28 775
Oprichting Stichting Kenniscentrum Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

nr. 4
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 april 2004

1. Inleiding

Het vorige Kabinet heeft in het kader van het programma «Beter Bestuur voor Burger en Bedrijf» (B4) een aantal projecten gestart. Het project «Starten van een onderneming» is een van deze 12 projecten. De werkgroep heeft in januari 2004 een rapport opgesteld, getiteld «Starten van een onderneming». Dat rapport is bijgevoegd1. Het Kabinet geeft in het navolgende zijn standpunt over dit rapport.

2. Enkele algemene opmerkingen

Het Kabinet is van mening dat het starten van nieuwe bedrijven van essentieel belang is voor een gezonde economie. Het leidt tot nieuwe producten, nieuwe werkgelegenheid, innovatie, een betere concurrentiepositie en investeringen. Het biedt ook kansen in de zin van individuele ontplooiing, emancipatie van vrouwen en integratie van etnische minderheden. In het algemeen geldt dat de «cultuur» ten opzichte van het starten van een onderneming positief moet zijn, en dat belemmeringen moeten worden weggenomen.

Het Kabinet heeft in zijn beleidsbrief «In actie voor ondernemers!»2, die door Staatssecretaris Van Gennip namens het Kabinet in december jl. is uitgebracht, een groot aantal beleidsacties in gang gezet, gericht op het bevorderen van het starten van ondernemingen, het wegnemen van belemmeringen voor ondernemingen om te groeien, en gericht op het bevorderen van een gezonde overdracht van ondernemingen. De aanbevelingen van de werkgroep «Starten van een onderneming» zijn uitwerkingen van een deel van de beleidsacties van de beleidsbrief «In actie voor ondernemers!».

Het Kabinet is van mening dat de noodzaak om belemmeringen voor het starten van bedrijven weg te nemen, recent alleen maar groter is geworden. Het gaat niet goed met het starten van bedrijven. Het aantal starters is in de loop van vorig jaar weliswaar gestabiliseerd, maar – naar de mening van het Kabinet – op een te laag niveau1. Voorts laat de Global Entrepeneurship Monitor 2003 (GEM) geen gunstig beeld zien: het«nieuwe ondernemerschap» is in Nederland in 2003 verder gedaald naar 3,6% (2002: 4,6%). Nederland behoort hiermee zowel qua omvang als ontwikkeling tot de achterhoede van Europa2.

3. Standpunt Kabinet over concrete aanbevelingen

Het Kabinet geeft in deze paragraaf zijn standpunt over de concrete aanbevelingen van de werkgroep. In het navolgende zullen de aanbevelingen van de werkgroep op hoofdlijnen worden aangegeven. Voor de volledige tekst van de aanbevelingen wordt verwezen naar het rapport.

3.1. Financiële faciliteit

De werkgroep beveelt aan om een startersfaciliteit nader uit te werken. Deze startersfaciliteit zou moeten worden gezien als een vernieuwing van de huidige BBMKB regeling, omdat dit de snelste weg is naar een werkbare oplossing. Het Kabinet zou dan, afhankelijk van de ontwikkelingen van Basel II (Basel II heeft betrekking op de herziening van het risicoclassificatiesysteem van banken), de uitkomsten van het reeds door het Kabinet aangekondigde onderzoek naar kleine kredieten en andere relevante factoren, een beslissing kunnen nemen ten aanzien van de vernieuwing van de startersfaciliteit in de BBMKB regeling. De werkgroep beveelt het Kabinet tevens aan om te onderzoeken wat op langere termijn de mogelijkheden zijn van een revolving fund voor starters.

