toch gewoon voor de laagste kwaliteit die nog net groen mag heten. Deze wetswijziging was naar onze mening een gouden kans geweest om dat stroometiket in te voeren. Het is meer dan zonde dat dit niet is gebeurd en het zet de toekomst op het spel van het meest succesvolle duurzame consumentenproduct van Nederland, namelijk groene stroom. Heeft de minister nu wel concrete plannen op dit gebied? Wanneer gaan wij die uitvoeren?

Ik heb een aantal opmerkingen over de amendementen. De PvdA-fractie wil de mogelijkheid tot verplichte afname van duurzame energie – met een mooi woord het quotumsysteem geheten – in de wet houden. Het heeft mij hooglijk verbaasd dat de minister deze uit de wet heeft gesmokkeld, terwijl de richtlijn die hij implementeert daar helemaal niets mee te maken heeft en er ook niet om vraagt. Eerder het omgekeerde is het geval. Een quotumsysteem, een systeem van verplichte afname, en een certificatensysteem versterken elkaar. In een quotumsysteem kan de markt voor duurzame elektriciteit worden gefaciliteerd door certificaten. Zodoende zorgt het certificatensysteem voor de efficiëntie, terwijl de effectiviteit wordt zekergesteld door de sanctie die bij de verplichting hoort. Dit was de conclusie van een uitgebreide studie van het ECN naar de implicaties van diverse systemen voor de bevordering van duurzame energie. De conclusie luidde als volgt: "om naast de effectiviteit ook de efficiëntie van het beleid te waarborgen en de vruchten te plukken van handelsmogelijkheden in duurzame elektriciteit binnen de Europese Unie, wordt aanbevolen om een verplichting in te voeren." Wat doet de minister? Hij haalt de verplichting eruit. Mijn amendement poogt dat tij te keren en de verplichting toe te voegen aan de wet. Zij hoeft niet meteen tot uitvoer gebracht te worden, maar kan achter de hand worden gehouden. Regeren is immers vooruitzien. Het afschaffen van de vraagstimulering – en daar gaat de brief van de minister over – zal gevolgen hebben voor de markt van groene stroom in Nederland. De drive naar meer duurzame energieproductie zal hierdoor wegvallen en de minister zal zich over één tot anderhalf jaar de haren uit het hoofd trekken, omdat de mogelijkheid tot een verplichte afname niet in de wet staat. Ik vond het verweer van de minister in de nota naar aanleiding van het verslag niet erg sterk. Ten eerste wijst de minister op de succesvolle vraagstimulering, die de verplichting overbodig zou maken. Tegelijkertijd ontmantelt hij de vraagstimulering. Dat argument valt dus weg. Hij wijst er ook op dat het altijd nog kan. Dat klopt, maar dan moeten wij het invoeren via een wetswijziging. Laten wij de minister, onszelf, de Raad van State en de Eerste Kamer werk uit handen nemen en het gewoon laten staan. Tot slot stelt de minister dat de tekst moet worden aangepast. Dat heb ik dan maar even gedaan, dus dat probleem is ook opgelost. Laten wij vooruitkijkend gezamenlijk concluderen dat wij de mogelijkheid van een verplichte afname het beste in de wet kunnen houden. Van de twee nieuwe amendementen van de CDA-fractie heb ik nog weinig kennis kunnen nemen, maar het amendement op stuk nr. 8 heb ik met instemming gelezen. Dat lijkt mij een heel logische wijziging en ik meen dat wij dat maar moeten doen.

Voorzitter. De minister wil de vraagstimulering in de vorm van de ecotaxvrijstelling conform artikel 36i van de REB volledig afschaffen. Die wijziging betekent het definitieve afscheid van het systeem van vraagstimulering. Het is naïef om te denken dat je de vraagstimulering om zeep kunt helpen en tegelijkertijd het product groene stroom met een spectaculaire vraaggroei in stand kunt houden. Kijk bijvoorbeeld naar Duitsland, waar groene stroom als product in het geheel niet bestaat. Op zichzelf hoeft dat dus helemaal geen probleem te zijn, in Duitsland bloeit immers de productie van duurzame energie. Dat vergt adequate maatregelen en die zijn er in Nederland niet, omdat de minister met deze brief wel heel gemakkelijk van de nood een deugd heeft gemaakt. Hij moest bezuinigen en pakte een motie uit de kast die hem een alibi kon verschaffen. Het werd de motie-Crone. Alleen al om de eer van de naamgever hoog te houden, gaat de PvdA-fractie niet mee met de truc waarmee de minister zijn begroting wil redden, terwijl hij en passant de duurzame energie beentje licht. Ogenschijnlijk is er niets aan de hand. De ecotaxvrijstelling voor duurzame energie verdwijnt, terwijl de MEP-subsidie op duurzame energie wordt verhoogd. Het is dus een kwestie van broekzak, vestzak, maar zo werkt het niet. De MEP-subsidie geldt slechts voor een zeer beperkte periode. Bij de gemiddelde windmolen is dat een jaar of acht. De ecotaxvrijstelling daarentegen duurt oneindig. Juist vorig jaar berekende het ECN in opdracht van het ministerie van Economische Zaken de ins en outs van het geraffineerde samenspel tussen de MEP en de REB-vrijstelling. Conclusie: wanneer de ecotaxvrijstelling wegvalt, stort het financiële rendement van een windmolen in en zakt van 18% naar 11%. Wij hebben het over de IRR, het financiële rendement van het geïnvesteerde vermogen. Dan is 11% een rendement waarmee investeerders geen genoegen nemen, zelfs niet in een recessie. Niet voor niets geldt in Duitsland de terugleververgoeding voor twintig jaar. Voor biomassa geldt overigens hetzelfde. Die brandstof is daar blijvend duurder en die kostenpost valt niet opeens na tien jaar weg. In de MEP-regeling wel. Als de minister besluit om de ecotaxvrijstelling af te pakken, moet hij niet alleen de eerste zeven jaar compenseren, maar de vrijstelling gedurende de gehele levensduur van de windmolen. De vergoeding voor de molen is dan in het eerste jaar wat hoger. Later worden de kosten vastgesteld op een niveau waarmee de blijvende en lopende kosten kunnen worden gedekt. Dit is analoog aan het Duitse systeem. Het is een soort MEP-plus. De MEP-systematiek kent daar diverse mogelijkheden voor. Als de minister de motie-Crone naar letter én geest had uitgevoerd, was hij daar ook op uitgekomen.

Het kan ook anders. Ik denk even constructief met de minister mee. Als de ecotaxvrijstelling in stand wordt gehouden en wordt verlaagd tot één eurocent, wordt automatisch een MEP-plus gecreëerd. Nadat de MEP is weggevallen blijft er dan namelijk nog één eurocent stimulering over. Het buitenlandlek wordt dan ook gedicht. Bovendien wordt de vraagstimulering in stand gehouden. De labeling van groene stroom blijft dan in feite ook bestaan, want de REB-vrijstelling geldt dan als label. Wat vindt de minister van de suggestie om de REB niet geheel te ontmantelen door deze op één eurocent te laten staan?

Er gaat nog iets helemaal mis met de MEP-operatie. De minister legt zichzelf ambitieuze doelstellingen op, maar hij vergeet daar geld voor opzij te zetten. In tegendeel, hij trekt er de komende jaren 400 mln euro uit terwijl het geld hard nodig is om alle windmolens, biomassacentrales en WKK-installaties te betalen. De antwoorden op de vragen die zijn gesteld over de EZ-begroting, die ongeveer een uur geleden binnenkwamen, zijn onthullend. Er staat dat de minister verwacht dat de MEP in 2005 en 2006 zeer populair zal zijn, waardoor het budget wordt uitgeput en wellicht wordt overschreden. Bij een dreigende budgetoverschrijding van de MEP moet worden besloten of deze wordt bekostigd uit een verhoging van het aansluittarief of dat de regeling voortijdig wordt dichtgeschroeid voor nieuwe projecten. Dat staat er dus zo maar even. Dat betekent nogal wat.

De minister heeft geprobeerd om het slinks weg te stoppen in de begroting, maar hier staat zwart op wit dat hij de boel mooier voorstelt dan hij is. De minister mag best de aansluittarieven verhogen, maar dan haalt hij de bezuiniging niet omdat hij dit bedrag weer terug moet geven via de REB. Heeft hij dat al aan minister Zalm gemeld? Als de regeling wordt dichtgeschroeid, haalt hij de doelstelling niet. Wil hij dat voor zijn verantwoording nemen? De minister moet kiezen. Het is het een van beide.

Het wordt nog erger. Als wij duurzame energie en energiebesparing serieus willen nemen, moeten wij er immers ook in investeren. Nog steeds zijn de tarieven van de MEP te mager vormgegeven. Ik heb al iets gezegd over windenergie. De WKK wordt echter ook langzaam de keel afgeknepen. Het gaat met MEP iets langzamer dan zonder, maar het gaat nog steeds niet goed. Vorige week beloofde de minister dat hij er opnieuw naar zou kijken. Ik hoop dat hij binnenkort concrete dingen hierover kan zeggen, want het is bijna 1 januari.

Het teruglevertarief voor zonne-energie in de MEP is slechts een symbolisch bedrag dat geen enkele relatie heeft met die onrendabele top. Deze regering schaft ook de investeringssubsidie op zonnepanelen af. Dat betekent het einde van zonne-energie in Nederland. Het is simpel maar waar. De PvdA-fractie presenteert een alternatieve visie op zonne-energie. Door het behouden van de investeringssubsidie en door het geven van een adequate terugleververgoeding wordt een langetermijnperspectief voor investeerders gecreëerd. Dat is geen weggegooid geld, zoals vaak wordt gesuggereerd, maar investeren in een duurzame economie.

Wat is de visie van de minister op zonne-energie? Negeert hij de economische waarde die zonne-energie kan hebben? Wij zouden ons lesje toch geleerd moeten hebben na het debacle van de windenergie? De Denen en de Duitsers durfden wél te investeren en plukken er nu de economische vruchten van. Zij hebben een bloeiende windenergie-industrie met tienduizenden arbeidsplaatsen. Wij durfden dat niet, wij zwalkten met beleid en er is nu geen enkele Nederlandse windmolenfabrikant meer over. Laten wij de zonne-energie aan de Japanners en de Amerikanen over terwijl wij de potentie hebben om met bedrijven als Shell, Akzo en Philips aan de slag te gaan? Deze minister loopt zich, wellicht in opdracht van het kabinet, het vuur uit de sloffen om onze wapenindustrie miljardenorders te bezorgen in de JSF-deal, maar hij laat de duurzame industrie lopen. Hoe rijmt hij dat met zijn ambities op het terrein van duurzame energie? Hij wilde de milieuminister worden en wat mij betreft kan dat ook, maar dan moet hij er wel wat voor doen.

Ik sluit af met een klemmende oproep. Ik wil de minister met nadruk wijzen op hetgeen Den Haag de afgelopen anderhalf jaar in de duurzame energie heeft aangericht. Het beleid inzake duurzame energie is de afgelopen twee jaar door een rollercoaster gegaan en de sector ligt nu nog steeds groggy in de hoek. Ik herinner mij nog dat minister Heinsbroek doodleuk op de trappen van zijn ministerie vertelde dat de ecotaxvrijstelling voor groene stroom zou vervallen en dat hij nog niet wist wat ervoor in de plaats zou komen. De hele sector stond van de ene op de andere dag volledig stil. Banken gaven geen kredieten meer en energiebedrijven sloten natuurlijk geen afnamecontracten meer af met exploitanten van windmolens of andere duurzame energie. Daarna volgenden maanden van onduidelijkheid, klunzigheid met verkeerde MEP-bedragen en onzekerheid over de toekomst. Het was werkelijk onbeschrijfelijk. Er is meer dan een half jaar geen windmolen besteld, terwijl het net lekker liep. De eerste zes maanden van 2003 heeft de biomassaproductie in Nederland volledig stil gelegen en is alles, maar dan ook alles, geïmporteerd. Op één kleine centrale in Geertruidenberg na lag alles stil, omdat er in Den Haag geklunsd werd met regels.

Ik roep dit in herinnering opdat de minister zich bezint, voordat hij begint aan nieuwe misstappen. Wij kunnen niet zo maar met de operatie doorgaan, voordat de door ons gesignaleerde problemen zijn opgelost. Wij kunnen het werkelijk niet maken om weer over een nacht ijs te gaan. Hier is de betrouwbare overheid in het geding en, nog belangrijker, hier is de toekomst van duurzame energie in het geding.

De heerHessels(CDA)

Ik durf het na de discussies van de afgelopen weken bijna niet te vragen, maar ik hoor de heer Samsom een groot aantal voorstellen doen om subsidies niet af te schaffen en om subsidiebedragen op te voeren. Kunnen wij bij de fractie van de PvdA dit keer misschien wel rekenen op een financiële onderbouwing, of zij het allemaal losse flodders, waarvan hij van tevoren weet dat ze er toch niet komen?

De heerSamsom(PvdA)

Integendeel! De heer Hessels heeft de tegenbegroting waarschijnlijk goed gelezen. Wij voeren in 2004 al een lichte verhoging van de REB in, waardoor wij bijvoorbeeld de energiepremieregeling in stand kunnen houden. Wij reserveren op de begroting 100 mln euro extra voor investeringen in duurzame energieopties. Dat geld kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor de gaten die nu vallen bij zonne-energie, bij WKK en bij windmolens. Het gaat ons om een duurzame toekomst. Mijn ideaal is niet een volle schatkist in een vuil land. Dat is kennelijk wel het ideaal van de regering. Wij draaien dat om.

De heerDe Krom(VVD)

Voorzitter. Het wetsvoorstel geeft geen aanleiding tot veel technische vragen. De meeste zijn afdoende beantwoord in de schriftelijke voorbereiding. De fractie van de VVD steunt het wetsvoorstel.

De heer Samsom heeft al uitgebreid gesproken over de brief die op het laatst is toegevoegd, over de REB-regeling 36i. Hoewel dit eigenlijk thuishoort bij de behandeling van het belastingplan, in november, is het goed er hier alvast wat over te zeggen.

Het is belangrijk dat wij ons afvragen welke effecten de verlaging en ten slotte de afschaffing van de REB 36i heeft op de handel in certificaten. Ik lees in persberichten dat de overheveling van gelden van 36i naar de MEP de doodsteek zou zijn voor de handel in groencertificaten en straks de garanties. Dat zal inderdaad het geval zijn als de prijs van groene stroom straks veel hoger uitvalt dan die van grijze stroom. Wij kunnen dan verwachten dat die handel zal stoppen. Dat is echter niet de verwachting van de minister, zo schrijft hij in zijn brief van 16 september. Misschien kan de minister dat nog even toelichten en ook aangeven waarom hij verwacht dat de prijs van groene stroom niet veel hoger zal uitvallen. Zijn redenering daarvoor ken ik eigenlijk wel. Hij zegt dat de omschakeling van 36i naar de MEP voor de producenten niet zoveel uitmaakt en dus budgetneutraal en kostenneutraal werkt.

Als het zo is, is er ook geen reden om te veronderstellen dat de handel in garanties plat komt te liggen. Dat is in mijn visie belangrijk, omdat ik erken dat voor de ontwikkeling van duurzame technologieën een zekere vraag in de markt nodig is. Anders valt het stil. Kan de minister zijn visie hierop geven?

