28 767
Wijziging van de Wet milieubeheer (Registratiegegevens externe veiligheidinrichtingen, transportroutes en buisleidingen)

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 15 juli 2004

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onder C, wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 12.11, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel a, onder 4°, komt te luiden:

4°. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat voor openbare wegen en vaarwegen voorzover deze door het Rijk worden beheerd en voor krachtens artikel 2 van de Spoorwegwet aangewezen hoofdspoorwegen;

b. In onderdeel c, wordt «spoorweg» vervangen door: krachtens artikel 2 van de Spoorwegwet aangewezen hoofdspoorweg.

2. Artikel 12.12 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het tweede lid wordt «Bij algemene maatregel» vervangen door «Bij of krachtens algemene maatregel» en wordt na «aangewezen» ingevoegd «dan wel mede de gevallen».

b. In het vijfde lid wordt «en inrichting» vervangen door: , inrichting en de toegankelijkheid.

3. Het eerste lid van artikel 12.13 komt te luiden:

1. Het bevoegd gezag is verplicht gegevens over externe veiligheid aan het RIVM te verstrekken, evenals de wijzigingen die in deze gegevens optreden.

4. Artikel 12.14 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het tweede lid wordt «die een spoorweg gebruikt» vervangen door: aan wie een concessie voor het beheer van de hoofdspoorweginfrastructuur is verleend voor zover de hoofdspoorweg wordt gebruikt.

b. Het derde lid komt te luiden:

3. Het eerste en tweede lid blijven buiten toepassing voor zover de gegevens reeds door het bevoegd gezag zijn verkregen of door het bevoegd gezag op grond van het vijfde lid kunnen worden verkregen.

5. Artikel 12.15, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt:

a. Na de eerste volzin wordt een volzin ingevoegd, luidende: Het bevoegd gezag beslist hierover binnen vier weken na ontvangst van de voorgestelde weergave.

b. In de derde volzin wordt na «het bevoegd gezag» ingevoegd: ten minste twee weken voordat wordt ingestemd aan.

B

Na artikel I, onder C, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

CA

Na artikel 19.7 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 19.8

1. Indien in de gegevens die ingevolge artikel 12.12, vierde lid, door het RIVM in het register, bedoeld in artikel 12.12, eerste lid, moeten worden opgenomen gegevens voorkomen of kunnen worden afgeleid waarvan de geheimhouding gerechtvaardigd is, kan het bevoegd gezag op een daartoe strekkend verzoek van degene die de inrichting drijft waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, onderscheidenlijk degene die een buisleiding gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, onderscheidenlijk degene aan wie een concessie voor die buisleiding is verleend, of uit eigen beweging in afwijking van artikel 12.13, eerste lid, besluiten dat die gegevens niet aan het RIVM worden verstrekt onderscheidenlijk niet wordt ingestemd met de voorgestelde weergave, bedoeld in artikel 12.15, tweede lid. Het bevoegd gezag maakt van deze bevoegdheid slechts gebruik met het oog op de beveiliging van bedrijven en het voorkomen van sabotage.

2. Op een verzoek tot geheimhouding beslist het bevoegd gezag binnen vier weken na ontvangst.

3. Indien een verzoek tot geheimhouding is gedaan, verstrekt het bevoegd gezag de gegevens ingevolge artikel 12.13, eerste lid, over de externe veiligheid betreffende die inrichting of buisleiding niet onderscheidenlijk geeft het bevoegd gezag geen instemming als bedoeld in artikel 12.15, tweede lid, totdat de beslissing op het verzoek onherroepelijk is geworden.

C

Na artikel II worden twee artikelen toegevoegd, luidende:

Artikel IIA

Artikel 17, tweede lid, onder b, van de Spoorwegwet komt te luiden:

b. het verstrekken van gegevens aan Onze Minister ten behoeve van:

1°. het toezicht op de naleving van de concessie;

2°. het voldoen aan de verplichtingen die Onze Minister met betrekking tot de hoofdspoorwegen heeft ingevolge de artikelen 116, 118 en 122 van de Wet geluidhinder ter uitvoering van richtlijn nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PbEG L 189);

3°. het voldoen aan de verplichtingen die Onze Minister met betrekking tot de hoofdspoorwegen heeft ingevolge artikel 12.13, eerste lid, van de Wet milieubeheer.