Het Kabinet neemt de voorstellen over om te onderzoeken op welke wijze de startersfaciliteiten kunnen worden uitgewerkt en wat op de langere termijn de mogelijkheden zijn van een revolving fund. Het Kabinet heeft recent een onderzoek ingesteld om helder te krijgen waar precies de knelpunten liggen voor startende en kleine(re) bedrijven bij hun toegang tot kleine zakelijke kredieten. Hierbij wordt nagegaan tot welke hoogte van het krediet deze problemen spelen en wat de oorzaken hiervan zijn. De uitkomsten van dit onderzoek worden verwacht in mei 2004. Het Kabinet zal op basis van dit onderzoek, het rapport van RZO/EIM in opdracht van MKB Nederland, de aanbevelingen van de werkgroep «Starten van een onderneming» en andere relevante documenten een voorstel doen voor het wegnemen van knelpunten voor startende en kleine(re) ondernemingen, waar het gaat om de financiering. Daarbij zullen ervaringen in het buitenland met startersfaciliteiten worden betrokken. Het Kabinet betrekt daarbij tevens de notie dat het niet verstandig is om uit te gaan van 100% risicodekking door een startersfaciliteit. Dergelijke voorstellen zullen volledig worden ingepast in het huidige budgettaire kader.

3.2. Starten vanuit een uitkering

De werkgroep stelt voor om de startersfaciliteit (zie vorige paragraaf), ook open te stellen voor mensen in een uitkeringssituatie die ondernemer willen worden. De werkgroep is voorts van mening dat kennis, informatie en voorlichting over de ondernemerschapsroute en de begeleiding moeten worden verbeterd. Daarbij kan aan diverse instrumenten worden gedacht: toepassing van een scan voor het toetsen van de vaardigheden van cliënten die als zelfstandige willen gaan starten met het oog op een toeleidingstraject voor ondernemerschap; verhogen van de kennis van de mensen die bij UWV, de gemeenten, CWI en de reïntegratiebedrijven werken, meer gebruik maken van informatie die de Kamers van Koophandel en de Belastingdienst voorhanden hebben, en het bieden van ondersteuning door gemeenten of reïntegratiebedrijven. De werkgroep adviseert om vanuit de overheid meer aandacht te besteden aan de communicatie met mensen die willen starten vanuit een uitkering. Ten slotte stelt de werkgroep dat de huidige faciliteiten voldoende inspelen op de gedachte dat de uitkeringsgerechtigde in de periode«van uitkering naar werk» niet meteen zijn of haar inkomen moet verliezen.

Het Kabinet vindt dat het starten van een onderneming een belangrijke mogelijkheid is om uit een uitkeringssituatie te geraken. Indien er belemmeringen zijn die een zodanige overstap onnodig hinderen, dan moeten deze worden weggenomen. Waar mogelijk, moeten instrumenten worden ingezet om de overstap van een uitkering naar ondernemerschap te bevorderen.

Het Kabinet onderschrijft de mening van de werkgroep dat de huidige faciliteiten adequaat inspelen op de gedachte dat de uitkeringsgerechtigde in de periode «van uitkering naar werk» niet meteen zijn of haar (recht op) de uitkering verliest. Dit laat onverlet dat het naar de mening van het Kabinet van belang is om nader te bezien wat de meest effectieve wijze en vorm is om uitkeringsgerechtigden te faciliteren bij het starten van een onderneming.

Het Kabinet onderschrijft het belang van adequate kennis, informatie en voorlichting over de ondernemerschapsroute en de begeleiding, alsmede het belang van aandacht voor communicatie met mensen die willen starten vanuit een uitkering. Bovendien zullen UWV en gemeenten in het voorjaar van 2004 op diverse plaatsen gezamenlijke pilots starten, die omgeven worden door een uitgebreide voorlichtingscampagne. Dit alles om duidelijk te maken dat het starten van een eigen bedrijf een aantrekkelijk alternatief kan zijn voor een baan in loondienst. UWV zal in zijn instructies aan het eigen personeel aandacht vragen voor de kansen voor uitkeringsgerechtigden om te starten als zelfstandige.

Het Kabinet zal de suggestie om de startersfaciliteit ook open te stellen voor mensen in een uitkeringssituatie, expliciet betrekken bij het hiervoor genoemde onderzoek naar de knelpunten in de toegang tot kleine zakelijke kredieten.