De fractie van de VVD steunt de omschakeling van markt- naar aanbodstimulering, van REB 36i naar de MEP, om de redenen die de minister aangeeft. Ik ga die niet herhalen. Ik vind het positief dat de minister gehoor geeft aan de roep van de sector om de omschakeling gefaseerd te doen plaatsvinden, dat wil zeggen na de marktopening op 1 juli 2004, om kleine leveranciers de tijd te geven zich aan te passen en de markt de tijd te geven extra productiecapaciteit te ontwikkelen. Ik heb daar wel een kritische opmerking bij, want ik ben er totaal niet gerust op dat de minister erin zal slagen de lang durende vergunningsprocedures op tijd te slechten, om het bouwen van extra capaciteit mogelijk te maken. Er staat al iets in de stukken, maar dit is toch echt een punt van zorg. De minister kondigt allerlei maatregelen aan om hier het een en ander aan te doen, ook met beleid, maar wat is er eigenlijk al concreet gebeurd? Kunnen wij er nu echt van uitgaan dat de vergunningprocedures zodanig worden geregeld dat het volgend jaar voor producenten mogelijk wordt om snel hun capaciteit uit te breiden? Waarom duurt het eigenlijk allemaal zo lang? De minister baseert zijn beleid om van vraagstimulering over te gaan naar aanbodstimulering juist op het argument dat er dan extra capaciteit zal zijn, maar als dat volgend jaar allemaal niet geregeld zal zijn, is het dan nog mogelijk om die omschakeling te vertragen of uit te stellen? Ik besef uiteraard dat dit vanwege het weglekeffect waarschijnlijk financiële consequenties zal hebben, want de minister gaat ervan uit dat dit effect zich na het overhevelen van het budget naar het MEP in ieder geval niet meer zal voordoen. En volgens mij baseert hij daarop ook zijn uitspraak dat dit kosteneffectiever is. Wil hij hierop nog ingaan? Ik besef ook dat de omschakeling van de REB naar het MEP in principe een voordeel oplevert voor bedrijven die ook productiecapaciteit hebben. In hoeverre heeft de minister dit bij zijn beleidsoordeel meegewogen?

De richtlijn geeft streefcijfers voor duurzame elektriciteit, uitgedrukt in verbruik. Maar tegelijkertijd schakelen wij nu over van vraagsturing naar aanbodsturing. Is het dan wel correct om deze streefcijfers in verbruik en niet in aanbod, niet in productiecapaciteit uit te drukken? Als ook de minister dit niet logisch vindt, kunnen wij daar dan nog wel iets aan doen? En als dit wel zo is, moeten deze streefcijfers logischerwijze lager zijn, omdat nu de import van elektriciteit erbij inbegrepen is.

De regering wil de REB met 10% verhogen. Dit komt nog bij de behandeling van het Belastingplan ter sprake, maar wij spreken nu toch over de REB, dus ik betrek dit er meteen maar even bij. Deze verhoging zal op termijn leiden tot 450 mln euro extra inkomsten, welk bedrag vervolgens zal worden teruggesluisd. Kan de minister aangeven hoe groot het effect hiervan op de prijs van elektriciteit zal zijn en hoe dit geld precies zal worden teruggesluisd? Ik heb in een brief van de minister in antwoord op een vraag van een burger gelezen dat op grond van artikel 90 van het EG-verdrag buitenlandse producenten niet mogen worden gediscrimineerd. Dit zou natuurlijk ook omgekeerd moeten gelden, dus wat betekent het voor de internationale concurrentiepositie van in Nederland opgewekte stroom als de elektriciteitsprijs ten gevolge van de verhoging van de REB verder stijgt? Ziet de minister dan ook een conflict met het genoemde artikel? En welke effecten op de energiebesparing verwacht hij van deze maatregel? Op grond waarvan?

De minister geeft aan dat hij er vertrouwen in heeft dat streefcijfers worden gehaald. Hij voert vijf beleidsinstrumenten op, inclusief de REB ingevolge artikel 36i en de EPR. Het is het voornemen van het kabinet om deze twee in de ijskast te zetten, maar hoeveel vertrouwen heeft de minister er dan nog in dat de streefcijfers werkelijk worden gehaald? En wat zullen de gevolgen zijn als dit niet zo is? Komen dan de bindende streefcijfers in beeld die de Europese Commissie ons land onder voorwaarden kan opleggen? Ik zou ook graag weten of het rapport over de indicatieve streefcijfers en de oplossingen voor de knelpunten in de procedures, dat de minister vóór 27 oktober af moet hebben, openbaar zal zijn en of het ook aan de Kamer zal worden toegestuurd.

De VVD-fractie kan zich goed vinden in de keuze om aan producenten van duurzame elektriciteit geen voorrang te verlenen bij de toegang tot het net, want dit past volgens ons niet in de ontwikkeling in de richting van een volwassen elektriciteitsmarkt. Om dezelfde reden stemmen wij in met de keuze van de minister om uit artikel 5 van de richtlijn niet de verplichting tot afname van duurzame elektriciteit over te nemen. Wij zullen het amendement van de heer Samsom op dit punt dan ook niet steunen.

De heerSamsom(PvdA)

Ik kan mij goed voorstellen dat de heer De Krom mij niet op mijn blauwe ogen wil geloven, maar dan ga ik uit van de conclusies van het ECN dat juist om de markt te bevorderen pleit voor een systeem van verplichtingen. Dat sluit namelijk beter aan bij de rest van de EU en het bevordert de internationale handel in groene stroom; dat is alleen maar goed voor de efficiëntie van het beleid. Ik hecht vooral aan de effectiviteit, maar aangezien de heer De Krom gaat voor de efficiëntie, wil ik dit toch onder zijn aandacht brengen. Is hij daar niet gevoelig voor?

De heerDe Krom(VVD)

Ja, daar ben ik zeker gevoelig voor, maar ik vind de argumentatie om iets aan de aanbodzijde te doen toch meer overtuigend, omdat de problemen waar wij over spreken als het gaat over duurzame productiecapaciteit in Nederland, vooral aan de aanbodzijde zitten en niet zozeer aan de vraagzijde. Het zijn problemen van ruimtelijke ordening. Ik heb al gewezen op de procedures en de vergunningverlening, evenals op de onzekerheid op het punt van de continuïteit met betrekking tot de financiële instrumenten. Die overwegingen vind ik veel belangrijker. Ik voel dan ook niet zoveel voor het amendement van de heer Samsom.

De heerSamsom(PvdA)

Het is onterecht dat u het doet voorkomen alsof het een keuze moet zijn voor één van de twee. Een land als Oostenrijk laat bijvoorbeeld zien dat je aanbodstimulerende maatregelen kunt hebben – een terugleververgoeding – en tegelijkertijd een verplichting met betrekking tot de hoeveelheid duurzame energie, met daaraan gekoppeld een certificatensysteem. Het is een prachtige mix van instrumenten die op de leest van de VVD is geschoeid. Ik kan er daarom nog steeds niet bij dat u het afwijst. Als u vindt dat het een keuze is voor één van de twee, dan kan ik het begrijpen, maar het is geen keuze: u kunt beide nog steeds handhaven.

De heerDe Krom(VVD)

Wij kunnen de argumenten blijven bediscussiëren, maar ik denk dat wij het gewoon oneens zijn. Ik denk ook dat er met de regeling MEP toereikende financiële stimulering is ingebouwd om de sector voldoende perspectief te bieden.

Voorzitter. De VVD-fractie is het eens met het kabinet om de kosten van netaanpassingen niet alleen te laten dragen door de netbeheerders, maar deze te laten dragen door alle afnemers, die er immers baat bij hebben. De kosten moeten via het transporttarief worden terugverdiend.

Over de inwerkingtreding van de wet merk ik het volgende op. Ik sluit mij daarbij een beetje aan bij wat de heer Samsom er eerder over heeft gezegd. Als lidstaten de richtlijn niet op tijd implementeren, kan er geen garantie van oorsprong worden afgegeven. De in Nederland geïmporteerde stroom kan dan niet als groene stroom worden verhandeld en geleverd. De minister zou hierover in overleg treden met de Europese Commissie, maar het is wel erg stil op dat front. Ik zou de minister daarom willen vragen wat er in de tussentijd is gebeurd en hoe hij de oplossing van dit probleem voor zich ziet.

MevrouwGerkens(SP)

Voorzitter. Wij zitten hier vandaag omdat wij graag groene stroom willen stimuleren. Dat is ons uitgangspunt en daarvoor hebben wij ook allerlei subsidieregelingen in het leven geroepen. De heer Samsom haalde het al aan: de afgelopen jaren is er nogal wat gerommeld met die subsidieregelingen. Dat geeft onduidelijkheid en verwarring bij de producent en de consument, wat de stimulans niet ten goede komt.

Groene stroom stimuleren is het uitgangspunt. De één wil dit omdat het goed en nodig is voor het milieu; de ander wil het omdat wij daar internationale afspraken over hebben. Wij moeten immers de Kyotodoelstellingen halen. De SP-fractie heeft het altijd vreemd gevonden dat wij zelfs die doelstellingen overlaten aan de markt. Door een consumentensubsidie als ecotaksvrijstelling of een producentensubsidie zoals deze hier voorligt, als prikkel te gebruiken voor groene stroom, lopen wij weg voor onze gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. Volgens mij moeten wij onder ogen zien dat wij iets moeten veranderen aan de wijze waarop wij omgaan met energie, juist uit het oogpunt van het milieu. Ook al vind ik het onlogisch dat je ecotaks betaalt over groene stroom, het afschaffen van de consumentensubsidie lijkt mij geen slechte zaak. Er moet dan echter wel iets tegenover staan, iets méér dan een prikkel voor de producent, die dan weer een prikkel voor de markt kan organiseren.

Terwijl het kabinet pleit voor het bevorderen van normen en waarden en voor het nemen van de eigen verantwoordelijkheid, staan wij toe dat elektriciteitsproducenten miljoenen uitgeven voor de sponsoring van de voetbalclub of dat zij op agressieve wijze reclame rondsturen. Waar echter de verantwoordelijkheid van deze bedrijven ligt op het gebied van groene stroom, is mij onduidelijk. Tot nu toe is groene stroom eigenlijk alleen een mooi verkoopmiddel geweest. Het zijn niet alleen de elektriciteitsproducenten die daarin zijn gesprongen; andere bedrijven hebben er ook winst in geroken. Sterker nog: de minister geeft deze bedrijven alleen maar prikkels om niet de verantwoordelijkheid te nemen door zo te rommelen met al deze subsidies.

Laten wij ophouden met het vrijblijvende gedoe en gewoonweg de streefcijfers die wij hebben op het gebied van de elektriciteitsconsumptie in de wet vastleggen. Kortom, in 2010 moet iedere producent van elektriciteit circa 9% van de productie uit duurzame bronnen halen; zo niet, dan volgen er sancties. Als dan blijkt dat dit tot grote bedrijfseconomische problemen leidt, kunnen wij vervolgens een subsidieregeling opstellen die recht doet aan de aard en de omvang van de geconstateerde problemen. Nu is precies het omgekeerde gebeurd: het te bereiken doel is het streefcijfer, maar de omvang en de structuur van de subsidieregeling zijn al vastgelegd. Wat vindt de minister van de suggestie om de streefcijfers nu al bindend vast te leggen in de wet?

Ik kom op het wetsvoorstel. Aangezien de subsidieregelingen en fiscale stimuleringsmaatregelen niet vastliggen en niet bindend zijn, kunnen kleine veranderingen daarin verstrekkende gevolgen hebben. Wij zien dat nu gebeuren met de REB. Voor duurzame energie zal deze belasting ook in de toekomst betaald moeten worden. Er komt een productiesubsidie, maar die wordt voor maximaal tien jaar verstrekt. Als gevolg van bijvoorbeeld die krankzinnige vollasturenproblematiek, waarover de SP-fractie al eerder opmerkingen heeft gemaakt, is die periode voor windmolens gemiddeld zelfs maar zeven jaar. De technische levensduur van zo'n molen is echter twee keer zo lang. De helft van de geproduceerde elektriciteit wordt dus helemaal niet meer gesubsidieerd. Dat betekent dat installaties die duurzame energie produceren, na tien jaar niet meer rendabel zijn. Als de exploitant die installatie dichtgooit en een nieuwe installatie bouwt, kan hij wel weer subsidie aanvragen. Dit betekent dat kapitaal en subsidies inefficiënt worden besteed. Het laatste staat volgens mij haaks op de doelstellingen van de MEP. Een mogelijke oplossing is de huidige REB-vrijstelling omzetten in een subsidie voor de gehele levensduur van een gesubsidieerde installatie in plaats van voor tien jaar. Wat vindt de minister van dit voorstel?

Het budget voor de energiepremieregeling, de EPR, wordt komend jaar met 41 mln euro verlaagd tot 14 mln euro. Vooral de zonne-energiebranche zal hier gevolgen van ondervinden. In deze branche zijn 280 kleine en zeer kleine bedrijven actief. Binnen Europa hebben wij een vooraanstaande positie op het gebied van zonne-energie. Het is een sterk innovatieve branche waar ondernemerschap vrij spel heeft. Gezien de prioriteiten van de minister – ik noem innovatie, dynamiek en ondernemerschap – zou het logisch zijn om deze branche krachtig te ondersteunen. In plaats daarvan is er nu een themacommissie die zich onder andere over een oude technologie als kernenergie buigt, terwijl die nauwelijks innovatief te noemen is. Ik doe een appèl op de minister om werkelijk innovatief bezig te zijn en de zonne-energie te sparen.

De heerDe Krom(VVD)

De vraag is echter hoe lang de subsidieregeling dan moet blijven doorlopen. Het is nu namelijk zo dat duurzame energie, als het gaat om commerciële markttoepassing, in stand wordt gehouden door subsidies. De vraag is dus hoe lang mevrouw Gerkens hier financieel steun aan wil verlenen en of zij hierbij een bepaalde termijn in gedachten heeft.

MevrouwGerkens(SP)

Hiervoor verwijs ik terug naar het begin van mijn betoog. Ik heb toen gezegd dat wij eigenlijk niet moeten beginnen met het geven van subsidie. Daardoor gaan producenten namelijk bekijken waar zij subsidie vandaan kunnen halen en wat zij daarmee kunnen doen. Wij zouden tegen de producenten moeten zeggen: zorg ervoor dat 9% tot 10% van je energieaanbod duurzaam is en bekijk eens op welke innovatieve wijze je dat kunt bereiken; als je daarbij in de problemen komt, kun je bij ons komen aankloppen voor geld. Dat is een andere insteek. Als je daarvoor kiest, kun je vervolgens bekijken wat voor product er voorligt en hoe lang daarvoor een subsidie gegeven zou moeten worden. Ik noem hierbij het voorbeeld van de windmolens. Volgens mij is het niet voldoende om daar zeven jaar subsidie voor te geven. Voor andere technieken zou evenwel wellicht een kortere subsidie kunnen volstaan.

De heerDe Krom(VVD)

Dat is allemaal mooi, maar het kost heel veel geld. Het is eigenlijk een ongedekte cheque. Uiteindelijk gaat het erom hoe ervoor gezorgd kan worden dat duurzame technologieën zo snel mogelijk kunnen concurreren met bestaande energiebronnen. Als ik u goed begrijp, zegt u dat de overheid verplichtingen moet opleggen en een en ander oneindig moet stimuleren. Is dat een juiste interpretatie? Verder wil ik weten hoe u aankijkt tegen het zo snel mogelijk rendabel maken van die duurzame technologieën.

MevrouwGerkens(SP)

Dat is een onjuiste interpretatie van mijn woorden. Ik zeg dat wij die bedrijven eerst hun verantwoordelijkheid moeten laten nemen. Iedereen moet zijn steentje bijdragen aan het gezonder maken van het milieu en aan het halen van de Kyotodoelstellingen. Ik vind dat bedrijven hun verantwoordelijkheid op dat gebied moeten nemen en dat duurzame energie niet een marketing tool of een mooi concurrerend mechanisme moet zijn. De consument moet de stekker in het stopcontact kunnen steken en dan weten dat 9% van de stroom duurzame energie is, zodat het niet nodig is om te kijken welk bedrijf het beste is. Daar komen wij morgen op terug bij de discussie over de vraag of wij deze bedrijven wel hadden moeten privatiseren.

De heerHessels(CDA)

Mevrouw Gerkens spreekt over een bepaald percentage duurzame energie dat producenten moeten leveren. Daarbij legt zij een verband met zonne-energie. Dan hebben wij het over afschaffing van de EPR-subsidies. Voor zover ik weet, gaan deze voor een groot deel naar particulieren. Daar kan die regel niet op worden losgelaten. Als wij het hebben over afschaffing van de EPR, hoor ik haar niet spreken over de zeer innovatieve sector van de warmtewisselaars en warmtepompen. Om nog een stap verder te gaan, ik weet zeker dat producenten van wasmachines en wasdrogers ook zullen zeggen dat zij zeer innovatief bezig zijn, met heel energiezuinige apparaten. Waar wil zij de grens leggen? Hoe ver wil zij gaan? Hoe moet ik de opmerking over een bepaald percentage duurzame energie per producent begrijpen, als het gaat om particulieren?

