28 780
Effectiviteit energiebesparingsbeleid in de glastuinbouw

nr. 6
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 27 november 2003

De commissie voor de Rijksuitgaven1, en de vaste commissies voor Economische Zaken2, voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit3 en voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer4 hebben op 5 november 2003 overleg gevoerd met de heer Veerman, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en de heer Van Geel, staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, over:

het Algemene Rekenkamerrapport «Effectiviteit energiebesparingsbeleid in de glastuinbouw» (28 780).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Mastwijk (CDA) rept van het verschil van inzicht tussen de Algemene Rekenkamer en het Centraal planbureau (CPB) over de vraag of investeringen in energiebesparende maatregelen in de glastuinbouw leiden tot energiebesparing. Beide instanties zijn het eens over het economische belang van de glastuinbouw, met tienduizend arbeidsplaatsen exclusief toelevering. De sector groeit bovendien en kent nauwelijks bescherming tegen concurrentie van buiten de Europese Unie. Het CPB concludeert dan ook dat de sector economisch en technisch efficiënt opereert. De economische «spin-off» van de glastuinbouw in alleen Zuid-Holland is bijvoorbeeld al gelijk aan die van de Rotterdamse haven.

De harde conclusies van de Algemene Rekenkamer roepen een verkeerd beeld op, namelijk dat tuinders fiscale voordeeltjes opstrijken maar uiteindelijk weinig oog hebben voor energiegebruik en -verbruik. Werkbezoeken leren immers dat tuinders moderne, creatieve, bedrijfsgerichte en milieubewuste ondernemers zijn. Van de bedrijfskosten gaat een percentage van 15 tot 22 op aan energiekosten. Een tuinder investeert dan ook niet in nieuwe technieken alleen om de belastingen een poot uit te draaien.

De heer Mastwijk is van mening dat elke kuub gas die bespaard wordt winst is. De staatssecretaris van VROM onderschrijft die lijn gezien zijn reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer. De minister van Economische Zaken heeft het CPB vervolgens om een nadere analyse gevraagd. De CDA-fractie is blij met de nadere conclusies van het CPB, dat stevige vraagtekens zet bij de redenering van de Algemene Rekenkamer over het verbruik per eenheid product. De Rekenkamer gebruikt een nogal grove methode die geen recht doet aan de gehanteerde subsectoren zoals de glasbloemen, de glasgroenten en de potplanten. Inmiddels is er eind september een rondetafelconferentie geweest waarbij de verschillen tussen de Algemene Rekenkamer en het CPB zijn doorgenomen. De Rekenkamer concludeerde daarbij dat: de modelspecificaties beter hadden gekund, de dataset een aantal imperfecties kent en dat er meer aandacht besteed had moet worden aan het onderscheid tussen volume- en besparingseffecten. Samengevat is volgens het conferentieverslag gesteld dat beide studies interessante verkenningen zijn, maar geen definitief antwoord geven op de onderzoeksvraag.

De Algemene Rekenkamer heeft daarna een behoorlijk teleurstellende en irritatie opwekkende brief geschreven. In de brief van 10 oktober staat immers dat zij geen aanleiding ziet om de conclusies en aanbevelingen te herzien. De Algemene Rekenkamer wordt in het algemeen hooggeacht, maar in dit geval was een meer bescheiden opstelling op zijn plaats geweest.

De heer Mastwijk resten enkele vragen. Wat is de mening van de minister over de verschillen van inzicht tussen Algemene Rekenkamer en Centraal planbureau? Zijn er al conclusies getrokken? Klopt het dat er nog verschillende onderzoeken naar energieverbruik in de glastuinbouw lopen van TNO (de organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek), KEMA en het LEI (Landbouw-economisch instituut)? Wat is daarbij de stand van zaken? Door de heldere meetgegevens over het energieverbruik in deze sector staat die meer dan gemiddeld in de belangstelling. Hoe staat het met de energiebesparing in andere sectoren van het Nederlandse bedrijfsleven? De Algemene Rekenkamer constateert overigens dat veel milieuwinst te behalen valt door investeringen in moderne glasopstanden. Wat doet de regering met deze aanbeveling? Meer in het algemeen zal duidelijk zijn dat er geen aanleiding bestaat om het beleid ten aanzien van de tuinders te herzien. Maatregelen in de glastuinbouw voor energiebesparing werpen immers rendement af.