3.3. Het verkrijgen van subsidies

De werkgroep doet wat betreft het verkrijgen van subsidies de aanbevelingen om:

• Het aantal verschillende subsidieregelingen te verminderen, en de huidige stroomlijningoperaties te intensiveren;

• Na te gaan of de bekendheid van de website subsidieshop.nl kan worden vergroot bij starters;

• In de beschikbare databases een aparte interface te maken voor starters, waardoor een beter zicht ontstaat op passende subsidies;

• Voor het brede scala van subsidies te bezien of de praktische verbeteringen bij het verkrijgen van subsidies, zoals EZ die bij de innovatiesubsidies aanbrengt, kunnen worden nagevolgd. Daarbij zou het proces van aanvraag, het proces van rapportage en de financiële vormgeving en afhandeling systematisch moeten worden bezien;

• Te bezien hoe de verschillende uitvoeringsorganisaties voor subsidieverstrekking kunnen worden gebundeld in één of meer uitvoeringsorganisaties.

Het Kabinet is van mening dat het voor startende ondernemingen, maar ook voor ondernemingen in het algemeen, eenvoudiger en gemakkelijker moet worden om subsidies te verkrijgen. Het Kabinet vindt dat de transparantie moet worden vergroot en dat de administratieve lasten bij het verkrijgen van subsidies moeten worden verminderd.

Het Kabinet onderschrijft de gedachte dat het aantal verschillende subsidieregelingen zou moeten worden verminderd. Onnodige overlappingen moeten worden tegengegaan. Het Kabinet ziet tegelijkertijd ook dat de departementen al bezig zijn met het invullen van de taakstellingen uit het Hoofdlijnenakkoord. Het Kabinet zal zich daarom nader beraden over de vraag hoe het aantal verschillende subsidieregelingen effectief kan worden verminderd. Daarbij zal het Kabinet tevens bezien hoe de verbeteringen, die EZ bij de innovatiesubsidies heeft aangebracht, navolging kunnen krijgen.

Het Kabinet neemt de aanbevelingen ten aanzien van het bevorderen van de bekendheid van de websites en het inbouwen van aparte interfaces over.

Het Kabinet neemt de aanbeveling van de werkgroep om te bezien hoe de verschillende uitvoeringsorganisaties die betrokken zijn bij de subsidieverstrekking kunnen worden gebundeld in één of meer uitvoeringsorganisaties mee in het betreffende actiepunt in het programma «Andere overheid».

3.4. Voorlopige aanslag inkomstenbelasting

De werkgroep beveelt aan om te bezien wat de mogelijkheden zijn om de aan de ondernemers op te leggen voorlopige aanslag met 50% te verlagen. Tevens adviseert de werkgroep aan ondernemers, adviseurs (waaronder ook de Kamers van Koophandel) en boekhouders om starters bekend te maken met de wijze van belastingheffing en -inning.

Het Kabinet onderschrijft de aanbevelingen inzake communicatie rondom belastingheffing. De mogelijkheden om de voorlopige aanslag met bijvoorbeeld 50% te verlagen, zullen worden bezien.

3.5. Informatieverstrekking

De werkgroep doet een fors aantal aanbevelingen om de informatieverstrekking aan starters te verbeteren. Deze aanbevelingen hebben betrekking op de (verdere) ontwikkeling van het Bedrijvenloket en andere vormen van informatieverstrekking. Voor de aanbevelingen wordt verwezen naar het rapport.

Het Kabinet is van mening dat het verbeteren van informatievoorziening aan ondernemers noodzakelijk is. Binnen het programma ICT en Administratieve Lasten (ICTAL) zijn voor de periode 2003–2006 plannen in uitvoering die elektronische informatie- en gegevensuitwisseling voor (startende) ondernemers makkelijker maakt. Een belangrijk onderdeel van het programma is het Bedrijvenloket. Onder de verantwoordelijkheid van EZ ontwikkelt en beheert de Vereniging van Kamers van Koophandel een elektronisch Bedrijvenloket, dat ondernemers (waaronder starters) helpt bij het vinden van informatie over wetten en regelgeving van publieke organisaties. Ervaringen van ondernemers en inzichten van de beheersorganisatie zullen ertoe moeten leiden dat de dienstverlening steeds verder verbetert. Een eerste versie van het Bedrijvenloket met informatie van de Kamers van Koophandel en de Belastingdienst, is eind 2003 gerealiseerd.