MevrouwGerkens(SP)

Er lopen veel dingen door elkaar in de vragen van de heer Hessels. De wasmachines zijn voor mij een voorbeeld dat wij allemaal onze verantwoordelijkheid moeten nemen en moeten zorgen dat wij zo verstandig mogelijk met onze energie omgaan. Dat betekent dat er energiezuinige apparaten komen van de fabrikanten van wasmachines en andere apparaten. Dat is ook goed voor de consument, want dat scheelt in de knip. De producenten moeten er ook voor zorgen dat groene stroom niet wordt aangeboden als een mooi marketing mechanisme, omdat daar lekker geld op te verdienen valt, maar gewoon omdat wij schone energie moeten hebben en omdat het niet goed is voor ons milieu – sterker nog: bedreigend is voor ons milieu – om door te gaan met vuile energie. Ik denk niet dat het de verantwoordelijkheid van de overheid moet zijn om dat te stimuleren. Ik zeg alleen: op het moment dat er bedrijfseconomische problemen mee komen, zou je naar subsidies moeten kijken. Bij particulieren is dat een heel ander verhaal.

De heerHessels(CDA)

De EPR-subsidie mag van u worden afgeschaft?

MevrouwGerkens(SP)

Dan heb je het over een subsidieregeling voor de consument. Stel dat mensen die zonne-energiepanelen op hun dak hebben, stroom terugleveren aan het net. Dan zou je kunnen zeggen dat zij een bijdrage leveren aan het geheel van groene stroom. Ik denk dat het een goede regeling is dat mensen zelf die verantwoordelijkheid kunnen nemen en zonnepanelen op het dak kunnen zetten. Ik pleit ervoor om niet steeds tegen producenten te zeggen dat zij geld krijgen, als zij nog een windmolen bouwen, maar om tegen hen te zeggen: gaat u nu eens een windmolen bouwen, want dat is nodig voor ons milieu. Als de producent dan zegt: ja, maar daar heb ik het geld niet voor of dan gaat mijn bedrijf failliet, dan kan hij komen praten met de overheid. Dat is natuurlijk niet wat wij willen.

De heerDe Krom(VVD)

Hoe naïef kun je zijn, om tegen producenten te zeggen dat zij eens een windmolen moeten bouwen, want dat is zo goed voor het milieu? Ik denk dat er weinig producenten zijn die alleen vanuit die overweging windmolens gaan bouwen. Dat zijn geen sociale instituten, die mensen willen gewoon geld verdienen, punt uit. Op het moment dat het commercieel interessant wordt, zullen zij dat doen, maar niet alleen vanwege het milieu, dat is duidelijk.

MevrouwGerkens(SP)

Hiermee wordt mijn punt ondersteund. Dat zal een bedrijf niet doen, omdat het ook interessant en winstgevend moet zijn. Ik denk dat het belangrijk is dat de overheid een maatregel treft, waardoor bedrijven worden gedwongen om duurzame energie te introduceren in de bedrijfsvoering om meer redenen dan alleen winstgevendheid, want dan kan het wel eens erg lang op zich laten wachten.

Als ik het goed begrijp, wil de minister producenten van duurzame energie niet met voorrang toegang tot het net verlenen omdat de voorwaarden voor toegang voor iedereen gelijk zijn en duurzame producenten soms zelfs een kostenvoordeel hebben bij toegang tot het net. Bij de toegang speelt echter niet alleen de kostenkant een rol. Energie kan niet worden opgeslagen, dus het aanbod moet altijd gelijk worden gehouden aan de vraag. Voorrang voor duurzame energie betekent dat de niet-duurzame centrales worden stilgezet zodra het aanbod van duurzame energie toeneemt, zodat de duurzame stroom ongeacht de vraag kan worden aangeboden en geconsumeerd. Dit heeft vooral te maken met de keuze die de landelijke netbeheerder TenneT maakt bij de balanshandhaving en vrij weinig met kosten. Waarom wordt deze kant van de zaak niet belicht? Wat vindt de minister hiervan?

De voorzitter:

Wij zijn aan het einde gekomen van de eerste termijn van de Kamer. Ik moet daarbij melden dat mevrouw Giskes haar uiterste best heeft gedaan om hier op tijd te zijn, maar dat zij acht minuten geleden nog steeds vastzat in een trein. Dit is spijtig voor mevrouw Giskes en voor het zogenoemde geluid van de fractie van D66, maar er is niets aan te doen.

De vergadering wordt van 12.05 uur tot 12.15 uur geschorst.

MinisterBrinkhorst

Voorzitter. Ik stel het overleg met uw Kamer zeer op prijs. Het gaat in de eerste plaats om het wetsvoorstel, maar daarnaast zijn er ook veel vragen gekomen over de artikel 36i-brief en meer in algemene zin over stimulering van duurzaamheid. Laat ik daarom beginnen met te zeggen dat ik de minister voor duurzame energie ben en blijf. Ik heb dat gezegd bij mijn aantreden, in een debat met de Eerste Kamer. Plenair heb ik al meer debatten gehad met de Eerste Kamer dan met uw Kamer, maar u zult mijn opmerkingen in de Eerste Kamer hebben gehoord.

Het wetsvoorstel heeft weinig vragen opgeroepen en over de afzonderlijke amendementen kom ik straks te spreken. Ik wil nog wel de algemene opmerking maken dat wij nu niet het debat over het MEP-wetsontwerp moeten overdoen. Dat wetsontwerp is in juni aangenomen en ook de Eerste Kamer heeft ermee ingestemd, inclusief de oppositiefracties. Daarmee is een belangrijk markeerpunt bereikt, namelijk de overgang van een vraaggestuurde naar een aanbodgestuurde stimulering. In het algemeen ben ik er een groot voorstander van om de vraag te stimuleren, ook om ervoor te zorgen dat de consument volop aan zijn trekken komt, maar in het geval van de artikel 36i-regeling was er het punt van het "buitenlandlek". Er geldt dus niet dat wij niet de vraag zouden willen stimuleren, maar wij willen dat niet langer via een weg doen waarbij de financiële middelen vooral in het buitenland terechtkomen. Zo werd voorheen bijvoorbeeld waterkrachtenergie uit Noorwegen die buitengewoon duurzaam is, voor een deel door de REB gefinancierd.

Daarom zijn wij overgegaan op een aanbodgestuurd systeem, dat inmiddels door de beide Kamers is geaccordeerd. Ik hoop dan ook dat de Kamer in de komende periode niet opnieuw de algemene discussie gaat voeren, nu de MEP is aangenomen.

Om aan te geven dat wij nog steeds duurzaamheid willen bevorderen, wil ik enige opmerkingen maken over hetgeen wij in Europees verband willen doen. Ik wil proberen in Europees verband een betere marktwerking tot stand te brengen. Daarbij gaat het niet alleen om de liberalisering, want wij willen ook in bredere zin ervoor zorgen dat garanties van oorsprong niet alleen gelden als productiebewijs, maar ook verhandelbaar zijn. Daarmee kan de garantie van oorsprong een exclusief bewijs van de levering van groene stroom zijn. Ook wordt daarmee een separate markt voor garanties van oorsprong gecreëerd. Verder zou ik het stimuleringsbeleid meer willen harmoniseren, zodat een level playing field wordt bereikt. In de Europese landen bestaan er op dat punt zeer uiteenlopende posities. Ik wil het komende EU-voorzitterschap proberen te gebruiken om steeds meer landen in die richting te krijgen en ervoor te zorgen dat ook zij gaan streven naar een Europese groene markt. Daarbij kunnen bijvoorbeeld initiatieven als het renewable electricity certificatesysteem een belangrijk hulpmiddel zijn.

Nederland is inderdaad te laat met de implementatie. Dat is een algemeen Nederlands probleem, waarvan ik mij zeer bewust ben. Ik denk dat dit met de omzettingscultuur in Nederland te maken heeft, maar ook vaak met de prioriteiten die de Kamer stelt, hoewel wij elkaar niet de zwartepiet moeten toespelen. Als wij steeds te laat implementeren, kunnen er steeds inbreukprocedures komen. Op 9 april is de memorie van antwoord naar de Tweede Kamer gestuurd. Vandaag is het 6 oktober, dus precies een half jaar later. Ik geef de schuld niet aan de Kamer, maar de constatering is dat het in ons wetgevingssysteem kennelijk moeilijk is om een bepaalde datum te halen.

Ik hoop van harte dat uw Kamer deze week met dit wetsvoorstel kan instemmen, zodat het voor het einde van het jaar in de Eerste Kamer kan worden behandeld. Dan zijn wij twee maanden te laat; dat is gelukkig minder erg dan in sommige andere gevallen, maar wij kunnen er absoluut niet trots op zijn. Het is een onderdeel van een bredere cultuurverandering. Ik hoop dat wij hierover kunnen spreken bij de behandeling van de begroting van het ministerie van Economische Zaken. Ook in het kabinet als geheel is het vraagstuk van de implementatie van de Europese richtlijnen een punt van zorg.

De heren De Krom en Samsom hebben gevraagd hoe het europees-rechtelijk staat met het opzetten van een exclusief systeem van garanties. Daarover hebben wij contact gehad met de Europese Commissie. De bedoeling van de richtlijn is heel duidelijk om een exclusief systeem op te zetten. Alle Europese lidstaten geven uitsluitend garanties aan hun eigen nationale groene stroom, die vervolgens door andere landen moeten worden erkend. Dat is eigenlijk het kernpunt. Als andere lidstaten de richtlijn te laat implementeren, betekent dit dat de eventueel door hen aan de Nederlandse grens aangeboden groene stroom niet als zodanig kan worden erkend. Dat is niet in strijd met het Europese recht.

Het is wel in strijd met het Europese recht als Nederland tijdelijk garanties van oorsprong zou geven aan buitenlandse groene stroom of als Nederland andere bewijzen van de "groenheid" van buitenlandse stroom zou erkennen die niet door het systeem worden erkend. Iedere lidstaat heeft een eigen verantwoordelijkheid voor tijdige en volledige implementatie. Als wij deze acties van Nederland apart zouden zetten, nemen wij de verantwoordelijkheid van andere lidstaten over. Dan gaan wij in tegen het doel en de strekking van de richtlijn. Overigens liggen er nog 6 miljoen groencertificaten op de plank. Er is dus geen sprake van een tekort. In een situatie waarin wij het systeem hebben ingevoerd en andere landen nog niet, vind ik het verkeerd om hier tijdelijk mee door te gaan. Dat komt neer op het belonen van slecht gedrag.

Spanje, Oostenrijk en België hebben de richtlijn al geïmplementeerd. In Nederland heerst het beeld dat wij zo braaf zijn, maar Spanje, Oostenrijk en België zijn ons dus voorgegaan. Duitsland is nog niet begonnen met de implementatie. Dat betreur ik zeer. Ik hoop daarover binnenkort te praten met de heer Trittin, de groene minister voor milieuzaken in Duitsland. Hij zou zich dat toch moeten aantrekken. De overige lidstaten zijn net zoals Nederland hard bezig. Ik vermoed dat alles niet voor 27 oktober gereed zal zijn. Duitsland is een onzekerheid, maar ik denk dat het voor 1 januari allemaal kan zijn geregeld.

De doelen en de instrumenten verschillen per lidstaat. De indicatieve doelstellingen verschillen dus heel fors per land. De Nederlandse doelstellingen kent u, maar deze zijn natuurlijk altijd gebaseerd op het potentieel aan nationale productie. Het probleem van Nederland was, dat het een geringe nationale productie had. Tegelijkertijd speelt het aspect van de beschikbare hoeveelheid natuurlijke hulpbronnen. Veel landen, zoals Duitsland, Denemarken en Oostenrijk, hebben een systeem dat lijkt op een feed-intarief, waarbij een subsidie wordt verstrekt bij de "invoeding" op het net. Andere landen, zoals België en Groot-Brittannië, kennen een verplichting op het niveau van afnemer, leverancier of producent. Ten slotte is een vorm van vraagsturing mogelijk, die alleen in Nederland werd toegepast. Daarom zetten wij die nu om in een systeem van subsidie op het aanbod.

De heerSamsom(PvdA)

Uw betoog over de implementatie laat ik op mij inwerken. De meeste groene stroom komt op dit moment rechtstreeks uit Finland en Zweden. Als die twee landen de richtlijn niet op tijd implementeren, betekent dit dan dat de groencertificaten uit die landen op 28 oktober niet geldig zijn en niet kunnen worden aangeboden? Dit zou consequenties kunnen hebben. Wij beschikken over een grote reserve, maar als de stroomvoorziening stagneert, ligt die snel plat.

MinisterBrinkhorst

Ik constateer dat u het op zichzelf genomen niet principieel oneens bent met het betoog dat ik heb gehouden, maar dat u benieuwd bent naar de gevolgen. Mijn betoog onderstreept het belang van het maken van afspraken om een en ander daadwerkelijk te gaan uitvoeren. Finland en Zweden zijn landen waarin wij heel veel vertrouwen hebben. Ik zal op uw verzoek nog eens specifiek nagaan hoe ver de Zweden en Finnen zijn gevorderd. Ik hoop dat zij voor 1 januari 2004 de richtlijn kunnen invoeren. Als zij deze richtlijn op die datum niet hebben geïmplementeerd, terwijl wij dat wel hebben gedaan, heeft dat inderdaad tot gevolg dat wij niet bereid zijn de groencertificaten uit die landen aan te nemen.

De heer De Krom vroeg naar de uitkomst van het gesprek met de Europese Commissie. Welnu, dit gesprek heeft inderdaad plaatsgevonden. Het belangrijkste standpunt van de Commissie is dat de garanties van oorsprong het enige en exclusieve bewijs van de productie van duurzame elektriciteit zijn, zoals ook in de richtlijn is aangegeven. Daardoor moet er een transparante markt voor groene stroom met keuzevrijheid ontstaan. De garanties kunnen alleen worden gegeven voor in eigen land opgewekte elektriciteit. Daarmee zitten wij nu eindelijk eens op een gezamenlijk spoor. De Commissie heeft bevestigd wat ik zojuist tegen de heer Samsom zei, te weten dat, als andere landen niet tijdig implementeren, de erkenning van de "groenheid" van de door hen aangeboden elektriciteit kan worden geweigerd. In dat geval kan er dus geen groene stroom worden geëxporteerd. Dit kan negatief worden beoordeeld, maar ook positief. Naar mijn gevoel vormt het een geweldige stimulans om tot een werkelijk gezamenlijk beleid van duurzaamheid te komen. Ook om die reden hoop ik dat de "groene" minister Tritin in staat zal zijn de regeling in Duitsland zo snel mogelijk in te voeren. Duitsland is een zeer belangrijk land en ik begrijp werkelijk niet waarom dit systeem in een land met een "groene" milieuminister niet tijdig tot stand kan komen.

De heerDe Krom(VVD)

Er wordt ook groene stroom ingevoerd uit een land als Noorwegen, dat geen lid is van de Europese Unie. Hoe wordt daarmee omgegaan in het nieuwe systeem?

MinisterBrinkhorst

De landen van de Europese Vrijhandelsassociatie, de EVA, worden op dit punt behandeld als lidstaten van de Europese Unie. Dit betekent dat Noorwegen hetzelfde systeem zal invoeren. Anders dan wij, zitten de Noren echter niet aan de tafel waar de besluitvorming plaatsvindt.

Op de vraag van mevrouw Gerkens waarom de mogelijkheid uit de richtlijn tot aansluiting bij voorrang van duurzame installaties in het net niet is overgenomen, antwoord ik dat binnen één afnemerscategorie iedereen onder gelijke voorwaarden toegang heeft tot het net. Je kunt dus zeggen dat het verlenen van voorrang in een dergelijk systeem niet nodig is. De gelijke behandeling staat hierbij voorop. Uit de praktijk is bovendien niet gebleken dat een dergelijke voorrangspositie voor duurzame elektriciteit nodig was om toegang tot het net mogelijk te maken. De balanshandhaving voor TenneT is een technische aangelegenheid om een continue balans, en daarmee leveringszekerheid, te waarborgen. Uit oogpunt van leveringszekerheid van groene stroom is er geen probleem op het gebied van de gelijke toegang. Dit zou wel problematisch zijn in geval van niet-regelbare bronnen, zoals windenergie en zonne-energie.