De heer Samsom (PvdA) is niet geïnteresseerd in de controverse tussen het Centraal planbureau en de Algemene Rekenkamer. De studies van beide instanties hebben dan ook een hoog «lood om oud ijzer»-gehalte. Het effect is inderdaad niet hoog, aangezien de sector aan het begin staat van een te maken slag bij energiebesparing. De glastuinbouwsector verbruikt veel energie, 8% van het totale gasverbruik, maar is tevens een van de meest innovatieve sectoren en ook een sector met toekomst. Een bezoek aan de Hortifair levert gelukkig een veel vrolijker en mooier beeld op dan de studies. Zo liggen technieken binnen handbereik voor kassen die geen energie verbruiken en kassen die zelf energie produceren. De blik moet niet op het verleden gericht zijn, maar op de toekomst. Bijvoorbeeld in het rapport De kas als warmtebron wordt aangetoond dat een kas bij de juiste technische aanpak van reeds bekende knowhow gebruikt kan worden als warmtebron. Een kas neemt immers per jaar vier keer zoveel energie op dan dat de kas afgeeft. Hierop moet het beleid dan ook worden gericht. Binnenkort begint een project in Berkel en Rodenrijs voor een gesloten kas. De volgende stap is de kas als energiecentrale. De overheid moet dit project financieel steunen. Hier vallen immers grote klappen te maken met besparing op het voor tuinders dure gas. Bij behandeling van de VROM-begroting zal een amendement ingediend worden voor een bedrag van 6,5 mln om dit project van de grond te krijgen.

De heer Van den Brink (LPF) is van mening dat de zaak niet licht opgevat moet worden. Het conflict tussen de Algemene Rekenkamer en het Centraal planbureau brengt schade toe aan het toch al verminderde vertrouwen van de gemiddelde Nederlander in de politiek. De meest relevante vraag is dan ook of de minister en de staatssecretaris duidelijkheid kunnen verschaffen door de waarheid te onthullen.

De kritiek op het rapport van de Algemene Rekenkamer is dat men appels en peren met elkaar heeft vergeleken. Het CPB heeft gelukkig helderheid kunnen brengen over de zwakke punten van dat rapport. Het onderzoek van het CPB is niet alleen anders, maar is ook beter toegesneden op het product.

De heer Van den Brink verwerpt het beeld van ondernemers die investeren in onrendabele opties. Wie investeert om subsidies te ontvangen, komt zichzelf immers altijd tegen. Andere studies in het verleden hebben overigens altijd tot de slotsom geleid dat de bedoelde maatregelen wel effect hebben.

De toekomst van de glastuinbouw is rooskleurig, ondanks de concurrentie met goedkopere landen en derde wereldlanden. De kas als energiecentrale zal nog een lange weg af te leggen hebben. Deze mogelijkheid moet echter niet worden uitgesloten.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) noemt het rapport van de Algemene Rekenkamer schokkend. Op basis hiervan zou immers niemand meer investeren in energiezuinige of energiebesparende maatregelen. De glastuinbouw heeft dit alles niet verdiend. Het nadere onderzoek door de toenmalige minister van EZ, dat andere resultaten laat zien, wordt dan ook gewaardeerd. De glastuinbouw blijft dan ook gelden als een van de meest innovatieve sectoren.

De grote vraag is op welke wijze het kabinet omgaat met het rapport van de Algemene Rekenkamer en dat van het CPB. Welke analyses worden gebruikt voor de voortgang? Wordt de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer voor moderne glasopstanden actief opgevolgd? Wordt ingezet op nieuwe glastuinbouwlocaties en op rendement via clustering? Wat zijn de resultaten van het gedragsonderzoek naar energiebesparing bij tuinders? Krijgt dat onderzoek een vervolg?