Artikel IIB

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 4 april 2003 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Wet milieubeheer, de Wet openbaarheid van bestuur en enige andere wetten (Wet uitvoering Verdrag van Aarhus), (28 835), na tot wet te zijn verheven, eerder in werking treedt dan dit voorstel van wet nadat dat tot wet is verheven, wordt in het in artikel I van het onderhavige voorstel van wet, onderdeel CA, voorgestelde eerste lid van artikel 19.8 «de geheimhouding gerechtvaardigd is» vervangen door «de geheimhouding op grond van artikel 10, zevende lid, onder b, van de Wet openbaarheid van bestuur gerechtvaardigd is», en vervalt de laatste volzin van dat lid.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 4 april 2003 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Wet milieubeheer, de Wet openbaarheid van bestuur en enige andere wetten (Wet uitvoering Verdrag van Aarhus), (28 835), op een later tijdstip tot wet wordt verheven en in werking treedt dan het onderhavige voorstel van wet nadat dat tot wet is verheven, wordt op het tijdstip van inwerkingtreding van de eerstgenoemde wet in artikel 19.8, eerste lid, van de Wet milieubeheer «de geheimhouding gerechtvaardigd is» vervangen door «de geheimhouding op grond van artikel 10, zevende lid, onder b, van de Wet openbaarheid van bestuur gerechtvaardigd is», en vervalt de laatste volzin van dat lid.

Toelichting

Het derde lid van artikel 12.14 is aangescherpt. Gegevens die al aan het bevoegd gezag zijn verstrekt door bijvoorbeeld degene die gevaarlijke stoffen voor vervoer aanbiedt, hoeven niet nogmaals te worden verstrekt. Maar ook voor gegevens die al bij het bevoegd gezag bekend zijn doordat bijvoorbeeld door het bevoegd gezag zelf verkeerstellingen zijn gehouden, ligt een verplichting tot verstrekking niet voor de hand. Daarom is de uitzondering van de verplichting tot verstrekking van gegevens verruimd. Ook voor gegevens die het bevoegd gezag ingevolge het vijfde lid kan krijgen geldt dat deze gegevens niet (nogmaals) hoeven te worden verstrekt. Bij nader inzien is in het licht van het vijfde lid een aparte verwijzing in het derde lid naar de Minister van Verkeer en Waterstaat overbodig.

De wijzigingen in de artikelen 12.11, eerste lid, onderdeel a, onder 4°, en onderdeel c, 12.14, tweede lid, vloeien voort uit afstemming op de nieuwe Spoorwegwet. Door de uitbreiding van onderdeel b van het tweede lid van artikel 17 van de Spoorwegwet is geregeld dat de houder van de concessie voor het beheer van de hoofdspoorweginfrastructuur verplicht is gegevens te verstrekken aan de Minister van Verkeer en Waterstaat, zodat hij als bevoegd gezag ingevolge artikel 12.11 van de Wet milieubeheer in staat is de benodigde gegevens aan het RIVM te verstrekken.

Het tweede lid van artikel 12.12 wordt aangepast om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur ook categorieën en gevallen te kunnen aanwijzen waarover het register gegevens kan bevatten en het onder meer mogelijk te maken dat bij ministeriële regeling de betreffende spoorwegemplacementen kunnen worden aangewezen.

Bij nader inzien blijkt het gewenst om naast regels over de vorm en inrichting van het register ook regels te kunnen stellen over de toegankelijkheid van het register. In het vijfde lid van artikel 12.12 is daarom bepaald dat ook over de toegankelijkheid van gegevens in het register bij algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld.

Omdat zich situaties kunnen voordoen waarin vooraf blijkt dat verstrekking van gegevens met het oog op de beveiliging van bedrijven en het voorkomen van sabotage niet wenselijk is is in artikel I, onder B, een mogelijkheid opgenomen waarin de verstrekking dan achterwege kan blijven of dat niet wordt ingestemd met de weergave van die gegevens door het RIVM. De bevoegdheid kan slechts worden gebruikt met het oog op de beveiliging van bedrijven en het voorkomen van sabotage. In de op de Wet milieubeheer te baseren algemene maatregel van bestuur zal de verplichting tot gegevensverstrekking gedetailleerd worden uitgewerkt. Uitgangspunt is dat in de voorschriften geen gevoelige gegevens zullen worden voorgeschreven die in het register moeten worden opgenomen. Daarom kan hier worden volstaan met het opnemen van twee gronden, te weten de beveiliging van bedrijven en sabotage, die kunnen leiden tot niet openbaarmaking van gegevens in het register. Uitgangspunt is dat degene die de inrichting drijft waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, onderscheidenlijk degene die een buisleiding gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, onderscheidenlijk degene aan wie een concessie voor die buisleiding is verleend, een verzoek richt tot het bevoegd gezag tot niet verstrekking dan wel niet instemming met de weergave. Het bevoegd gezag kan echter ook op eigen initiatief tot zo'n oordeel komen.

Artikel IIB regelt de afstemming met het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet milieubeheer, de Wet openbaarheid van bestuur en enige andere wetten (Wet uitvoering Verdrag van Aarhus) waarbij in de Wet openbaarheid van bestuur weigeringgronden worden opgenomen voor het verstrekken van milieu-informatie.

De overige wijzigingen zijn in de nota naar aanleiding van het verslag toegelicht.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Naar boven