MevrouwGerkens(SP)

Voorzitter. Het gaat er niet om dat er problemen zouden zijn. Het gaat mij erom dat groene stroom de voorkeur zou moeten krijgen boven vuile stroom. Is het niet wenselijker om dat op deze manier te regelen? Zou dat niet boven het gelijkheidsbeginsel moeten gaan?

MinisterBrinkhorst

Ik heb bezwaar tegen het begrip "vuile stroom", omdat het klinkt alsof zij die geen groene stroom hebben, erg vies bezig zijn. Ik ben het geheel met mevrouw Gerkens eens dat groene stroom beter is en meer duurzaam, maar zij verabsoluteert dat door het woord "vuil" te gebruiken. Ik begrijp haar punt. Als het zonder problemen mogelijk is om gelijktijdig groene stroom en niet-groene stroom op het net te krijgen, dan geldt het gelijkheidsbeginsel. Mochten er toch problemen optreden, dan krijg je de discussie over wat er voorrang moet krijgen. Het lijkt op de discussie over de vraag of de sneltrein voorrang moet krijgen op de boemeltrein. Voor zover ik weet, is het in de praktijk technisch geen probleem om beide stroomsoorten op gelijke manier te transporteren. Het hangt van de vraag af of men groene stroom wil hebben of niet-groene stroom.

De heerSamsom(PvdA)

Er ontstaat een aardige parallel met het debat dat een kamer verderop plaatsvindt over positieve discriminatie. Die blijkt soms nodig te zijn om voor sommige mensen gelijke kansen te creëren. Dat geldt voor groene stroom ook. Nu is er nog geen probleem, omdat de productie van de bestaande windmolens in de controlekamer van TenneT nauwelijks wordt opgemerkt. Zodra er echter 600 mWh op zee worden geproduceerd – het moeten uiteindelijk 6.000 mWh worden – dan moet bij opstekende wind niet de exploitant van het windmolenpark worden gebeld met de mededeling dat hij wordt afgeschakeld omdat TenneT de geproduceerde stroom er niet meer bij kan hebben. Nee, dan zou een gas- of kolencentrale afgeschakeld moeten worden. Dat is wel degelijk een keuze die ook een politieke achtergrond heeft, namelijk de keuze voor meer duurzame energie. Die keuze zou ik toch gewaarborgd willen zien. Misschien hoeven wij daar niet morgen over te praten, want helaas staan de molens er nog niet, maar op termijn wordt dit een onderwerp van positieve discriminatie.

MinisterBrinkhorst

Ik ben het eens met de heer Samsom dat regeren vooruitzien is. Hij ziet nu echter zo ver vooruit dat ik vrees dat hij achter de horizon verdwijnt. Voordat wij zo ver zijn, zal er nog heel wat moeten gebeuren. Ik ben het wel eens met de heer Samsom en mevrouw Gerkens dat er nooit een situatie mag ontstaan waarin duurzame elektriciteit geen kans krijgt en andere elektriciteit wel.

Ik kom te spreken op de ingediende amendementen. Wij zullen het straks nog hebben over het totale instrumentarium dat wij op het ogenblik voor duurzame energie hebben. Over het amendement-Hessels op stuk nr. 8 kan ik kort zijn, want ik neem het over. Het moet ook worden omgezet. De markt gaat op 1 juli 2004 open in plaats van op 31 december dit jaar. Met het eerste onderdeel van het amendement-Hessels op stuk nr. 10 ga ik helemaal akkoord. Over het tweede onderdeel heb ik een vraag aan de heer Hessels en van zijn antwoord hangt af of ik het amendement wel of niet overneem. Volgens de definitie van artikel 1, lid 1, onderdeel b, kan een aansluiting uit meerdere verbindingen bestaan. In artikel 28 van de wet worden de kosten per verbinding genoemd. Als ik het amendement overneem, kan een afnemer de uit meerdere verbindingen bestaande aansluiting kopen voor de prijs van één verbinding. Dat is economisch gezien niet rendabel. Als het de bedoeling van de heer Hessels is om voor die ene aansluiting de prijs van slechts één verbinding te betalen, al krijgt de koper er meerdere verbindingen door, dan wil ik aanneming van het amendement ontraden. Het spreekt vanzelf dat de DTe bij aanneming de aansluittarieven zou moeten aanpassen om de kosten te dekken die gepaard gaan met de aansluiting die uit meerdere verbindingen bestaat. Dat zou ook kunnen betekenen dat de tarieven verhoogd worden als gevolg van aanvaarding van dit amendement. Is de heer Hessels bereid een verhoging van de tarieven als gevolg van aanneming van zijn amendement te accepteren? Als hij meent dat het op een koopje moet, dan moet hij het tweede onderdeel van zijn amendement niet aannemen. Anders hoor ik graag of de Kamer het op haar verantwoording wil nemen dat de kosten van elektriciteit verhoogd worden als gevolg van de aanneming van dit amendement. Technisch is het niet nodig, maar het is wel een bedrijfseconomisch verschil.

De voorzitter:

De heer Hessels kan reageren in de tweede termijn. Ik heet mevrouw Giskes van harte welkom. U krijgt straks nog gelegenheid om uw inbreng te leveren.

MinisterBrinkhorst

Mijn belangrijkste bezwaar tegen het amendement van de heer Samsom over de verplichte afname van duurzame elektriciteit, is dat het onduidelijkheid creëert voor de markt. Er sluipt weer een element van vraagstimulering in terwijl wij juist hebben afgesproken dat wij de MEP gaan starten. Bovendien is het wetsvoorstel nog niet eens van kracht. Ik zet dezelfde vraagtekens bij dit amendement als de heer De Krom. Ik stel voor om de ontwikkeling goed monitoren en om de MEP te evalueren. Als wij de afnameplicht nu weer inzetten terwijl wij bezig waren het stimuleren van het aanbod, heeft dat negatieve consequenties voor de markt. Als die verplichting namelijk van kracht wordt, kan de vrije groene markt een negatieve impuls krijgen. Dat kan toch niet de bedoeling van de heer Sasmom zijn. Het aannemen van dit amendement is dus zowel beleidsmatig als uitvoeringstechnisch onwenselijk. Het heeft tot gevolg dat er een plicht wordt opgelegd aan alle individuele afnemers.

Er is destijds een tijdelijke afnameverplichting opgenomen in de Elektriciteitswet 1998. In die periode was er echter nog geen groene markt. Er was een heel andere verdeling van verantwoordelijkheden. Er was toen eigenlijk een centralistisch en monopolistisch systeem waarin de minister uiteindelijk een grote rol speelde bij het uitgeven van certificaten. Wij gaan nu naar liberalisering en naar aanbodstimulering. De rolverdeling zoals die in 1998 is opgenomen in de wet is nooit in werking getreden. In plaats daarvan is een systeem van groencertificaten ontwikkeld door Tennet. Dit geeft aan dat de afnameplicht die de heer Samsom voorstelt haaks staat op hetgeen in het huidige systeem wordt opgenomen. Dat is voor mij een uitvoeringstechnische reden om het aannemen van het amendement te ontraden.

De heerSamsom(PvdA)

Ik kan dat werkelijk niet begrijpen. De minister zegt dat het onduidelijk creëert. In zijn eigen memorie van toelichting of de nota naar aanleiding van het verslag geeft hij aan dat een afnameverplichting kan worden overwogen als wij het niet redden. Daarmee creëert hij zelf dezelfde onduidelijkheid. Het is dus de pot die de ketel verwijt.

De minister zegt ook dat het in de wet stond voordat er een groene markt bestond en dat het systeem van groencertificaten daarvoor in de plaats is gekomen. Dat is onjuist. De vraagstimulering is daarvoor in de plaats gekomen. Ik was het daar van harte mee eens. Daarom had ik ook geen bezwaar tegen de slapendheid van dat artikel. De minister haalt nu zelf de vraagstimulering eruit door het afschaffen van de vrijstelling op grond van artikel 36i. De afnameverplichting staat niet haaks op het certificatensysteem. Die twee vullen elkaar juist aan. Dat staat ook in het ECN-rapport.

De afnameverplichting staat haaks op de vraagstimulering. De vraagstimulering wordt weggehaald, dus blijft de afnameverplichting als instrument over. Er wordt dus een tegenstelling gecreëerd die er niet is. Ik wil de minister in overweging geven om hier nog eens heel goed over na te denken. Ik kan hem namelijk nu garanderen dat wij over anderhalf jaar met dit bijltje gaan hakken. Regeren is vooruitzien en dit keer gaat het niet om de horizon, maar om een periode van anderhalf jaar. Wij zullen dan zien dat het afschaffen van de vraagstimulering heeft geleid tot het wegvallen van vraag en dat er daarmee een noodzaak is ontstaan voor het inzetten van een nieuw instrument om alsnog de doelstelling te halen. Dit instrument ligt dan zo mooi klaar.

MinisterBrinkhorst

Het is een kwestie van prioriteiten. Ik heb niet gezegd dat ik niets voel voor vraagstimulering. Als wij zo naar de andere instrumenten kijken, kunt u zien dat er wel degelijk ook vraagstimulering aanwezig is. Via de EPR wordt bijvoorbeeld de vraag naar energiezuinige apparaten bevorderd. Dit is weliswaar beleid van VROM, maar het is een algemene filosofie. Het gaat mij er echter om of wij, nu wij de MEP opzetten, daar als het ware al weer een ander signaal bij moeten afgeven. Moeten wij niet even afwachten hoe het gaat met de verbetering van het aanbod? De verbetering van het aanbod past helemaal in het systeem van de richtlijn. Daarover zijn wij het eens. Daarom vind ik dat wij daarnaast niet een verwarrend signaal moeten geven. Als ik onverwacht ongelijk krijg, zal het antwoord ook niet mogen zijn dat ik mij principieel heb verzet. Ik ontken niet dat het instrument bij een toekomstige eventualiteit nuttig kan zijn. Ik zeg alleen dat ik op dit moment, nu wij de MEP nog niet hebben, alle kans wil geven aan de aanbodsverplichting. Dat is wel meer dan een nuanceverschil; het is een verschil in prioriteit.

De heerSamsom(PvdA)

Onderkent de minister niet dat ik uiting geef aan dat verschil door het artikel niet direct actief te willen maken? Ik wil het slapend houden, maar ik wil het wel in de wet opnemen, om de minister, de Tweede Kamer, de Raad van State en de Eerste Kamer straks alle moeite te besparen, als wij het op een of andere manier toch moeten invoeren. De minister sluit het zelf ook niet uit.

MinisterBrinkhorst

Zou u een afnameplicht voor leveranciers er onder rekenen?

De heerSamsom(PvdA)

Ja. Ik denk niet aan elk huishouden apart. Ik denk aan leveranciers van stroom, die verplicht zijn om een bepaalde hoeveelheid duurzame stroom in te kopen of op te wekken. Dan kunnen zij bijvoorbeeld pas een vergunning krijgen. De sanctie wordt geregeld in de AMvB.

MinisterBrinkhorst

Zou u bereid zijn het amendement in die zin aan te passen? Het staat er nu niet in.

De heerSamsom(PvdA)

Dat lijkt mij een prima voorstel.

MinisterBrinkhorst

Wij krijgen nog een korte tweede termijn. Mevrouw Giskes krijgt ook het woord. Als de heer Samsom een nader aangepast amendement heeft, wil ik wel bekijken of wij er uit komen. Ik heb al gezegd dat het voor mij niet een fundamenteel punt is, maar wel een punt van prioriteit. Ik wil zien hoe dat zich verhoudt tot de ontwikkeling van het MEP en wat wij hebben bereikt aan de aanbodzijde.

De heer Hessels heeft nog een amendement achter de hand over de mogelijkheid om aansluitingen openbaar aan te besteden. De netbeheerder heeft op grond van artikel 23 van de wet een aansluitplicht. Daartoe mag hij de in artikel 28 genoemde kosten in rekening brengen. Het verzorgen van de aansluiting is een exclusieve taak van de netbeheerder, om de integriteit van het net te waarborgen. Stel dat een erkende loodgieter de wettelijke verplichting heeft om dat net integer te houden. Dan is het de vraag of een aantal andere mensen, geen netbeheerders, toegang krijgt om ook aan het netwerk te gaan sleutelen. Komt de integriteit van het netwerk niet in gevaar als dit niet oordeelkundig wordt gedaan? Dan komt ook de leveringszekerheid in gevaar.

De netbeheerder heeft op grond van de wet wel de mogelijkheid om de aansluitwerkzaamheden uit te besteden, maar dat doet hij dan zelf. Moeten wij echter een niet-netbeheerder aan het hoofdnet laten sleutelen? Als het gaat om de installatie achter de beveiliging, als het ware het kraantje aan het net, kan de afnemer kiezen door wie hij de installatie wil laten aanleggen. In menig geval zal in overleg met de netbeheerder de beveiliging zo dicht mogelijk bij het net worden gemaakt. Het grootste deel van alle feitelijke werkzaamheden kan dan in opdracht van de afnemer zelf door derden, dus niet de netbeheerder, worden uitgevoerd. Ik zet echter een groot vraagteken bij het sleutelen aan het hoofdnet zelf. Dat zou betekenen dat de netbeheerder niet langer zelf het net goed kon beheren. Aangezien nog geen amendement is ingediend, geef ik dit aan als de grens van wat voor mij aanvaardbaar is. Er mag niet aan het net zelf worden geknoeid. Het is de vraag of een regeling daarover per amendement moet worden gemaakt, want de netbeheerder heeft zelf de mogelijkheid om een dergelijk karwei in overleg door een derde tot stand te laten brengen.

Voorzitter. Ik heb over duurzaamheid en over de weg die wij gaan inslaan, al een aantal algemene opmerkingen gemaakt, maar ik heb er behoefte aan, toch nog eens het totaal aan instrumenten in de Nederlandse wetgeving om duurzaamheid te bevorderen aan te geven. Voor de MEP-subsidie is voor 2003 van het totaal van 129 mln euro ten minste 71 mln euro voor duurzame elektriciteit bestemd. De REB wordt trapsgewijze afgeschaft, maar tot 1 januari 2005 is er nog een element van vraagsturing, juist omdat ik de overgangsperiode naar een echt goede aanbodsturing zoveel mogelijk daarvoor wil gebruiken. Dan blijft er nog de fiscale stimulering van investering in energiebesparing en duurzame energie die voor alle ondernemers geldt. Daarvoor is in totaal 161 mln euro beschikbaar. Verder is er voor 2003 nog een bedrag van 16 mln euro beschikbaar voor BSE-subsidie; daarmee worden haalbaarheidsonderzoeken voor energiebesparing en milieuvriendelijke energietechniek gestimuleerd. Het ministerie van VROM heeft voor 2004 een verlaging van de EPR-subsidie voorzien en ik heb begrepen dat de Kamer hierover in overleg is met mijn collega van VROM. Ik zou het dan ook niet juist vinden om op het resultaat daarvan vooruit te lopen, maar iedere vorm van vraagstimulering die daardoor ontstaat, is mij op zichzelf welkom. Ik zie het dus als een nuttig instrument. Vervolgens noem ik het CO2-reductieplan, dat ook een subsidie omvat. Daarbij gaat het om investeringen in de aanschaf van apparatuur om de uitstoot van CO2 te kunnen terugdringen. In totaal is hiervoor een fors bedrag beschikbaar, namelijk tot 2005 een bedrag van 425 mln euro aan te subsidiëren investeringen. Met de EET-subsidie wordt meerjarige ondersteuning gegeven aan duurzame technologische ontwikkelingen. Daarbij gaat het om projecten die op korte termijn te realiseren zijn door samenwerkingsverbanden van ten minste twee niet met elkaar verbonden natuurlijke of rechtspersonen. In die subsidiepot zit een bedrag van 33 mln euro. Met de groenprojecten worden milieuvriendelijke projecten gestimuleerd. Hierbij spelen de groene beleggers een rol, die zorgen voor de financiering van groenprojecten van met name particuliere bedrijven.