Antwoord van de regering

De staatssecretaris beperkt zich tot het onderzoek naar klimaatbeleid. In het algemeen is het doen van evaluatieonderzoek nuttig. In dat kader heeft het onderzoek van de Algemene Rekenkamer plaatsgevonden. Het gaat om de effectiviteit van het energiebesparingsbeleid in het kader van het klimaatbeleid. De wens van de Kamer is daarbij om tot ex-post-onderzoek te komen. Van tevoren is reeds gewaarschuwd dat het onderzoek van de Algemene Rekenkamer, met micro-economische modellen, lastig is. Er bestaat immers samenhang met vele andere activiteiten omtrent energiebesparing en dergelijke. Bovendien is van belang dat afhankelijk van de vraagstelling de vraag gesteld moet worden of een micro-economisch model in de toekomst nog gebruikt kan worden. Dat hangt af van de doelstelling en de doelgroep van een onderzoek. Zo wordt bij het onderzoek naar de effectiviteit van het beleid in de gebouwde omgeving uitgegaan van een ander model en een ander type onderzoek.

Meer in het algemeen is duidelijk dat dergelijke onderzoeken beperkingen kennen. De kern van het probleem is of op grond van dit onderzoek vergaande conclusies getrokken kunnen worden. De stap van analyses met beperkingen naar conclusies – er is op microniveau geen effect en dus is er helemaal geen effect – is dan ook te vergaand in de ogen van het kabinet. Er zijn tal van contra-indicaties, aangezien de conclusie indruist tegen de resultaten van onderzoek en het gezond verstand. Experimenteren met verschillende typen onderzoek is nodig. Van belang is echter de vertaling van analyses naar effecten en conclusies. Het zoeken is naar methodes die goed doordacht zijn naar de aard van de vraagstukken en de problematiek.

De staatssecretaris meldt dat naast de gebouwde omgeving de glastuinbouw een succesfactor is als het gaat om de energiebesparing van de afgelopen jaren.

De resultaten van de vervolgonderzoeken die samenhangen met klimaatbeleid en effectiviteit voor de gebouwde omgeving zal de Kamer volgend jaar ontvangen.

Desgevraagd geeft de staatssecretaris aan dat er geen schade is aangericht aan de autoriteit van de Algemene Rekenkamer. De Nederlandse, hoogontwikkelde samenleving is open en kritisch. Resultaten en onderzoeken worden niet gewaardeerd op de autoriteit van een instituut. De waarde wordt bepaald door een kritisch, open en scherp debat. Van alle partners in het veld wordt overigens een volwassen houding verwacht bij de omgang met kritiek.

De minister legt uit dat de Algemene Rekenkamer een instituut is ten dienste van de Staten-Generaal en haar controlefunctie. Ten tijde van de presentatie van het rapport van de Algemene Rekenkamer bleek reeds dat de conclusies contra-intuïtief zijn. Er werd dan ook voor de eerste keer een nieuwe methodiek, een micro-economische modelberekening, toegepast op een sector. Het algemene doel was om langs deze weg meer zicht te krijgen op de effecten van beleidsmaatregelen. Daar is integer en serieus aan gewerkt. Toch wekt de verhouding tussen analyse, methode en conclusies enige huivering. Vervolgens heeft de minister van Economische Zaken nader onderzoek laten verrichten door het Centraal planbureau. De afwijkende conclusies van dat onderzoek hebben geleid tot een rondetafelconferentie inclusief verslag. Dit alles moet gezien worden in het algemene streven om de methodieken te verbeteren. Om de gebruikte methodiek vruchtbaar te maken, moet er dan ook nog het een en ander gebeuren. Bij econometrisch onderzoek op verscheidene data en bij een korte duur is het immers lastig om ondubbelzinnige conclusies te trekken.

Welke conclusies verbindt het kabinet aan deze kennelijk tegengestelde opvattingen over de effectiviteit van de maatregelen? Het moet duidelijk zijn dat de waarde van de getrokken conclusies beperkt is. Tegelijkertijd vormt dat een aansporing tot verbetering. Er bestaat vooralsnog geen aanleiding tot herziening van het glastuinbouwbeleid. De aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer zijn een ondersteuning van dat beleid. Dat betekent een voortgaande inzet vanuit Glastuinbouw en milieu (Glami) voor het energiebesparingsgedrag van tuinders en het nuttig gebruik van energiebesparende opties. Er bestaat tevens een voortgaande inzet op het herstructureringsbeleid en aandacht voor de effectiviteit van het beleid met een evaluatie in het jaar 2005 van Glami en de algemene maatregel van bestuur glastuinbouw, met als onderdeel de effectiviteit van het integrale overheidsbeleid.