In overeenstemming met de aanbevelingen van de werkgroep, streeft het Kabinet naar uitbreiding in 2004 van het aantal participerende organisaties, in elk geval met gemeenten. Daarnaast wordt in 2004 bekeken op welke wijze de zoekstructuur van het Bedrijvenloket (bijvoorbeeld via een indeling naar branche, levensfase of woonplaats) nog beter kan inspelen op de informatiebehoefte van specifieke groepen ondernemers. Tenslotte wordt binnen het programma ICTAL (onder andere met het project Overheidstransactiepoort) gewerkt aan de uitbouw van het aantal functionaliteiten van het Bedrijvenloket, waardoor het mogelijk wordt om via het Bedrijvenloket elektronisch zaken (transacties) te doen met de overheid, en waarbij gegevens in één keer worden aangeleverd aan meerdere instanties, wat bijdraagt aan de doelstellingen van het Programma Andere Overheid.

De ambities van het Kabinet zullen worden vastgelegd in een plan van aanpak 2004. Over de voortgang van het programma ICTAL (waar het Bedrijvenloket deel van uitmaakt) wordt de Tweede Kamer voorjaar 2004 geïnformeerd.

Het Kabinet merkt op dat er vele vormen van publieke en private voorlichting en informatieverstrekking aan starters zijn. Daarbij kan worden gedacht aan de startersavonden en informatie van de Belastingdienst, de startersdagen en informatie van de Kamers van Koophandel, startersdagen van banken, specifieke startersbijeenkomsten zoals «Breaking Out» in de RAI, voorlichtingsdagen van gemeenten, maatwerk zoals de Stichting Stabij voor allochtone ondernemers levert, en startershandboeken. Het Kabinet juicht deze vormen van voorlichting en informatieverstrekking toe. Het Kabinet zal in overleg met brancheverenigingen en de Kamers van Koophandel nagaan hoe de aansluiting tussen de (potentiële) informatie en de beschikbare informatie verder kan worden geoptimaliseerd (zie «In actie voor ondernemers!», actie 18).

3.6 Overig

De aanbevelingen met betrekking tot de niet verder uitgewerkte knelpunten zullen in de desbetreffende beleidstrajecten worden meegenomen.

4. Allochtone starters

De werkgroep wijst in het rapport erop dat er relatief veel allochtone starters zijn. In grote lijnen is de kwaliteit van het migranten-ondernemerschap echter nog niet op het gewenste niveau. Dit geldt in het bijzonder met betrekking tot het kennisniveau van wet- en regelgeving, management, toegang tot financiële dienstverlening, het bewerken van autochtone afzetmarkten en de voorbereiding van nieuwe activiteiten in andere branches. Vooral in de industrie en de detailhandel zijn de uitvalpercentages te hoog.

Allochtone ondernemers ondervinden veel problemen bij het verkrijgen van financiering ten behoeve van hun activiteiten en er zijn drempels bij het verkrijgen van leningen door de eisen van banken en de gebrekkige toegang tot belangrijke netwerken. Het Kabinet wijst erop dat twee grote banken inmiddels zogenoemde startersbalies hebben opgericht, waarbij speciale aandacht wordt besteed aan etnische ondernemers.

Het Kabinet merkt op dat het bevorderen van de slaagkans van etnische ondernemers eveneens een bijdrage kan leveren aan kwaliteitsverbetering van verouderde stadswijken. Allochtone ondernemers kunnen «een sociaal bindende factor in de wijken» zijn.