Voorzitter. Gelet op dit totaalbeeld kun je toch niet volhouden dat dit kabinet een kabinet van droogleggers is dat groene energie eigenlijk zou willen afschaffen. Wij moeten elkaar dan ook niet aanpraten dat het kabinet in deze richting zou willen gaan. Ik heb alles nog maar eens op een rijtje gezet, omdat ik verwachtte dat de heer Samsom nog tot een frontale aanval zou overgaan. Ik heb mij dus gepantserd en ik ben benieuwd wat hij er nog op te zeggen heeft.

De heerSamsom(PvdA)

Uw pantser is veelkleurig, want het zijn heel veel regelingen, maar het vertoont wel grote gaten, want het vorige kabinet, ik geef toe dat u daar geen deel van uitmaakte...

MinisterBrinkhorst

Met het vorige kabinet heb ik helemaal niets te maken en de heer Heinsbroek heb ik nooit ontmoet...

De heerSamsom(PvdA)

Dat is een verzuchting die ik me kan voorstellen. Maar goed, ik kan toch niet zonder een verwijzing naar de geschiedenis. Het vorige kabinet heeft 500 mln uit de subsidies voor duurzame energie gehaald, dit kabinet trekt er in de komende vier jaar nog minimaal 400 mln uit, alleen al met de REB-maatregelen. Verder geeft u hoog op van de EPR en u zegt dat elke vorm van vraagstimulering welkom is, maar beseft u wel dat bij die regeling alleen nog het energieprestatieadvies (EPA) wordt gesubsidieerd? Het is een prachtig middel, maar het zet absoluut geen zoden aan de dijk. Het is een papiertje dat men kan laten maken, maar vervolgens krijgt men geen subsidie voor de maatregelen die geadviseerd worden. Met andere woorden, u kleedt dit instrument verder uit. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat u al die regelingen wel in stand houdt, maar dat u per regeling steeds minder geld beschikbaar hebt. Mijn conclusie is dan ook dat u het beleid, gericht op duurzame energie, aan het ontmantelen bent.

MinisterBrinkhorst

Ik wil niet het hele verhaal herhalen dat ik zonet heb gehouden. De MEP komt in de plaats van de REB; daar hebben wij het over gehad. Zelf zat ik in het kabinet vóór het kabinet waar de heer Heinsbroek lid van was. Ik wijs er dan op dat wij onder vorige kabinetten waar ook de PvdA verantwoordelijkheid voor had, juist niet de productie van groene stroom zo geweldig van de grond hebben gekregen doordat de REB bestond. U moet daarom niet denken dat het alleen maar het bezuinigingsaspect is waar het om gaat. Wij hebben nu eenmaal altijd een beetje de neiging in Nederland om het wat anders te doen dan in andere landen en wij waren toen het enige land waar de vraagstimulering kwam zonder dat wij eigenlijk de productie van groene stroom tot stand brachten. Wij hebben nu de politieke moed gehad om eindelijk eens te kiezen voor een gewoon Europees proces.

Over die andere subsidies, betreffende onder meer de CO2-reductie, heeft de heer Samsom niet gesproken; daarbij is ook geen sprake van geweldige bekortingen. Dan blijft over de EPR-subsidie. Ik wil er niet flauw over doen, want ik vind dat wij dat serieus moeten bekijken. Natuurlijk zal er in een periode van bezuinigingen ook bij VROM een spanning op staan. Ik loop echter niet vooruit op de uitkomst van het overleg. Als er de Kamer zoveel aan gelegen is om dit te blijven stimuleren, dan zal dat in overleg dienen te geschieden met mijn collega van VROM. De Kamer vindt mij niet op haar weg op dit punt, maar ik ga er niet over. Het is uiteindelijk een beslissing die de collega van VROM regardeert. Als wij dit hele verhaal samenvatten, kan ik niet constateren dat het duurzame energiebeleid daarmee onderuit wordt gehaald. Ik kom overigens zo meteen te spreken over de windenergie en de zonne-energie, andere onderwerpen waar de heer Samsom over sprak.

Voorzitter. Ik ga nu over naar de kwestie van de doelstelling. De vraag is daar wat de bezuinigingen inhouden voor het behalen van de duurzame energiedoelstelling van 5% en de duurzame elektriciteitsdoelstelling van 9%. Naar mijn gevoel is het zo dat wij wellicht een overgangsperiode nodig hebben waarin de bevordering van het aanbod van duurzame energie van de grond moet komen. Ik hoop dat het binnen twee jaar zo is dat wij een aanzienlijke stimulans hebben gekregen. Daarom houden wij in beperktere mate een aflopende vraagstimulering van de REB overeind tot 1 januari 2005.

Ik denk dat het op de langere termijn – dit betreft de doelstelling van 2010 – niet betekent dat de duurzame elektriciteitsdoelstelling niet wordt gehaald. Ik zou echter met de Kamer willen afspreken om ten aanzien van de tussendoelstelling van 6% voor 2005 een tussenbalans op te maken om te zien of de doelstelling van 9% voor het jaar 2010 haalbaar is. Je moet immers altijd een beleid toetsen op de werkelijke effecten. Als onverhoopt mocht blijken dat er een mindere stimulering van de vraag is en dat het aanbod langzamer van de grond komt dan zoals nu in de MEP voorzien, dan vind ik dat wij dat in 2005 moeten bezien. Dan heeft de Kamer nog twee jaar de gelegenheid om mij er dagelijks aan te houden. De heer Samsom zal dit zeker doen. Hij is dan aan het einde van zijn bijna-tweede termijn. Hij heeft namelijk een beetje gesmokkeld: hij is al één jaar Kamerlid. Ik ben pas 33 jaar in de politiek, maar ik weet hoe belangrijk het is dat je in de eerste periode scoort. Ik ben dan ook blij dat hij mij sterk zal blijven prikkelen om het zo te doen. Dat is geheel conform mijn inzet. Ik zal het ook zo zien dat iedere steun voor dit beleid, of die nu van de oppositie komt of van de regeringspartijen, mij welkom is.

Over het risico van de afschaffing van de REB heb ik gesproken. Daarin zit het punt van de overgang; wij gaan de zaak met elkaar op orde krijgen in 2005. Daarbij is er nog de vraag van de kans op prijsstijgingen, een niet onbelangrijk punt.

Is de kans niet groot, zo vraagt de heer Samsom, dat door de afschaffing van de REB de prijs voor duurzame elektriciteit zal stijgen? Ik denk dat de kans daarop niet groot is. Je moet echter niet zeggen dat die kans is uitgesloten. Ik zal dan ook nooit zeggen dat het 100% is uitgesloten. Ik denk echter dat verwacht kan worden, nu wij vijftien maanden hebben voor het daadwerkelijk afschaffen van artikel 36i, dat marktpartijen voldoende reden en voldoende tijd hebben om zich aan de nieuwe situatie aan te passen. Die aanpassing is nodig, omdat de import wat minder interessant wordt en zal afnemen. Bovendien zal de binnenlandse productie toenemen. Dat mogen wij althans aannemen, gezien de positieve reacties van de sector op de MEP. De MEP heeft nog steeds als uitgangspunt het subsidiëren van de onrendabele top. Dat betekent dat de meest kansrijke opties voldoende ondersteuning krijgen om groen concurrerend met grijs te kunnen aanbieden. Voor de binnenlandse opwerking blijft het huidige niveau van stimulering geheel in stand, waardoor het interessant is om een eigen capaciteit te plaatsen. Ook de extra zekerheid die de MEP biedt vergeleken met de fiscale stimulering, zal daaraan bijdragen. Voor leveranciers die nu importeren, is het interessant om op het binnenlandse aanbod over te gaan. Alles bij elkaar denk ik dat de kans op een grote prijsstijging, waardoor de vraag naar groene energie afneemt, niet groot is. Wij moeten dat evenwel met elkaar blijven monitoren. Als de MEP een jaar functioneert, wil ik de Kamer een overzicht van een en ander geven.

De heerSamsom(PvdA)

U bent voorbijgegaan aan mijn vraag of de MEP-budgetten wel voldoende zijn. U hebt wel gezegd dat u aan de tussendoelstelling van 6% duurzame elektriciteit in 2005 wilt vasthouden. Vanochtend kwam het antwoord binnen op de vragen die ik heb gesteld naar aanleiding van de EZ-begroting. Daarin staat haarfijn hoeveel geld er voor de MEP is in 2004, 2005, 2006 en 2007.

MinisterBrinkhorst

Ik houd van transparantie.

De heerSamsom(PvdA)

Daar ben ik ook heel blij mee. Uit die antwoorden blijkt evenwel dat er in het kader van de MEP in 2005 voor duurzame energie 280 mln euro beschikbaar is. Het is niet heel ingewikkeld om te berekenen dat 6% duurzame elektriciteit in 2005 ongeveer 6 terawattuur is. Je hebt 50% biomassa en 50% windenergie en dan reken ik nog niet eens de windenergie op zee mee. Dan heb je echter 6 terawattuur maal ongeveer een stimulering van 8 eurocent per kilowattuur te pakken. Dat is een nogal fors bedrag dat in ieder geval ruim boven 400 mln euro uitkomt. Ik geef onmiddellijk toe dat wij ook nog wat kunnen importeren. Gelukkig zal de import drastisch afnemen, omdat u het buitenlandlek dicht. Nu u die transparantie hebt gegeven, moet u evenwel op de blaren zitten omdat je nu al kunt zien dat er niet genoeg geld is in 2005 en zeker niet in 2006 en 2007. Dit is een heel problematisch punt, want dat betekent óf dat u uw bezuinigingsdoelstelling niet haalt – dat vind ik niet zo erg, maar minister Zalm wel – óf dat u uw duurzame-energiedoelstelling niet haalt. Het laatste vind ik wel heel erg.

MinisterBrinkhorst

Ik houd niet zo van of-ofredeneringen. Ik ben meer geïnteresseerd in en-enredeneringen. Er was eens een kruidenier die zei: én goedkopere én betere waar. Ik hoop dat wij én een beter aanbod én duurzaamheid kunnen bereiken. Mijn ambtenaren zitten heftig de cijfers die u hebt genoemd, op te schrijven. Zij zullen dus nog eens worden bekeken. Tot nu toe heb ik echter geen aanwijzingen dat het budget voor 2003 tot en met 2006 via de MEP onvoldoende zou zijn om de doelstelling te realiseren. Een en ander hangt uiteraard ook af van de kansrijkheid van de projecten. Wij leven langzamerhand in een zeer risicomijdende samenleving. Uit de innovatiebrief die de Kamer een dezer dagen zal ontvangen, zal blijken dat ik erin geïnteresseerd ben om een cultuuromslag te bereiken in het denken over innovatie en vernieuwing in Nederland en dus ook op het punt van duurzaamheid. Dit vereist ondernemerschap. Ik kan dat ondernemerschap niet onder alle omstandigheden garanderen. Ik weet echter wel dat wij er niet komen, als dingen alleen maar gebeuren omdat zij gesubsidieerd worden. U bent van een andere neiging en zegt dat het alleen maar geregeld wordt, als het gesubsidieerd wordt. Ik heb met dat soort denken gebroken. Destijds dacht ik dat ook, maar ik heb op dat punt mijn lessen geleerd. Modern ondernemerschap betekent dat je ook moet kijken naar de markt in andere landen. Ik denk dat de stimulering van de onrendabele top op dit moment het allerbelangrijkste is om ervoor te zorgen dat wij die omslag krijgen. De samenleving moet naar meer duurzaamheid toe. Ik denk alleen dat wij ook moeten zeggen dat de afnemers via hun bijdrage de MEP moeten meefinancieren. Ik denk dat wij er op die wijze uit kunnen komen. Als de heer Samsom dat prettig vindt, kan ik nog even naar de cijfers kijken. Eigenlijk is de vraag met welke inzet wij dit aanpakken.

Van die zes terrawatt per uur krijgt niet alles de MEP. Bestaande installaties van voor 1996 krijgen deze niet. Niet alles krijgt 8 eurocent. Het merendeel krijgt dat niet. Deels is er nog import. In 2003 en 2004 is er waarschijnlijk nog onderuitputting, en dat vind ik het meest zorgwekkend. Niet voor niets ligt er nog 6 miljoen groencertificaten op de plank. Als je dat hele proces beziet, denk ik dat wij er heel redelijk uitkomen. Zonder dat ik wil zeggen dat de heer Samsom niet goed heeft gerekend, heb ik meer vertrouwen in de cijferreeksen van mijn medewerkers dan in de berekeningen die hij heeft gemaakt.

Ik stel voor dat wij in 2005 de monitoring houden. De doelstellingen van 6% en 9% blijven overeind. Volgend jaar komt de eerste monitoring, zodat men zich kan voorbereiden op een pittig debat met deze minister in 2005. Dan zal ik mijn harnas nog wat beter oppoetsen, zodat wij zien hoe ver wij met elkaar komen.

De heerSamsom(PvdA)

Aan het begin van dit betoog beloofde u nog dat de cijfers zo meteen zouden komen. U hebt een aantal argumenten genoemd waarom het minder kan zijn dan ik zeg. Laat ik er een argument aan toevoegen: als het goed is, staat er in 2005 150 mW op zee, en dat kost al 70 mln euro. Op deze manier redt de minister het nooit.

MinisterBrinkhorst

Waarom denkt u alleen in termen van veel geld inzetten?

De heerSamsom(PvdA)

Ik wil graag een discussie aangaan over de andere methodes die er zijn, maar ik vermenigvuldig nu de instrumenten met de doelstellingen en dan constateer ik dat er ofwel een gat in de begroting ontstaat – dat vind ik niet zo'n probleem, maar de andere ministers wel – of de doelstelling niet wordt gehaald. Daar wil ik toch een specifieker antwoord op dan het antwoord dat het wel mee zal vallen en dat wij in 2005 verder kijken. Zo gaan wij niet om met de begroting, dat heeft de Partij van de Arbeid zwaar ingewreven gekregen, onder andere door uw partij.

MinisterBrinkhorst

Als wij over de tegenbegroting spreken, kan ik daar een lange reactie op geven. Ik houd liever de lange termijn in het oog dan de korte termijn. Als je op korte termijn geld uitgeeft waar je op lange termijn slechter mee af bent, ben ik daar niet helemaal van gediend. Maar ik vind dat de heer Samsom wel een punt heeft. De cijferaars gaan nu echt aan het werk en er komt een uitgewerkt antwoord, voordat de herfstvakantie voorbij is. Wij mogen over doelstellingen of wegen verschillen, maar niet over de cijfers.

De heerDe Krom(VVD)

Ik heb met interesse naar de discussie geluisterd, maar ik heb het gevoel dat wij toch uit het oog verliezen wat wij nu eigenlijk willen. Wij willen een transitie naar een duurzame energiehuishouding. Daar gaat het om. Ook bij mij is er geen twijfel over dat dit nodig is. De kernvraag is hoe wij daar komen. Daar kun je op twee manieren komen. Je kunt een heleboel overheidsgeld inzetten om die vraag te stimuleren. De vraag is hoeveel dat mag kosten. De heer Samsom heeft gezegd dat dit best wat mag kosten.

Veel belangrijker is de vraag hoe wij zo snel mogelijk tot commercieel rendabele technologieën komen. Mijn vraag aan de minister is of wij samen met het bedrijfsleven dat soort projecten van de grond moeten trekken, want anders is het gevaar dat wij op de verkeerde technologieën inzetten. Om deze van de grond te trekken en te houden onderken ik dat het nodig is om een beperkte vraag in de markt te hebben. Ik vraag mij af of wij al op de goede weg zijn nu wij zo veel geld investeren in artificiële vraagstimulering en misschien te weinig doen aan de ontwikkeling van de technologie. Met andere woorden: wijzen wij de middelen wel goed toe?