Minister Veerman wijst erop dat in de onderzoeksperiode 1994–2000 het areaal met 3% toegenomen is, de productie per vierkante meter met 5% is verhoogd en dat het totale energieverbruik met 6% gedaald. De kooldioxide-emissie is in die periode met 6% verminderd. Hiermee kan vastgesteld worden dat de glastuinbouw waarschijnlijk de enige sector is die een geslaagde ontkoppeling kent tussen productie en energieverbruik. Er is een vergroting in de energie-efficiency per eenheid product opgetreden van 65% in 1994 naar 50% in 2002. Wat betreft de kwaliteit van de producten en de milieudoelstellingen is deze sector dan ook een zonnekind.

Het resultaat van het rapport van de Algemene Rekenkamer bevestigt de relatie tussen nieuwe glasopstanden en energiebesparingen. Ondanks de bezuinigingen blijven de herstructureringsdoelen overeind. Voor intensivering bestaat geen ruimte. De herijking van het financiële instrumentarium wordt echter mede bezien met het oog op de Glami-doelstelling voor het jaar 2010. Modernisering van de glasopstanden wordt gestimuleerd door de Regeling structuurverbetering glastuinbouw (RSG), de Infrastructuurregeling glastuinbouwgebieden (IRG), de Stimuleringsregeling inrichting duurzame glastuinbouwgebieden (Stidug) en een stimuleringregeling voor groenfinanciering voor groenelabelkassen. Bij de aangescherpte RSG is het doel om voor 2007 1000 ha glas te herstructureren en is tot en met het jaar 2003 610 ha gerealiseerd. De Stidug is bij de tweede openstelling niet aangescherpt gezien het ambitieuze duurzaamheidsniveau inzake energie bij de eerste openstelling. Zes op de tien locaties hebben Stidug-subsidie toegezegd gekregen en zullen binnen nu en vijf jaar tot ontwikkeling worden gebracht. Eén van de tien locaties is reeds gerealiseerd. De IRG is per 1 juli 2003 gesloten. Verwezenlijking van het doel van de IRG, de basisinrichting van de infrastructuur in het Westland, kost nog 20 mln extra.

De minister deelt mede dat er nog vele onderzoeken lopen. TNO, KEMA, IMAG (Instituut voor milieu- en agrotechniek), Plantresearch International LEI en Plant en omgeving voeren binnen Glami in opdracht van LNV en het Productschap tuinbouw technische energiebesparingsonderzoeken uit. Het gaat onder meer om temperatuur, integratie, duurzame energie, bio-olie, benutting CO2 en energiebesparende kasconcepten. Eind 2001 is het LEI opdracht gegeven voor een gedragsonderzoek onder tuinders gericht op energiegebruik. Dat onderzoek is in mei 2003 afgerond en toont aan dat vijf groepen tuinders te onderscheiden zijn op basis van perceptie, houding en gedrag ten aanzien van energiebesparing. Die groepen verschillen onderling sterk op de energiebesparing die jaarlijks nodig is om de energienormen van de algemene maatregel van bestuur glastuinbouw te halen in het jaar 2010. Drie groepen doen het goed en twee andere groepen zijn nog behoorlijk ver verwijderd van de norm. De effectiviteit van het beleid kan vergroot worden door rekening te houden met de verschillende groepsprofielen en drijfveren. Op basis van de resultaten heeft de commissie energie van Glami besloten tot een integrale aanpak gericht op de «slechtste» groep, namelijk groep 5. De uitkomsten van het gedragsonderzoek worden op korte termijn aan de Kamer gezonden.

De kas als energiebron is een nieuwe, volstrekt innovatieve ontwikkeling die op sympathie kan rekenen. Het idee is gelanceerd door het Innovatiecentrum agrotechnologie en groene ruimte. Dit soort concepten zet bij realisatie zoden aan de dijk. Overheid en bedrijfsleven zetten in het kader van transitie duurzame energie hierop gezamenlijk in. De overheid draagt bij aan onderzoek en demonstratieprojecten en is betrokken via het transitiecollege. In het najaar wordt een gesloten kas gerealiseerd in het kader van de Demo-regeling.

