28 756
Uitbreiding van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr-plus)

nr. 4
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 december 2003

1. Inleiding

Bij brief van 18 juni 2003 heb ik beloofd u in het najaar te informeren over de vorderingen ten aanzien van het beleidstraject Wgr-plus. Inmiddels heb ik de vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van uw Kamer tijdens een Algemeen Overleg op 29 oktober 2003 (Kamerstuk 28 756, nr. 3) ingelicht over de stand van zaken op dat moment. Met genoegen heb ik bij die gelegenheid kunnen vaststellen dat de commissie de plannen van het kabinet ten aanzien van de Wgr-plus, zoals deze zijn neergelegd in de Beleidsnotitie Wgr-plus van 20 december 2002, op hoofdlijnen onderschrijft. Thans kan ik hieraan toevoegen dat ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO) hebben ingestemd met (een nadere uitwerking van) deze hoofdlijnen. Dat is gebleken tijdens een gezamenlijk overleg dat ik op 3 december 2003 met vertegenwoordigers van beide organisaties heb gevoerd.

Gesterkt door de bovenvermelde feiten heeft de ministerraad vandaag ingestemd met een conceptwetsvoorstel Wijzigingswet Wgr-plus met het oog op toezending daarvan aan de Raad van State. Ik ben blij op dit moment te kunnen vaststellen dat de optimistische toonzetting in mijn bovenvermelde brief van 18 juni jl. door de ontwikkelingen sindsdien is bevestigd.

2. Hoofdlijnen Wgr-plus

Met ingang van 1 januari 2005 komt een einde aan de gemeenschappelijke regelingen die zijn gebaseerd op de Kaderwet bestuur in verandering. Evenals voorgaande kabinetten ziet het huidige kabinet dat er rond de steden sprake is van een specifieke afstemmingsproblematiek. Om in deze problematiek te voorzien en de daartoe noodzakelijke voortzetting van verplichtende samenwerking van gemeenten in stedelijke gebieden te waarborgen, wordt in de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) een nieuwe grondslag gecreëerd, de Wgr-plus. De samenwerking zal primair betrekking moeten hebben op de ruimtelijke problematiek (wonen, werken, verkeer & vervoer, recreatie en groen) en ze kan zich uitstrekken tot meer dan alleen de huidige zeven regio's die nu samenwerken op basis van de Kaderwet bestuur in verandering.

Overigens zullen de huidige zeven gebieden hun samenwerking als openbaar lichaam onder de naam plusregio's kunnen voortzetten. Voor deze zeven plusregio's wordt de rolverdeling tussen de provincie en de regio op het terrein van ruimtelijke ordening en verkeer & vervoer zodanig ingevuld, dat de regio verantwoordelijk zal zijn voor de regionale belangen en de provincie voor de bovenregionale samenhang.

Er kunnen ook nieuwe plusregio's worden ingesteld. Het kabinet is van oordeel dat deze samenwerking moet worden verankerd binnen het huidige bestuurlijke systeem, waarbinnen de provincies een belangrijke rol vervullen. Het initiatief tot samenwerking gaat uit van de gemeenten, waarna de provincies overgaan tot vaststelling van het gebied waarbinnen de gemeenten verplicht worden tot samenwerking. Elke plusregio beschikt over een basispakket aan taken en bevoegdheden voor de intergemeentelijke afstemming op ruimtelijk gebied, wat effectief kan bijdragen aan de regionale afstemming van het grotestedenbeleid. Daarnaast kunnen de gemeenten zelf, de provincie en het Rijk taken en bevoegdheden aan de plusregio toekennen.

3. Afschaffing verplichte bundeling en integratie

Bij de Tweede Kamer ligt ter behandeling een voorstel van wet tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen in verband met de afschaffing van de verplichte bundeling en integratie van gemeenschappelijke regelingen in samenwerkingsgebieden en daarmee samenhangende wijzigingen (Kamerstukken II, 1999/2000, 27 008, nr. 2; hierna: wetsvoorstel 27 008). In 2002 is besloten de mondelinge behandeling van dat voorstel te laten samenlopen met de mondelinge behandeling van het voorstel van Wet bestuur in stedelijke regio's (Kamerstukken II, 2001/02, 28 095, nr. 2), op 16 en 17 april 2002. Door de val van het tweede kabinet Kok kon dat toen niet doorgaan. Daarna is de verdere behandeling opgeschort in afwachting van het standpunt van het nieuwe kabinet over regionale samenwerking.

In de Beleidsnotitie Wgr-plus is in paragraaf 12 aandacht besteed aan dit voorstel van wet. Ik kondigde toen het voornemen aan, gelet op de plannen om de regeling van regionale samenwerking voortaan op te nemen in de Wet gemeenschappelijke regelingen, dit wetsvoorstel 27 008 in te trekken en de inhoud te integreren in het wetsvoorstel Wijzigingswet Wgr-plus. Bij nader inzien ben ik tot de conclusie gekomen dat het praktischer is de behandeling van dat wetsvoorstel als zelfstandig voorstel voort te zetten. Integratie in één wetsvoorstel zou immers voor een deel tot een herhaling van zetten leiden bij de advisering door de Raad van State en bij de schriftelijke voorbereiding door de Tweede Kamer. Wel zijn naar mijn oordeel enkele, voornamelijk technische, aanpassingen wenselijk. Met het oog daarop zal ik een (tweede) nota van wijziging op wetsvoorstel 27 008 naar de Tweede Kamer zenden rond dezelfde tijd waarin u het wetsvoorstel Wijzigingswet Wgr-plus zal bereiken.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

Naar boven