MinisterBrinkhorst

Ik vind dit een heel interessante vraag, want ik heb in de discussie met de heer Samsom in minder pregnante bewoordingen uitdrukking gegeven aan diezelfde zorg. Ik betwijfel zijn goede bedoelingen niet, want onze doelstellingen zijn hetzelfde, namelijk het instandhouden en bevorderen van duurzame energie. Op een aantal punten heb ik echter dezelfde zorgen als de heer De Krom. Om die reden vind ik het Innovatieplatform interessant, omdat het gaat over de aansluiting van de overheid en de kennisinstellingen met het bedrijfsleven. Het bevorderen van duurzame technologieën behoort daar in grote mate toe. Ik heb in het vorige debat met betrekking tot windenergie gezegd dat Greenpeace nog nooit op het ministerie van Economische Zaken is geweest. Ik heb die organisatie uitgenodigd om een prachtige groenstroommeter van windenergie op te zetten op de Noordzee. Er is afgesproken dat ik meer aan ecologie zou doen en Greenpeace meer aan economie. Ik ben mijn afspraak nagekomen, want de meter kon blijven staan. Hij bleek alleen niet goed te functioneren, dus moest hij tijdelijk worden weggehaald, maar zodra hij economisch goed functioneert, wordt hij weer geplaatst. Er bestaat dus geen meningsverschil over de doelstelling. Ik ben het met de heer De Krom eens en om die reden ben ik terughoudend met het telkens extra geld pompen in vraagstimulering. Wij moeten eerst kijken of die in goede balans is met andere zaken. Het is wellicht goed om dat als onderdeel van de vraag van de heer Samsom in overweging te nemen. Het is namelijk mogelijk om te bestuderen hoeveel geld wij investeren in het bevorderen van de technologie. Bij de eerste evaluatie van de MEP die volgend jaar plaatsvindt, kunnen wij die balans bestuderen. Ondertussen zullen wij met het Innovatieplatform aan de gang gaan.

De heerDe Krom(VVD)

Ik kijk daar met plezier naar uit. Ik zal niet verder ingaan op de windenergie, maar merk op dat ik in het kader van het CO2-reductieplan al veel vragen aan de minister heb gesteld die aansluiten op hetgeen wij nu bespreken.

MinisterBrinkhorst

Dat geldt ook voor het bedrijfsleven waarmee ik kort geleden het CO2-reductieplan heb doorgenomen in relatie tot het benchmarkconvenant alsmede de Europese richtlijn inzake het protocol van Kyoto. Er bestaat een zekere spanning tussen hetgeen het bedrijfsleven voor zichzelf had genoteerd en hetgeen vanuit Europees rechtelijk oogpunt als eis op tafel ligt. Ik ben er dus van overtuigd dat wij daar nog veel aan moeten doen.

MevrouwGiskes(D66)

Mij moet van het hart dat ik moeite heb met het feit dat er wordt gedaan alsof wij intensief bezig zijn met vraagstimulering. Niets is minder waar. Wij zijn juist overgegaan op aanbodstimulering. Wij moeten de geschiedenis dus niet na enkele maanden al vervalsen. De bedoeling is juist om ervoor te zorgen dat degenen die de markt op durven te gaan, erin slagen om daarop te komen en om voldoende omzet te realiseren, zodat zij niet meer hoeven te worden gesubsidieerd. Dat speelt nog steeds een grote rol op het gebied van zonne-energie. Ik ben het daarom grondig eens met wat de heer Samsom zei over de energiepremieregeling. Het probleem is dat de mogelijkheid wel bestaat om zonne-energie te gebruiken, maar het niet lukt om de hobbel te nemen. Ik vind het dus verkeerd om het beeld te schetsen dat het over de vraagstimulering gaat.

De minister zegt terecht dat hij de cijfers enz. zal doorgeven aan de commissie. Kunnen de streefcijfers, de plannen en de jaarlijkse op het vlak van de energie en van de energiebesparing gezette stappen op een meer gestructureerde wijze in de begroting van EZ worden opgenomen, zodat wij weten hoe wij ervoor staan?

MinisterBrinkhorst

Dit is een typische VBTB-vraag. Ik zal kijken hoe wij de transparantie nader kunnen bevorderen. U hebt een belangrijk deel van de discussie in een eerdere fase gemist.

MevrouwGiskes(D66)

Maar u bent het toch met mij eens dat ten onrechte de indruk ontstaat dat wij met vraagstimulering bezig zijn?

MinisterBrinkhorst

Ik weet niet of u kennis hebt genomen van het amendement van de heer Samsom, maar om die reden heb ik dat in eerste instantie afgewezen. Ik heb gezegd dat ik alles wilde inzetten op de MEP, maar dat ik wel oog heb voor het feit dat vraagstimulering op zichzelf ook noodzakelijk is. Er mogen alleen geen buitenlandlekken ontstaan, zoals het geval is geweest voor mijn aantreden.

MevrouwGiskes(D66)

Ik pleit niet alsnog voor vraagstimulering, maar er wordt nu de indruk gewekt alsof wij met vraagstimulering bezig zouden zijn, terwijl wij dat juist hebben afgeschaft.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer De Krom zit te popelen om een verkeerde indruk weg te nemen of te nuanceren. Het punt dat mevrouw Giskes nu inbrengt, is overigens al in het begin van het antwoord van de minister aan de orde geweest.

De heerDe Krom(VVD)

Ik heb in meer algemene zin gevraagd of, als de overheid middelen aanwendt om zo snel mogelijk tot een duurzame energiehuishouding te komen – wat volgens mij nodig is – wij nu wel op een goede manier middelen alloceren. Ik heb dus niet zozeer gedoeld op vraagsturing en aanbodsturing.

MinisterBrinkhorst

Ik kom tot de vraag van de heer De Krom over het terugsluizen van de 10% extra REB-opbrengst. Er is in het regeerakkoord een opbrengst van 450 mln euro voorzien, een verhoging met 10%. Hoe de terugsluis naar de consumenten precies wordt vormgegeven, is nog niet uitgewerkt. Dit zal de komende tijd gebeuren.

Het antwoord op de vragen over het terugschroeven van de EPR zal door de collega van VROM worden gegeven, zoals ik al heb gezegd. Voor de duurzame energiedoelstelling is het wel van groot belang dat de bezuiniging op de EPR niet dramatisch is. De bijdrage aan de kleine apparaten, bijvoorbeeld voor in woningen, is immers maar klein, zeker op korte termijn. Zonne-energie is pas na 2020 veelbelovend en het is dan ook belangrijk dat wij tot die tijd volop R&D-inspanningen verrichten, opdat wij rond 2010 een sterke opschaling kunnen krijgen. Vóór die tijd zie ik het niet zo zitten, niet omdat ik dit niet zou wensen, maar omdat er nog zoveel technologische problemen zijn op te lossen.

Van de zomer heb ik met collega Van Geel van VROM een uitvoerige discussie over windenergie gehad. Ook mij is het een doorn in het oog dat de procedures tot verwezenlijking van windenergie in dit land zo buitengewoon langzaam verlopen. Er is sprake van een grote stroperigheid en er is vaak ook onvoldoende kennis of affiniteit bij gemeenten en provincies. Wij hebben hier een goede discussie over gehad met Greenpeace, toen de mooie windmeter in de hal van Economische Zaken werd geïnstalleerd. Wij hebben toen ook een soort van contract gesloten, niet in de zin dat het juridisch afdwingbaar is, maar in de zin van een politiek contract. Ik heb bij die gelegenheid tegen Greenpeace gezegd: als jullie nu eens wat minder procedures ophouden, kan ik sneller met windenergie aan de slag, want ik vind het van groot belang dat er windenergie komt. Ik zat in een vorig kabinet toen de ellende speelde van de windmolens bij de Afsluitdijk, en dat was voor mij een signaal dat wij onszelf soms in de weg zitten. Wij hebben twee op zichzelf prachtige doelstellingen, maar die werken op dit vlak tegen elkaar in.

Ik zou het dan ook van groot belang vinden als wij oplossingsgericht gaan werken om procedures sneller te laten verlopen en benchmarking te verkrijgen. Europa is niet altijd een bedreiging – veel mensen denken dat overigens wél – maar ook een belangrijke kans om wat minder stroperig te worden. Wij hebben een werkgroep ingesteld en ik hoop dat die voor het eind van 2003 met een rapport komt over verbeteringen in de procedures. Daarnaast is er sprake van een aantal gerichte acties ter verbetering van de regelgeving, onder meer op het gebied van de geluidsoverlast door windturbines op bedrijventerreinen, die al eerder soelaas kunnen bieden om het vergroten van de mogelijkheden voor windmolens te bevorderen.

De procedure voor de Wbr-vergunning, inclusief de inrichtings-MR, voor een "nearshorewindpark" is inmiddels gestart. Naar verwachting kan begin volgend jaar de vergunning worden verleend. De uitvoering van de nulmeting die nodig is voor het uitgebreide meet- en evaluatieprogramma is ook gestart. Naar verwachting zal het nearshorewindpark in 2005 kunnen worden gerealiseerd. Daarnaast loopt het Q7WP-project. Daarvoor is de Wbr-vergunning al verleend. De aanvraag voor de Vamil-subsidie is al goedgekeurd door de Europese Commissie en naar verwachting kan een en ander in 2004 of in 2005 worden gerealiseerd.

Verder werken wij, samen met de collega's van VW, VROM en LNV, aan het uitgiftestelsel "Windenergie offshore", conform de contouren van de brief aan de Tweede Kamer van 4 juli jl. Naar aanleiding van kritiek, geuit door diverse marktpartijen, op de invulling van het aangekondigde interimbeleid, met name betreffende het ontbreken van de formeel-juridische basis voor de plantoestemming, wordt door de vier betrokken ministeries bezien of wij niet op korte termijn kunnen komen tot een breed gedragen interimregeling. Binnenkort zal ik, mede namens de drie overige ministeries, de Kamer een brief sturen met antwoorden op vragen over de problematiek van de windenergie op zee.

Dan kom ik nu op de windenergie op het land. In het jaar 2002 is er 200 megawatt bijgekomen. Dit jaar valt er weer een grote toename te verwachten. Ik heb ook contact gehad met een aantal landbouwers in de Noordoostpolder en Zuid-Flevoland. Zij vinden windenergie veelbelovend om sommige tekorten bij de veehouderij op te vangen. Dat is een ontwikkeling die ik zowel toejuich als betreur. Ik vind dat een boer moet "boeren", niet door wind te vangen, maar door zijn vee te voeren en te commercialiseren, maar het is zeker een interessante ontwikkeling. Ik wil graag de verdere vereenvoudiging van procedures bevorderen. Daarmee kunnen wij er gezamenlijk verantwoordelijkheid voor dragen om in dit land een wat duurzamere energietoekomst tot stand te brengen.

MevrouwGiskes(D66)

Voorzitter. Er wordt veel gesproken over het verkorten van de procedures. Moeten wij ons daarbij iets anders voorstellen dan wat er momenteel in de sfeer van de ruimtelijke ordening gaande is? Is er nog iets specifieks in de maak voor windenergie, zodat een en ander op dat gebied nog sneller kan gaan? Ik heb begrepen dat alles wat zich afspeelt buiten de territoriale wateren, niet in aanmerking komt voor de fiscale "groenregeling". Is het denkbaar dat er een modus wordt gevonden om dat wel mogelijk te maken? Waar hangt dat van af? Uit de nota naar aanleiding van het verslag heb ik opgemaakt dat er overleg heeft plaatsgevonden over de mogelijkheid om op eigen terreinen van het rijk meer windturbines te realiseren. Dit overleg heeft nog niet geleid tot vermeldenswaardige resultaten. Dit klinkt erg mager. Hoe is dit mogelijk?

MinisterBrinkhorst

Voorzitter. Ik zal de beantwoording van de vragen van mevrouw Giskes meenemen in de brief die ik op korte termijn mede namens mijn collega's aan de Kamer zal sturen over de gehele windproblematiek. Dat lijkt mij beter dan dat ik mevrouw Giskes nu onvolledige antwoorden geef.

De voorzitter:

Uit de lichaamstaal van mevrouw Giskes maak ik op dat zij daarmee genoegen neemt.

De heerSamsom(PvdA)

Voorzitter. Ik heb nog een vraag aan de minister over windenergie, met name de offshore windenergie. Op dat punt blijf ik als een bok op de haverkist zitten. Sinds 1996 horen wij dat het windpark er zal komen. De minister is daarover vast net zo getergd als ik, zodat wij daarin mooi samen kunnen optrekken.

MinisterBrinkhorst

Ik zal u binnenkort eens uitnodigen om die mooie windmeter van Greenpeace te komen bekijken.

De heerSamsom(PvdA)

Wij hebben nu nog een aantal concrete vragen. Zo heeft het Q7-Windpark wel een vergunning, maar het wacht met smart op de officiële vaststelling van de MEP-tarieven voor het jaar 2004/2005. De tarieven moeten er echt voor 15 oktober zijn. Ik heb vanuit ECN tarieven gezien, maar zijn deze al officieel vastgesteld? Na de afgelopen zwenkingen in het windenergiebeleid is het te begrijpen dat de betrokkenen niets meer doen, zonder dit soort informatie zwart op wit te hebben.

De minister zei iets intrigerends over offshore windproductie. Hij zou een brief sturen over het interimstelsel. De brief van 4 juli vermeldt dat de invulling van het interimstelsel eind september bij de Kamerleden zou liggen. Dat is ook nodig, anders hoefde het interimstelsel niet meer en konden wij direct aan het echte stelsel beginnen. Hoe staat het daarmee? Komt dat interimstelsel er nog? Ik hoor signalen uit de markt dat er nogal wat strubbelingen over zijn en daar wil ik graag meer over horen.

MinisterBrinkhorst

Ik ben blij met de vraag van de heer Samsom. Uw wil geschiede, voor 15 oktober krijgt u mijn antwoord en de MEP-tarieven. Als de dames en heren rechts van mij dan niet klaar zijn, zal ik ze zelf vaststellen. Dat zouden zij vast vervelender vinden, omdat de vaststelling dan wat ongenuanceerder zou geschieden. Voor 15 oktober gebeurt het. Wat die andere brief betreft, meen ik dat wij altijd zorgvuldig met termijnen moeten omgaan. Het is nu 6 oktober, dus uiteraard later dan de eerste week van oktober. Ik zal geen harakiri plegen, maar u krijgt deze week ook daarop het antwoord toegestuurd.

De voorzitter:

Daar heeft de heer Samsom niet meer van terug.

De minister gaf aan klaar te zijn met zijn eerste termijn. Dan is er ruimte voor een tweede termijn. Ik zal u even mijn beeld van de stand van zaken in dit wetgevingsoverleg schetsen. U kunt er allemaal iets bij leggen als het incompleet zou zijn, of erop reageren.

De minister heeft zijn bereidheid uitgesproken om het amendement op stuk nr. 8 over te nemen. Als de Kamer zich daar niet tegen verzet, zal dit leiden tot een nota van wijziging. Ten aanzien van het amendement op stuk nr. 9 is de heer Samsom nog een gewijzigd amendement verschuldigd aan de Kamer. Over het amendement op stuk nr. 10 is aan de indiener, de heer Hessels, een vraag gesteld die hij nog moet beantwoorden. Op het eventueel door de heer Hessels in te dienen amendement over de openbare aanbesteding krijgen wij in tweede termijn een reactie.

Voorts heeft de minister toegezegd dat hij voor het einde van het herfstreces inzicht zal geven in de manier waarop duurzame energie wordt bevorderd. Daarbij wil hij ook de cijfers leveren, zodat duidelijk wordt hoe de zaak begrotingstechnisch in elkaar steekt. En passant heeft hij toegezegd om in toekomstige begrotingsstukken de consequenties van het VBTB-proces op de voortgang te overwegen. Er komt op korte termijn een brief aan de Kamer, mede namens andere bewindslieden, over de problematiek van de windmolens op zee, inclusief de vergunningprocedures, RO-systematieken etc. Laatstelijk heeft de minister enkele toezeggingen gedaan van zaken die nog deze week gaan gebeuren. Dat is wat mij betreft de stand van zaken in dit debat.

De heer Hessels heeft het woord in tweede termijn.

De heerHessels(CDA)

Voorzitter. Ik dank de minister voor de heldere beantwoording van een heleboel vragen. Ik beperk mij tot de twee amendementen die nog openstaan.

Ik heb de uitleg en de beantwoording van de minister inzake het amendement over de openbare aanbesteding goed tot mij genomen. Wij kijken de komende dagen of wij een amendement indienen en, zo ja, hoe dat eruit zal zien.