Nadere gedachtewisseling

De heer Mastwijk (CDA) maakt duidelijk dat het meningsverschil tussen Algemene Rekenkamer en CPB gezien moeten worden in het licht van de opmerkingen van de staatssecretaris over een open en kritische samenleving. Gesteld moet echter worden dat de Algemene Rekenkamer hier de fout in is gegaan. Meer in het algemeen is de glastuinbouw onrecht gedaan. Met de inbreng van de vier aanwezige politieke fracties is echter sprake van rehabilitatie.

De heer Samsom (PvdA) heeft gehoord dat de minister enthousiast is over bijvoorbeeld De kas als energiebron. Wat gebeurt er nu om ervoor te zorgen dat die kas er ook komt? Bij het begin van dergelijke ontwikkelingen moet er altijd geld bij, in dit geval voor doorbraken op het vlak van glastoepassing en andere innovaties. Een sector die heeft laten zien kansen te kunnen benutten, moet dan ook kansen worden geboden. Als het bedrag van 6,5 mln euro niet wordt opgehoest, zal een amendement met dergelijke strekking oplossing moeten bieden.

De heer Van den Brink (LPF) denkt dat er nog veel meer zaken kunnen gebeuren in de glastuinbouw. Hardlopers zijn echter doodlopers. Het moet gaan om gestage, weloverwogen ontwikkelingen.

Het antwoord van de minister is onbevredigend als die stelt het onderzoeksrapport van de Algemene Rekenkamer te volgen door ongewijzigd beleid. Dat staat immers haaks op de teneur van het rapport. De conclusie van het verhaal is dat er een andere berekeningsmethode gehanteerd moet worden. Het is onbegrijpelijk dat nu voor het eerst een micro-economische berekening is gebruikt, niet ter controle ook de oude berekeningsmethode erbij is betrokken. Zo zijn immers lichtzinnige conclusies getrokken door de Algemene Rekenkamer.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) waardeert de opmerkingen van de staatssecretaris over gebruik en ontwikkeling van nieuw methodisch onderzoek. Er moet kritisch gekeken worden naar het verband tussen analyse en conclusie. In retrospectief is het dan ook goed dat om een nieuw CPB-rapport gevraagd is.

Het beleid blijft ongewijzigd als het gaat om het stimuleren van energiebesparende maatregelen. Daar staat de sector dan ook voor open. Meer in het algemeen moet ingezet worden op de slagen die nog gemaakt moeten worden inzake de milieudoelstellingen. Onduidelijk blijft wat er staat te gebeuren bij de herstructureringsoperatie. De inzet mag niet verzwakken met het oog op de effecten. Uit het gedragsonderzoek blijkt dat alleen groep 5 de aandacht krijgt. Zitten de andere groepen dan nu reeds op het goede spoor?

De staatssecretaris vindt dat de discussie over extra impulsen voor energiebeleid in brede zin en met name energiebesparing thuishoort bij de behandeling van de begroting van VROM. Binnen de aanzienlijk gekorte middelen wordt getracht de infrastructuur omtrent energiebesparing en energieadvies overeind te houden. Goed overleg tussen VROM en EZ om tot een goede, robuuste en doordachte stimuleringsregeling voor duurzame energie en energiebesparing te komen, is hard nodig. Dat betekent dat een overgangsregeling met de energiepremieregeling (EPR) moet worden bereikt. Betrokkenen geven dan ook veelal te kennen dat het geen zaak is van geld, maar van duurzaam en robuust beleid in het licht van investeringen.

De minister merkt op dat de begroting van het ministerie van LNV reeds is vastgesteld. Daarnaast mag duidelijk zijn dat ook bij het ontwikkelen van «sophisticated» ontwikkelingsmethoden het gezond boerenverstand moet prevaleren. Er is dan ook geen reden om het bestaande beleid te veranderen.

Een aantal departementen en het Productschap tuinbouw buigen zich over de vraag wat te doen bij ontwikkelingen zoals De kas van de toekomst. In de komende weken zal op dat vlak iets tot stand komen. Vernieuwing is in de eerste plaats een zaak van de betrokken ondernemers. De overheid kan echter een duwtje geven door een experiment te steunen. Dat betekent niet dat het bouwen van kassen structureel wordt gesteund met een bedrag van 6,5 mln.

Een nieuwe discussie over de locaties bij de herstructurering moet plaatsvinden in het kader van de nota Ruimte. Groep 5 en 8 zijn de groepen die een extra handje nodig hebben bij de energiebesparing. De andere groepen werken prima.