Het Kabinet vindt het van belang dat daar waar initiatieven worden genomen om starters te helpen, zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de specifieke problemen van allochtone starters. In dit kader wordt gewezen op de in 2004 uit te brengen Monitor Etnisch Ondernemerschap1. Via deze Monitor komen specifieke vragen en knelpunten van allochtone ondernemers naar voren. Voorts start het Kabinet in samenwerking met brancheorganisaties en Kamers van Koophandel een onderzoek naar de manier waarop allochtone ondernemers zich organiseren, in hoeverre netwerken voor allochtone ondernemers adequaat functioneren en of deze zich lenen als voorportaal tot integratie in de bestaande organisatiestructuren.

5. Financiële aspecten

De voorstellen hebben de volgende budgettaire gevolgen:

• Voor eventuele voorstellen voor het wegnemen van knelpunten voor startende en kleine(re) ondernemingen, waar het gaat om de financiering, geldt dat deze volledig zullen worden ingepast in het huidige budgettaire kader. De budgettaire middelen voor het onderzoek naar kleine(re) kredieten zijn reeds gereserveerd op de begroting van EZ;

• De budgettaire gevolgen van de voorstellen voor het bevorderen van starten vanuit een uitkering zijn nog niet exact te becijferen. Voorlichting, begeleiding en verbetering van kennis en informatie zullen tot extra kosten leiden. Anderzijds kunnen deze intensiveringen op termijn leiden tot besparingen in termen van geringere uitkeringslasten. Tevens is het mogelijk dat de administratieve lasten afnemen als gevolg van het effectiever maken van de huidige faciliteiten. Als gevolg hiervan zijn de budgettaire consequenties voor de SZW-begroting op dit moment niet aan te geven;

• De voorstellen in het kader van het verbeteren van het verkrijgen van subsidies kunnen budgettaire effecten hebben. Deze kunnen echter nog niet worden gekwantificeerd. Enerzijds kan meer transparantie leiden tot meer gebruik, anderzijds kan stroomlijning van subsidies aanleiding geven tot budgettaire besparingen;

• Het bezien van mogelijkheden om de voorlopige aanslag met bijvoorbeeld 50% te verlagen, mag niet leiden tot een budgettair beslag. Een eventuele verlaging van de voorlopige aanslag heeft als zodanig natuurlijk wel budgettaire consequenties (derving belastingontvangsten, rentelasten, opbrengstenderving als gevolg van faillissement voordat definitieve aanslag is betaald);

• De voorstellen in het kader van verbetering van de informatieverstrekking worden ingepast in de beschikbare middelen voor het ICTAL-programma;

• Middelen voor de Monitor Etnisch Ondernemerschap en verbetering van de samenwerking zijn in het kader van de beleidsbrief «In actie voor ondernemers!» al ingeboekt.

6. Tot slot

Het moet leuk zijn om een nieuw bedrijf te beginnen. Cruciaal daarvoor is natuurlijk de wil om te ondernemen. Maar de overheid kan wel degelijk een klimaat scheppen, waarin ondernemen ook daadwerkelijk mogelijk wordt gemaakt. De werkgroep heeft een aantal nuttige analyses en aanbevelingen ter bevordering van het startersklimaat gedaan.

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

M. Rutte


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Zie «In actie voor ondernemers!», (Kamerstuk 29 200 XIII, nr. 36)

XNoot
1

Het aantal starters lag in de tweede helft van 2000 op een niveau van ongeveer 55 000 starters per jaar, in de loop van 2003 op een niveau van ongeveer 44 000 starters per jaar. Zie «In actie voor ondernemers!», pagina 15 en 16.

XNoot
2

Onder «nieuw ondernemerschap» wordt verstaan: «bezig zijn met het opzetten van een bedrijf of eigenaar zijn van een jong bedrijf (maximaal 42 maanden)». Volgens de GEM 2003 scoren van de EU-landen alleen Frankrijk en Italië lager dan Nederland. Het is mogelijk dat de negatieve economische situatie een grotere invloed heeft op potentiële starters dan op de feitelijke starters. Dit maakt het extra noodzakelijk om ondernemerschap in het onderwijs te versterken en, meer in het algemeen, een cultuuromslag te bewerkstelligen.

XNoot
1

Zie «In actie voor ondernemers!», actie 11, pagina 23.

Naar boven