MinisterBrinkhorst

Het ministerie kan u technisch bijstaan. Het is immers niet zozeer een politiek punt. Er moet even worden bekeken hoe een en ander goed kan worden geregeld zodat de integriteit van het hoofdnet niet in het gedrang komt.

De heerHessels(CDA)

Ik maak gebruik van uw aanbod.

De voorzitter:

U wilt deze week nog een amendement indienen. Ik wil voorstellen om te bevorderen dat er deze week kan worden gestemd over dit wetsvoorstel. Ik heb begrepen dat geen van de fracties daar bezwaren tegen heeft. Het amendement moet er dan dus uiterlijk morgen zijn, want de stemmingen zijn donderdagmiddag na de lunchpauze voorzien. Wij moeten niet het risico lopen dat er een plenaire heropening moet plaatsvinden.

De heerHessels(CDA)

Het is vooral een technisch amendement waar niet veel politieke discussie over hoeft plaats te vinden. Ik zal mij tot het uiterste inspannen om het eventuele amendement vandaag of morgen in te dienen.

In amendement nr. 10 gaat het om één verbinding of meer verbindingen. De minister vroeg mij of ik al die verbindingen voor één prijs wilde of een hoger tarief per aansluiting. Ik opteer in principe voor het eerste. Er bestaat bij ons onduidelijkheid over het verschil tussen de begrippen "aansluiting" en "verbinding". In de wet staat op het ene punt "de aansluiting op het net van de leverancier" en elders wordt gesproken over "een verbinding". Het maakt technisch vaak niet uit of er een of twee kabeltjes moeten worden gelegd. Mijn fractie vraagt zich af of de prijs moet worden vastgesteld per verbinding of per aansluiting. Via artikel 37a van de Elektriciteitswet 1998 kan de directeur van de DTe natuurlijk altijd ontheffing verlenen als er een onredelijkheid zou optreden voor een van de partijen. De strekking van mijn amendement is dat er voor een aansluiting op het netéén tarief moet gelden ongeacht het aantal verbindingen dat daarvoor nodig is.

De heerSamsom(PvdA)

Ik dank de minister voor de aardige discussie. Wij gaan met hem nog een leuke, maar ook een spannende tijd tegemoet waar het gaat om duurzame energie. Ik kan mij namelijk nog steeds niet aan de indruk onttrekken dat er een wat gure wind waait. Als wij die echter kunnen omzetten in energie, ben ik daar groot voorstander van.

Ik ben graag bereid om mijn amendement aan te passen met gebruikmaking van de expertise van de Kamer. De verplichting moet uiteraard voor de leveranciers gelden en niet voor individuele afnemers op het niveau van huishoudens. Dat zou immers leiden tot een administratieve rompslomp waar de Actal geen handtekening voor kan zetten. Ik wil uiteraard wel weten wat de mening van de minister is over het aangepaste amendement. Ik hoef immers alleen maar drie keer het woord "afnemer" in het woord "leverancier" te veranderen. Die is gedefinieerd in de wet, dus dat moet gewoon kunnen.

De minister heeft geen antwoord gegeven op de vraag wanneer de stroometikettering aan bod komt. Ik maak mij daar zorgen over. De vraagstimulering en de groencertificering worden afgeschaft. Er komt een systeem van garantie van oorsprong voor terug. Hiermee zakt de definitie van groene stroom weg. Het product groene stroom kan alleen maar in leven worden gehouden als stroometikettering in vol ornaat in de wet wordt vastgelegd of op een andere manier wordt geregeld.

Er zijn ook nog politieke kwesties. In de beantwoording in eerste termijn bent u heel snel over artikel 36i heen gewandeld. Ik heb heel concreet aangegeven dat wij niet zo maar akkoord gaan met de operatie, als wij er niet van overtuigd zijn dat hetgeen is weggehaald aan vraagstimulering concreet wordt teruggegeven bij de aanbodstimulering. Met die operatie ben ik het op zichzelf eens, maar er mag niet zoveel aan de strijkstok blijven hangen als de minister kennelijk graag wil, gelet op zijn taakstelling op het gebied van bezuinigingen.

Ik heb een rapport genoemd waaruit blijkt dat de rendementen op windmolens keihard inzakken op het moment dat wij de sprong maken. Graag krijg ik een wat concreter antwoord. Mijn suggestie was om als de voorgestelde regeling niet mogelijk is 36i op het niveau van een eurocent in stand te houden. Ik heb dat een MEP-plus genoemd. Het buitenlandlek wordt daarmee gedicht. Er zou dan aan de doelstelling van de minister en trouwens ook aan de mijne worden voldaan. Wij houden dan ook het rendement van de windmolens in stand. Anders gaan de boeren gewoon weer aardappels poten, overigens een eerzaam beroep. Ik heb echter graag dat ze er een windmolen bij zetten.

De heerHessels(CDA)

De heer Samsom zei dat het rendement teruggaat van 18% naar 11%. Welk rendement acht hij acceptabel? Kan hij mij één sector aangeven waar op dit moment nog een rendement van 11% wordt gehaald?

De heerSamsom(PvdA)

Ik heb een tijdje in die sector gewerkt. Ik kan u verzekeren dat de grote investeerders zich om een rendement van 11% op de knieën slaan van het lachen. Daarmee gaan zij niet akkoord bij een blijvend onzekere investering als die in windenergie. Je moet immers maar afwachten hoe hard het blijft waaien. De Fortisbank, de Rabobank, de ING-bank, alle grote financiers menen dat een businessplan een rendement van 15% moet bieden. Dat is overigens ook het uitgangspunt van Economische Zaken zelf, en terecht. Wij kunnen alle boeren en investeerders wel op een koopje willen laten investeren, maar dan rekenen wij ons rijk. Dan gebeurt het gewoon niet. Het is 15% of het is niets. Zo werken de harde wetten van de markt. Ik leg mij daar bij neer, maar ik wil er dan ook aan voldoen.

De heerHessels(CDA)

Ik kom ook uit die harde markt. Ik verzeker de heer Samsom dat voor een rendement van 11% heel wat financiers te vinden zijn. zeker in deze tijd, met veel en veel lagere rendementen.

De heerSamsom(PvdA)

Dan vraag ik mij heel sterk af waarom Brussel, Economische Zaken en alle anderen bij hun rendementsberekeningen uitgaan van 15%. Natuurlijk kunnen wij hopen dat men met minder genoegen neemt. De doelstelling is echter duurzame energie. Ik zou maar niet al te optimistisch zijn, want dan komen wij van een koude kermis thuis.

De heerDe Krom(VVD)

Ik sluit mij aan bij de opmerking van de heer Hessels.

De heerSamsom(PvdA)

Ik zou haast het voorbeeld van Shell geven. U weet net zo goed als ik welke rendementseisen Shell stelt aan nieuwe investeringen. Dat is niet 11%.

De heerDe Krom(VVD)

Ik wil hier niet te veel op ingaan, want hiervoor moet u bij de woordvoerders van Shell zijn en niet bij mij. Laat ik het er maar op houden dat de stelling van de heer Samsom te stellig is.

De heerSamsom(PvdA)

Ik heb een suggestie gedaan over een MEP-vergoeding voor zonne-energie. De minister zei in antwoord daarop min of meer: laten wij niet weer die hele MEP-discussie voeren. In het kader van de aanbodstimulering moet echter ook voor geleverde zonnestroom de onrendabele top worden weggestimuleerd of vergoed. Op dit moment geldt voor zonne-energie een vergoeding van 6,8 eurocent. Dat wordt dan misschien 10 eurocent, terwijl iedereen weet dat het zo'n 40 eurocent moet zijn. Misschien is het 35 eurocent; de specialisten van de minister kunnen dat beter uitrekenen dan ik. In ieder geval is het veel meer dan 10 eurocent. Mijn concrete suggestie is om op dit gebied ook eens iets te doen. De minister is dan niet alleen afhankelijk van zijn collega van VROM, voor de investeringssubsidie in de vorm van de EPR, hij kan ook zelf aan die vorm van energie trekken. Hij heeft zelf gesteld dat die na 2020 het estafettestokje gedeeltelijk moet overnemen. Als wij daar nu niet investeren doen wij hetzelfde als met windenergie. Dan zijn straks de Japanners en de Amerikanen, die wel durven, de lachende derden.

De heerDe Krom(VVD)

Voorzitter. Het is in zekere zin wel goed dat er een gure wind waait. Dan kunnen de windmolens van de heer Samsom tenminste draaien.

Ik had de minister gevraagd hoeveel vertrouwen hij heeft dat hij de ingewikkelde vergunningenprocedures in de sfeer van de ruimtelijke ordening op korte termijn aan te pakken. Hij heeft gezegd dat hij met nadere informatie komt. Een oordeel over de smaak van de pudding zullen wij na het eten geven.

De minister heeft gezegd dat hij al 33 jaar in de politiek zit. Aan ons dan de schone taak om te interpreteren wat hij zegt. Ik heb een vraag over streefcijfers gesteld. Ik interpreteer het antwoord als: nee, dat kan niet.

MevrouwGerkens(SP)

Voorzitter. Ik heb begrepen dat de minister veel belang hecht aan de ontwikkeling van duurzame energie. Hij wil bezien wat de ontwikkeling in de periode tot 2005 zal zijn en de Kamer mag hem daar hard op afrekenen en hem aan zijn jasje trekken als het niet de goede kant op gaat. Ik heb nog maar één vraag aan hem: Als het inderdaad niet de goede kant op gaat, bevat het koffertje met maatregelen van de minister dan ook de mogelijkheid om de producenten te verplichten, voor een aandeel van 9% duurzame energie te zorgen?

De voorzitter:

Het woord is nu aan mevrouw Giskes, die ik iets meer spreektijd zou willen geven omdat zij de eerste termijn door al genoemde omstandigheden niet heeft kunnen bijwonen.

MevrouwGiskes(D66)

Voorzitter. Door die omstandigheden vraag ik me toch weer af of het een goed idee is om netwerken in overheidshanden te houden, maar daarover gaat de discussie vandaag niet. Overigens heb ik in het algemeen absoluut geen klagen over de trein.

Ik zal proberen, een korte samenvatting te geven van wat ik in eerste termijn had willen zeggen. Als de minister een onderwerp al behandeld heeft, hoeft hij dat wat mij betreft niet uit te leggen, want dat lees ik dan wel na in het stenografische verslag.

D66 is blij met dit wetsvoorstel, omdat het zal leiden tot een betrouwbaarder systeem voor de handel in groene stroom, omdat het een basis biedt voor een Europees systeem van energie-etikettering en omdat duurzame energievoorziening in Europa niet langer vrijblijvend zal zijn. Ik vraag me nog wel waarom het zo lang geduurd heeft voordat Nederland overging tot implementatie van deze richtlijn.

Net als de heer Samsom hecht ik eraan, nog even uit te leggen dat de motie over artikel 36i indertijd niet bedoeld was om dit artikel de deur uit te doen, maar om de Kamer te laten weten wat de verschillende effecten zouden zijn van het al dan niet handhaven van dit artikel en wat de alternatieven zouden zijn. Zeker ook in het Belastingplan wordt deze motie zo uitgelegd dat de Kamer om afschaffing van de hele handel zou hebben gevraagd en dat de regering dit nu dan ook gaat doen. Dat strookt niet helemaal met de sfeer waarin deze motie werd ingediend. Overigens wordt er in de wet af en toe nog naar dit artikel verwezen. Zal dit nog problemen opleveren en kunnen wij straks nog een wetswijziging verwachten?

D66 vraagt steeds om etikettering, ook om een onderscheid te kunnen maken tussen kernenergie en andere vormen van energie. Is dit mogelijk of zal dit mogelijk worden gemaakt? Wat zou de minister hiervoor willen doen?

Er staat in de richtlijn dat bepaalde kosten van het net op de producenten zullen worden verhaald. De minister wentelt deze af op alle afnemers en hij gaat ervan uit dat het dan wel goed komt. Maar is het volgens de richtlijn niet de bedoeling om voor te schrijven dat deze kosten echt alleen op de producenten verhaald worden? Dit kan van belang zijn voor falen of slagen van duurzame stroom.

Ik heb begrepen dat de heer Samsom een amendement heeft ingediend over het intact laten van de mogelijkheid in de wet voor een verplichting tot het gebruiken van duurzame stroom. D66 staat hier vooralsnog sympathiek tegenover, dus ik wacht met belangstelling het gewijzigde amendement af en ik heb de indruk dat de minister hier net zo over denkt als ik.

Ik heb in de trein deze vergadering kunnen volgen en ik heb gehoord dat er ook al over de overgangssituatie is gediscussieerd. De vraag die dan nog overblijft, is hoe het moet met bedrijven die wat langduriger contracten hebben met leveranciers van ooit als groene stroom in het buitenland erkende stroom en voor wie nu opeens de bijl valt. Ik kan mij voorstellen dat wij niet het hele lek weer willen openzetten, want dat is niet de bedoeling. Is het echter niet denkbaar om toch nog een onderscheid te maken of een soort precertificering te laten plaatsvinden, zodat je in ieder geval het onderscheid tussen bijvoorbeeld vieze en schone biomassa kunt maken? Je zou dan de bedrijven kunnen honoreren die proberen op een goede manier bezig te zijn maar die dit tot op heden helaas in het buitenland hebben gezocht. Het betreft hier zowel lidstaten die het nog niet hebben geïmplementeerd als andere soorten buitenlanden zoals Noorwegen.

De fractie van D66 wil graag veel aandacht blijven besteden aan zonne-energie. De minister deed het zo-even een beetje voorkomen alsof dit een vorm is waarvan wij in 2010 eindelijk eens zullen weten hoe je dit technisch zou kunnen toepassen. Ik denk echter dat niets minder waar is. In Duitsland maakt zonne-energie grote furore en dat heeft alles te maken met de manier waarop daar een stimulans plaatsvindt. Als de schaal eenmaal groot genoeg is, kan het subsidiebedrag aanzienlijk minder worden, zo niet langzamerhand tot nul gereduceerd worden. Het gaat om de startimpuls die je wilt geven en dat hoeft niet tot 2010 te wachten. Ik denk dat het heel goed zou zijn als deze minister in het kabinet ook degenen daarvan zou weten te overtuigen die er bij VROM over gaan.

MinisterBrinkhorst

Voorzitter. Ik begrijp dat de heer Hessels nog even zal kijken of hij tot een amendement komt met betrekking tot de kwestie van aansluiting en verbinding. Ik wil er wel bij aantekenen dat het kan leiden tot tariefsverhoging. Wat het andere amendement betreft, inzake de kwestie van de overheidsaanbestedingen, begreep ik dat hij zal bezien in hoeverre er een formulering kan komen die de integriteit van het net niet zal aantasten.

De heerHessels(CDA)

Wat dat laatste betreft, klopt het wat de minister zegt. Wat het eerste betreft moet ik ontkennend antwoorden. Het amendement op stuk nr. 10 ligt er en dat blijft er liggen. Wel zou ik hierbij aan de minister willen vragen of hij zijn oordeel over de onderdelen 1 en 2 van het amendement apart wil geven.

MinisterBrinkhorst

Wat betreft het eerste onderdeel van het amendement op stuk nr. 10 merk ik op dat dit geen enkel probleem vormt. Daarmee ga ik graag akkoord. Ten aanzien van het tweede punt heb ik echter al gezegd dat ik dit wil ontraden. De heer Hessels geeft namelijk in mijn ogen nog onvoldoende antwoord op de vraag wie de kosten daarvoor moet dragen. Het gaat om één tarief en dat betekent dat daarbij de gemiddelde aansluitkosten fors omhooggaan. Dat is met name voor windmolens geen gunstige ontwikkeling. Ik persisteer erbij dat ik dit tweede deel van het amendement wil ontraden.

De heer Samsom is bereid zijn amendement aan te passen in de zin van de leveranciers. Mits het een kanbepaling wordt – daar waren wij het, meen ik, over eens – ga ik daarmee akkoord. Wij zullen dat opnemen als kanbepaling, zodat het ook een mogelijkheid betekent. Dat betekent echter niet dat het morgen meteen zo gaat gebeuren.