De voorzitter constateert dat het effectiviteitsonderzoek klimaatbeleid in de gebouwde omgeving volgend jaar aan de Kamer zal worden toegestuurd. Het gedragsonderzoek van het LEI zal de Kamer zo spoedig mogelijk bereiken.

De voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven,

Bibi de Vries

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

De Grave

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Atsma

De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Buijs

De adjunct-griffier van de commissie voor de Rijksuitgaven,

Noordsij


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Duivesteijn (PvdA), Giskes (D66), ondervoorzitter, Crone (PvdA), Rouvoet (ChristenUnie), Bibi de Vries (VVD), voorzitter, De Haan (CDA), Atsma (CDA), Vendrik (GroenLinks), Halsema (GroenLinks), Kant (SP), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), Balemans (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Van As (LPF), Rambocus (CDA), Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), De Nerée tot Babberich (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA) en Schippers (VVD).

Plv. leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Fierens (PvdA), Van der Vlies (SGP), De Grave (VVD), Mosterd (CDA), Kortenhorst (CDA), Van Gent (GroenLinks), Duyvendak (GroenLinks), De Ruiter (SP), Dezentjé Hamming (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Hofstra (VVD), Ferrier (CDA), Eerdmans (LPF), Vergeer (SP), Jan de Vries (CDA), Hermans (LPF), Mastwijk (CDA), De Krom (VVD), Smeets (PvdA), Van Heemst (PvdA), Smits (PvdA), Boelhouwer (PvdA), Kalsbeek (PvdA) en Van Beek (VVD).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Crone (PvdA), De Grave (VVD), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), ondervoorzitter, Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), Slob (ChristenUnie), Van den Brink (LPF), Duyvendak (GroenLinks), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Varela (LPF), Algra (CDA), Van Fessem (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Van der Laan (D66), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA) en Dezentjé Hamming (VVD).

Plv. leden: Tichelaar (PvdA), Örgü (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Hijum (CDA), Koenders (PvdA), Vos (GroenLinks), Weekers (VVD), Jan de Vries (CDA), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Van den Brand (GroenLinks), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Lazrak (SP), De Ruiter (SP), Eerdmans (LPF), De Haan (CDA), Van Dijk (CDA), Hofstra (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Van Heteren (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Giskes (D66), Tjon-A-Ten (PvdA), Waalkens (PvdA) en Szabó (VVD).

XNoot
3

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Cornielje (VVD), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), voorzitter, Oplaat (VVD), Geluk (VVD), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), Van den Brand (GroenLinks), Herben (LPF), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Van Loon-Koomen (CDA), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Verdaas (PvdA) en Kruijsen (PvdA).

Plv. leden: Slob (ChristenUnie), Örgü (VVD), Spies (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Hofstra (VVD), Van Miltenburg (VVD), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Duivesteijn (PvdA), Eerdmans (LPF), Lazrak (SP), Vos (GroenLinks), Van As (LPF), Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Van Gent (GroenLinks), Van Bochove (CDA), Giskes (D66), Gerkens (SP), Jager (CDA), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA) en Dubbelboer (PvdA).

XNoot
4

Samenstelling:

Leden: Duivesteijn (PvdA), Hofstra (VVD), Buijs (CDA), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Van Gent (GroenLinks), Geluk (VVD), Örgü (VVD), Dijsselbloem (PvdA), ondervoorzitter, Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van As (LPF), Van den Brink (LPF), Van Bochove (CDA), De Ruiter (SP), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Koopmans (CDA), Spies (CDA), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Timmer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA) en Samsom (PvdA).

Plv. leden: Crone (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ormel (CDA), Van den Brand (GroenLinks), Luchtenveld (VVD), Oplaat (VVD), Boelhouwer (PvdA), Schippers (VVD), Dubbelboer (PvdA), Algra (CDA), Kraneveldt (LPF), Varela (LPF), Ten Hoopen (CDA), Vergeer (SP), Vos (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Vietsch (CDA), Sterk (CDA), Haverkamp (CDA), Giskes (D66), Gerkens (SP), Verbeet (PvdA), Balemans (VVD), Waalkens (PvdA), Van Heteren (PvdA) en Wolfsen (PvdA).

Naar boven