28 750 Gemeentelijke herindeling

Nr. 42 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 november 2011

In het kader van het Voortgezet Algemeen Overleg over het Beleidskader gemeentelijke herindeling op 26 oktober 2011 is een tweetal moties aangenomen, waarop ik in deze brief wil reageren. Ik geef op verzoek van de heer Schouw een reactie op de motie Brinkman c.s. (Kamerstukken II 2011/12, 28 750, nr. 31), mede in het licht van het regeerakkoord en de visie «Bestuur en bestuurlijke inrichting: tegenstellingen met elkaar verbinden». Daarnaast ga ik op de motie Schouw (Kamerstukken II 2011/12, 28 750, nr. 39).

Op de overige aangenomen moties kom ik terug bij de begrotingsbehandeling van Binnenlandse Zaken medio november.

Motie Brinkman c.s. over initiatieven voor één Randstadprovincie

De motie Brinkman verzoekt de regering te stoppen met initiatieven die leiden tot één Randstadprovincie bestaande uit de provincies Noord-Holland, Utrecht en Flevoland.

In de visie heeft het Kabinet neergelegd dat zij het voor de economische ontwikkeling van de Noordvleugel van groot belang vindt dat de provincies in de Noordvleugel kunnen optreden als één partij richting de gemeenten. De ruimtelijke ontwikkelingen in de Noordvleugel strekken zich immers uit over het grondgebied van de drie provincies.

Ik heb in de Tweede Kamer aangegeven dat de vraag voorligt hoe de economische ontwikkeling in de Randstad maximaal gefaciliteerd kan worden. Het vraagstuk van de economische ontwikkeling van de vleugels van de Randstad is immers van evident belang. De economische ontwikkeling heeft een adequaat bestuurlijk kader nodig om niet te worden gehinderd. Uiteindelijk moeten de maatschappelijke vraagstukken binnen de Randstad met samenhangende en daadkrachtige besluitvorming en uitvoering aangepakt en opgelost worden. Ook de commissarissen van de Koningin in de Noordvleugel hebben in februari een brief aan mij gestuurd waarin zij constateren dat een verdergaande samenwerking een positieve bijdrage zou moeten leveren aan het stimuleren van de regionaal-economische dynamiek.

De inzet van het Kabinet is daarom gericht op de opschaling van de provincies in de Randstad. Mochten de provincies van oordeel zijn dat met andere maatregelen dan een fusie, materieel eenzelfde duurzaam effect kan worden bereikt, dan kunnen zij hiervoor een voorstel indienen. Concreet heb ik in een brief aan de drie betrokken provincies verzocht om te komen met een stappenplan voor provinciale samenvoeging en eventuele alternatieven. Ik heb de besturen van de gemeenten Amsterdam, Utrecht en Almere gevraagd hieraan een bijdrage te leveren.

Gelet op bovenstaand verzoek aan de provincies, is deze motie in mijn ogen ontijdig. Ik wil immers niet vooruitlopen op de reactie en eventuele voorstellen van de zijde van de provincies.

Daarnaast blijft het vraagstuk van de economische ontwikkeling urgent, zoals ook de provincies en steden zelf hebben geconstateerd. Het stoppen met de initiatieven tot de beoogde provinciale opschaling zal er niet toe leiden dat het vraagstuk van de economische ontwikkeling van de Randstad wordt opgelost. Om deze redenen gaat het kabinet door met de aanpak van de problematiek. Het acht het niet verantwoord deze nu te staken.

Ik wil u ook graag wijzen op het door u gevraagde advies van de Raad voor het openbaar bestuur over de visie op het binnenlands bestuur, waarin de Raad aandringt op grote urgentie met betrekking tot de Randstad.

In januari 2012 hoop ik u te informeren over de reactie van de partijen in de Noordvleugel en over de vervolgstappen van het kabinet in deze.

Motie Schouw over afspraken tussen Rijk en decentrale overheden

In de motie Schouw (Kamerstukken II 2011/12, 28 750, nr. 39) wordt mij gevraagd nader te duiden hoe het uitgangspunt van het aangepaste Beleidskader gemeentelijke herindeling (Kamerstukken II 2010/11, 28 750, nr. 28) dat gemeentelijke herindelingen van onderop tot stand moeten komen, zich verhoudt tot de afspraak uit de Bestuursafspraken 2011–2015 dat «indien gemeenten binnen een jaar geen passende invulling aan de uitvoering hebben gegeven, het Rijk bepaalt hoe dat toch georganiseerd zal worden.» Deze afspraak heeft betrekking op onderdelen van de decentralisatie van de Jeugdzorg en Werken naar vermogen en wordt nu in overleg met de VNG verder uitgewerkt.

Het Beleidskader gemeentelijke herindeling en de hierboven bedoelde afspraak rond de bovenlokale uitvoering uit de Bestuursafspraken 2011–2015 zien beide op het organiseren van voldoende bestuurskracht. Gemeenten zelf zijn verantwoordelijk voor de wijze waarop zij hun taken organiseren: zelfstandig, via intergemeentelijke samenwerking, een ambtelijke fusie, externe inhuur of herindeling. Het Beleidskader gemeentelijke herindeling sluit hierbij aan met het uitgangspunt dat herindelingen van onderop tot stand moeten komen.

Het Rijk heeft echter een bijzondere verantwoordelijkheid indien een taak wordt gedecentraliseerd, om doelmatigheid en doeltreffendheid van de uitvoering te waarborgen. Wanneer daarbij de afweging wordt gemaakt dat het noodzakelijk is dat een taak bovenlokaal wordt uitgevoerd, zoals bij onderdelen van de jeugdzorg en werken naar vermogen het geval is, dient het Rijk vanuit deze verantwoordelijkheid daar eisen aan te verbinden. Het gaat hierbij niet om het opschalen van de bestuurlijke verantwoordelijkheid -zoals de motie suggereert- maar om het versterken van de uitvoering door deze bovenlokaal te organiseren. In de Bestuursafspraken 2011–2015 heeft het kabinet hierover een afspraak gemaakt met de VNG. In de Memorie van Toelichting van de betreffende wetsvoorstellen zal de noodzaak van bovenlokale uitvoering nader worden beargumenteerd.

Door gemeenten zelf een jaar de tijd te geven deze bovenlokale uitvoering vorm te geven, wordt aangesloten bij het uitgangspunt dat gemeenten zelf verantwoordelijk zijn voor hun organisatie. Pas wanneer gemeenten dit niet doen, zal het Rijk van bovenaf de bovenlokale uitvoering opleggen.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner

Naar boven