Wat betreft de vraag van de heer Samsom over de stroometikettering wijs ik erop dat dit punt in het wetsvoorstel is opgenomen dat thans bij de Raad van State ligt, betreffende de interventiewet. Het moet ook gebeuren, want per 1 juli a.s. gaat de energiemarkt open. Dat betekent dat ook de stroometikettering vóór die tijd moet worden behandeld. Ik hoop sterk dat het mogelijk is dat de Kamer daar snel aan wil meewerken. Ik verwacht dat het wetsvoorstel uiterlijk half november bij de Kamer kan zijn. Ik heb het op 29 september naar de Raad van State gestuurd en de heer Tjeenk Willink gevraagd om hier spoed mee te betrachten. Ik hoop dan ook dat de Raad van State dit voorstel voor half november kan behandelen. Dit betekent dat voor het begrip "duurzaam" op het etiket de garanties van oorsprong worden gebruikt.

De heer Samsom heeft gesproken over de discussies over de rendementen. Ik heb van ECN begrepen dat 15% het uitgangspunt is als vergoeding voor het eigen vermogen. Dat zou je echter ook kunnen behalen met de voorgenomen compensatie van artikel 36i in de MEP. Daar zit dus een stuk subsidie in. Verder wil ik niet gaan. Ik kan trouwens ook niet verder gaan, omdat het milieusteunkader in Brussel heel scherpe randvoorwaarden kent. Wat mij betreft, draait de MEP erom dat er meerjarige kansen worden geboden aan investeerders. Dat moet ook het signaal zijn dat wij die richting opgaan. Volgens mij hebben wij op deze manier een helder signaal gegeven aan de markt.

De heerSamsom(PvdA)

Ik bestrijd juist dat je dat kunt halen met de overheveling van het bedrag van artikel 36i naar de MEP. ECN heeft dat vorig jaar in het kader van een andere taakopdracht toevallig al uitgerekend. ECN heeft toen berekend hoe het zit met die vollasturen en dergelijk. In die heel technische studie staat echter ook een aardige tabel waaruit blijkt dat, mocht artikel 36i worden afgeschaft, het rendement dan zakt van 18% naar 11%. Dan zakt het dus door de bodem van 15%. Dit betekent, in logische termen, dat er dan geen windmolens meer neergezet zullen worden. Ik zeg niet dat die studie maatgevend en zaligmakend is. De uitkomst is echter zorgwekkend genoeg om de minister te vragen, hier expliciet op in te gaan.

MinisterBrinkhorst

Wij nemen een en ander mee in de cijfers die ik eerder heb toegezegd.

De heer Samsom heeft ook nog een vraag gesteld over de stimulering in het kader van de MEP van zonne-energie. Op zichzelf deel ik de warme bewoordingen van mevrouw Giskes over zonne-energie in de toekomst, maar er moet ook gekeken worden naar het economische rendement. Biomassa en windenergie zijn ongeveer een factor 10 goedkoper. Eerlijk gezegd, wil ik niet de Duitse weg inslaan. Ik heb zojuist al gezegd dat de groene minister van milieu in Duitsland de richtlijn nu ook snel gaat uitvoeren. Het opwekken van zonne-energie in Duitsland kost echter ongelofelijk veel geld. Ik zet liever in op de rentabiliteit van windenergie en biomassa. Zolang zonne-energie een factor 10 duurder is, is het geen erg rendabele activiteit.

De heerSamsom(PvdA)

Hoe moet die factor 10 dan overbrugd worden en door wie? Moeten de Japanners en Amerikanen dat doen, zodat wij weer voor een dubbeltje op de eerste rang kunnen gaan zitten?

MinisterBrinkhorst

Ik ben er niet voor om, als een ander voor mij het wiel heeft uitgevonden, het nog een keer opnieuw uit te vinden. Dat heb ik in Japan geleerd. De Japanners waren in de jaren zestig en zeventig heel effectief, omdat zij goed keken hoe anderen dingen tot stand bracht. Ik noem dat geen imitatie. In Nederland bestaat het rare beeld dat Japanners alleen maar imitators zijn. Ik kan u verzekeren dat Japanners uitvindingen van anderen ongelofelijk vaak verbeterd hebben en deze vervolgens hebben toegepast. Als men op dit punt verder kan komen in Amerika of Japan, dan wil ik dat graag kritisch volgen en bezien hoe wij die factor 10 zo snel mogelijk kunnen overbruggen. Vanuit mijn huidige verantwoordelijkheid vind ik het overbruggen van een factor 10 met schaarse middelen, echter niet wenselijk. Dat is een politieke keuze.

MevrouwGiskes(D66)

Het lijkt mij goed als EZ inzicht verschaft waar die factor 10 in zit, als het al zoveel is. Is het niet vooral een kwestie van schaal? Ik heb sterk de indruk dat wij op enig moment toch tot zodanige verspreiding kunnen komen dat het wel degelijk financieel en economisch interessant is.

MinisterBrinkhorst

De vraag van mevrouw Giskes is genoteerd.

Dan kom ik bij de vraag van de heer De Krom over de vergunningprocedures. Hij vraagt hoeveel vertrouwen ik er als minister in heb dat het poldermodel kan worden veranderd, dat zoveel zegeningen heeft, maar op dit punt zoveel kwade aspecten. Ik denk dat dit van de snelheid van het politieke systeem in Nederland afhangt. Wij moeten ons realiseren dat wij ons dit soort procedures niet langer meer kunnen permitteren. Ik ben daar heel scherp in.

Ik denk dat wij suboptimaal bezig zijn, wanneer wij niet bereid zijn om onze cultuur van vergunningprocedures onder de loep te nemen. Wij raken op een aantal terreinen op achterstand, niet alleen bij de windenergie en zonne-energie, maarüberhaupt door de snelheid van reactie van ons systeem. Dat is niet een kwestie van de Kamer, de regering of de bedrijven, maar het heeft te maken met een politieke cultuur die ons niet de scherpte geeft om een stukje door te pakken. Dat is waar het om gaat.

Doorpakken betekent dat je in moeilijke situaties keuzes doet. Wij willen iedereen altijd het zijne of het hare geven en daardoor zijn wij gezamenlijk suboptimaal bezig. Bij die vergunningprocedures is dat heel scherp. Dat betekent een gebrek aan durf om eens te kiezen. Zolang er geen gekozen burgemeesters zijn, is er bij gemeenten onvoldoende leiding om op een centrale manier te zeggen dat een bepaalde meerderheid ergens voor kiest. Dat betekent niet dat altijd de goede keuze wordt gemaakt, maar wel dat er wordt gekozen. Het probleem in Nederland is dat wij zoveel prettige dingen met elkaar hebben dat wij het kiezen voor zaken op achterstand beginnen te zetten. Dat vind ik een probleem bij dit soort vergunningprocedures. Ik wil niet zeggen dat je kiest voor of tegen het milieu, als je windmolens hebt, maar dat je moet zeggen dat wij onszelf onder druk moeten zetten. Dat willen wij doen. Er is een brede meerderheid in de Kamer voor windenergie, dan moeten wij ook eens doorpakken. Dat hangt niet alleen van de regering af, maar ook van de Kamer.

MevrouwGiskes(D66)

Gebeurt er nog meer dan wat er nu al gaande is op het gebied van de Wet ruimtelijke ordening en het integreren van vergunningen?

MinisterBrinkhorst

Hier kom ik op terug in de brief die ik voor de afloop van het herfstreces zal sturen. Wij zijn het hierover eens in het kabinet, net als over administratieve lasten of te grote druk van de regelgeving. Dit wordt niet alleen gezien als een kwestie van het verkorten van de termijnen, maar ook als een aanpak van cultuurverandering, maar dan zoveel mogelijk toegespitst op concrete, praktische voorstellen.

De heer De Krom ging nog in op de streefcijfers. Hij heeft het heel pregnant en beknopt gezegd, en dat siert hem. Als ik het goed heb begrepen, vroeg hij of er een tegenstrijdigheid is tussen de productiedoelstellingen en de streefcijfers voor consumptie. Ik heb hier twee publicatiebladen: L28833 en L28839. Ik verwijs naar de derde overweging. Over de vraagkant staat: het groter gebruik van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen is een belangrijk onderdeel van het pakket van maatregelen. In de eerste overweging wordt ingegaan op de benutting van hernieuwbare energiebronnen, dus de aanbodkant. Het stimuleren van gebruik en productie is niet strijdig, maar aanvullend. De conclusies zijn te vinden in de vergelijkende tabellen in de bijlage bij de richtlijn. Ik kan hem de tekst geven, maar de heer De Krom kent de richtlijn natuurlijk.

Mevrouw Gerkens vroeg om de productie te verplichten als het minder goed gaat, maar dat kan en wil ik niet, omdat het betekent dat wij dan centraal moeten plannen. Ik weet dat zoiets als het Centraal Planbureau bestaat, maar ik vind het een vervelende naam, omdat die doet vermoeden dat wij nog in de Sovjettijd leven. Wij hebben geen centrale planning, dus dat kan niet. Ik zeg heel helder dat wij zo veel mogelijk naar resultaatsverplichting streven, maar wat dit betreft is inspanningsverplichting nodig. Als volgend jaar en vooral in 2005 bij de monitoring blijkt dat de cijfers niet worden gehaald, zullen wij nog fanatieker andere dingen opzetten. Ik verplicht niet tot het produceren van duurzame energie, want ik ben niet voor centrale planning en productie.

In de eerste fase is de vraag al aan de orde gekomen waarom de implementatie langer heeft geduurd. Ik heb gezegd dat het geen kwestie van zwartepieten was, maar dat sinds 6 april de memorie van antwoord bij de Tweede Kamer lag en dat de regering er voor die tijd iets langer over heeft gedaan. Het gevolg is dat wij waarschijnlijk een maand of twee te laat zijn.

Opgemerkt is dat de teneur van artikel 36i niet was dat de hele handel moest worden afgeschaft. Dat heb ik zo ook niet gesteld. Ik heb wel gezegd dat het probleem met artikel 36i was dat de vraagsturing aanleiding gaf tot enorme buitenlandeffecten en dat wij systematisch een ander systeem hadden gekozen dan de richtlijn voorschreef en dan in andere landen was gekozen. Daarin schuilt het probleem.

Het is mogelijk om onderscheid tussen kernenergie en andere vormen van energie te maken door middel van etikettering. Dit komt in de interventiewet aan de orde, die bij de Raad van State ligt.

MevrouwGiskes(D66)

Dit is een verrassend antwoord. Ik ben er blij mee en zal het noteren, maar tot op heden hebben wij gehoord dat dit allemaal heel moeilijk lag en niet zomaar kon.

MinisterBrinkhorst

U hebt een nieuwe minister en nieuw beleid.

MevrouwGiskes(D66)

De minister was heel snel klaar met zijn antwoord op de vraag over artikel 36i. In de motie van de Kamer werd niet bestreden dat er van vraag- naar aanbodstimulering werd gegaan, maar wij hebben gevraagd om uit te zoeken of het kon, wat het opleverde en wat voor problemen het gaf, omdat er een los eind in het laatste stuk van artikel 36i zat. De minister heeft het misschien wel uitgezocht, maar in het belastingplan staat dat artikel 36i op grond van de motie-Crone is afgeschaft, omdat de Kamer dat kennelijk wilde. Dat is erg kort door de bocht. Het is jammer, want zodoende dreig je de afweging te verliezen en misschien ook nog de duurzame energie.

MinisterBrinkhorst

Dat is niet de implicatie die ik beoog. U kunt hier misschien op terugkomen bij de behandeling van het belastingplan.

Wij hebben het in vorige fases uitvoerig gehad over de vraag van mevrouw Giskes inzake de overgang. Wij zijn ook iets te laat met het implementeren van de richtlijn, maar er ligt nog 6 mln euro aan groencertificatie op tafel, dus daar kan wat mee gebeuren. Ik ben niet van plan om het slechte gedrag van andere lidstaten te stimuleren die de richtlijn niet tijdig implementeren. Voor mijn part implementeren ze die helemaal niet, zodat zij een interimregeling kunnen krijgen. Hetzelfde geldt voor Noorwegen. Noorwegen maakt deel uit van de Europese Vrijhandelsassociatie en moet zich eigenlijk aan dezelfde regels houden als de Europese Unie.

MevrouwGiskes(D66)

Het is terecht dat de minister zegt dat hij het slechte gedrag niet beloont, maar de slachtoffers zijn niet alleen die landen en enkele producenten aldaar, maar ook ons duurzame energiebeleid. Daar gaat het mij wel om.

MinisterBrinkhorst

Ik vind niet dat je moet spreken van slachtoffers. Ik ga niet in op de betekenis van een Europese verplichting, maar als ik de andere landen stimuleer om de richtlijn niet uit te voeren, ben ik verkeerd bezig.

Overigens houdt artikel 5 lid 2 wel een overgangsregeling in, zij het een beperkte. Dit lid zegt immers dat de vóór het moment van inwerkingtreding van artikel 1 van deze wet ingediende aanvragen om boeking van groencertificatie ten behoeve van in Nederland opgewekte duurzame elektriciteit worden beschouwd als verzoeken om boeking van garanties van oorsprong. Artikel 1 van de wet zal, naar ik hoop, voor 1 januari a.s. in werking treden, zodat er nu nog aanvragen kunnen worden ingediend. Omdat er nog geld op tafel ligt, is dat misschien een goede weg.

De voorzitter:

Ik stel vast dat wij hiermee aan het eind van het wetgevingsoverleg zijn gekomen. Het debat over de brief van 16 september jl. loopt nog door naar onder andere de begroting van VROM en het belastingplan.

Het oordeel over amendement nr. 8 laat de minister aan de Kamer over, op amendement nr. 9 komt een wijziging en dan zou de minister daarmee kunnen leven. Met onderdeel I van amendement nr. 10 gaat de minister akkoord, terwijl hij onderdeel II van dit amendement ontraadt. Verder overweegt de heer Hessels nog een amendement over de openbare aanbesteding.

MinisterBrinkhorst

Ik bied uiteraard technische steun aan om dat amendement zo goed mogelijk te verwoorden, als de heer Hessels het wil indienen. Ik heb aan dit amendement overigens geen behoefte.

De voorzitter:

Mocht de minister nog aanleiding zien om de Kamer iets te melden over dit eventuele amendement, dan wil hij de inspanningsverplichting aangaan om dat ruim vóór de stemmingen die zijn voorzien op donderdagmiddag, aan de Kamer te doen toekomen.

Er is nog een toezegging te melden, namelijk dat er een nadere cijfermatige verklaring komt van de verhouding van de kosten die zijn verbonden aan wind- en biomassa-energie, tot de kosten die zijn verbonden aan zonne-energie, waar een factor 10 wordt verondersteld.

Mij wordt nu gevraagd waarom ik de opmerkingen van de minister over de tussenevaluatie in 2005 niet als een toezegging beschouw. Ik doe dat niet, omdat die al klip en klaar in de brief van 16 september jl. zijn opgenomen (blz. 2, halverwege).

De heerSamsom(PvdA)

Volgens mij heb ik nog een toezegging gekregen over de rentabiliteit van windmolens als gevolg van deze 36i-operatie. De vraag is dus of ze nog wel even rendabel zijn als vóór de wetswijziging.

De voorzitter:

Ik begrijp dat dit wordt meegenomen in de toegezegde cijfermatige verklaring.

Sluiting 14.07 uur.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Crone (PvdA), De Grave (VVD), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), ondervoorzitter, Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), Slob (ChristenUnie), Van den Brink (LPF), Duyvendak (GroenLinks), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Varela (LPF), Algra (CDA), Van Fessem (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Van der Laan (D66), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD).

Plv. leden: Tichelaar (PvdA), Örgü (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Hijum (CDA), Koenders (PvdA), Vos (GroenLinks), Weekers (VVD), Jan de Vries (CDA), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Van den Brand (Groen- Links), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Lazrak (SP), De Ruiter (SP), Eerdmans (LPF), De Haan (CDA), Van Dijk (CDA), Hofstra (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Van Heteren (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Giskes (D66), Tjon-A-Ten (PvdA), Waalkens (PvdA) en Szabó (VVD).

Naar boven