28 745
Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met verbeteringen van uiteenlopende, voornamelijk uitvoeringstechnische aard (technische herziening WEB)

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 12 september 2003

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onderdeel A, eerste lid, onderdeel b, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan sub 3 wordt na de komma toegevoegd: of.

2. Sub 4 vervalt.

3. Sub 5 wordt vernummerd tot sub 4.

B

In artikel I, onderdeel A, tweede lid, onder b2, vervalt: voor het beroepsonderwijs.

C

Artikel I, onderdeel E, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «worden de artikelen 1.3.2a en 1.3.2b» vervangen door: wordt artikel 1.3.2a.

2. Artikel 1.3.2a, eerste lid, komt te luiden:

1. Aan vakinstellingen worden beroepsopleidingen verzorgd die naar hun aard en onderlinge samenhang aantoonbaar gericht zijn op en van belang zijn voor een specifieke bedrijfstak of groep van bedrijfstakken.

3. In artikel 1.3.2a vervalt het tweede lid en wordt het derde lid vernummerd tot tweede lid.

4. Artikel 1.3.2b vervalt.

D

In artikel I wordt na onderdeel R een onderdeel Ra toegevoegd, luidende:

Ra

Aan artikel 2.2.3 wordt na het vierde lid een vijfde lid toegevoegd, luidende:

5. Onze Minister kan per activiteit als bedoeld in het eerste lid of kostensoort als bedoeld in het derde lid een bekostigingsplafond instellen. In dat geval worden bij ministeriële regeling regels omtrent de verdeling vastgesteld.

E

Artikel I, onderdeel KK, komt te luiden:

KK

Artikel 6.1.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, vervalt «en».

2. In het eerste lid wordt onderdeel b verletterd tot onderdeel c.

3. In het eerste lid wordt na onderdeel a een nieuw onderdeel b ingevoegd, luidende:

b. de beoordeling van het belang van beroepsopleidingen aan vakinstellingen, bedoeld in artikel 6.1.3a, eerste lid, onderdeel b, en.

4. In het tweede lid wordt «van de instellingen, bedoeld in de artikelen 1.3.1 en 1.4.1» vervangen door: van de instellingen en de andere instellingen, bedoeld in artikel 1.4.1.

F

In artikel I wordt na onderdeel KK de nieuwe onderdelen KKa en KKb ingevoegd, luidende:

KKa

In artikel 6.1.3, eerste lid, eerste volzin, wordt «Onze Minister kan» vervangen door: Onverminderd artikel 6.1.3a kan Onze Minister.

KKb

Na artikel 6.1.3 wordt een artikel 6.1.3a ingevoegd, luidende:

Artikel 6.1.3a. Onthouding rechten ten aanzien van voorgenomen onderwijsaanbod van vakinstellingen

1. Indien een beroepsopleiding die een vakinstelling voornemens is te verzorgen, niet behoort tot het werkgebied van een kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven dat werkzaam is voor de specifieke bedrijfstak of groep van bedrijfstakken waarvoor de vakinstelling opleidingen verzorgt, onthoudt Onze Minister ten aanzien van die beroepsopleiding de rechten, genoemd in artikel 1.3.1, indien de vakinstelling naar het oordeel van Onze Minister, gehoord de commissie, bedoeld in artikel 6.1.2, niet heeft aangetoond dat:

a. de verzorging van die beroepsopleiding, gelet op het geheel en de spreiding van het aanbod van beroepsonderwijs en de behoefte aan afgestudeerden, doelmatig is, en

b. die beroepsopleiding gericht is op en van belang is voor de specifieke bedrijfstak of groep van bedrijfstakken waarvoor de vakinstelling opleidingen verzorgt.

2. Onze Minister kan beleidsregels vaststellen op grond waarvan hij beoordeelt of de vakinstelling genoegzaam heeft aangetoond dat is voldaan aan de criteria, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

3. Artikel 6.1.3, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

G

Artikel III wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het vierde tot tweede lid vervallen het tweede en derde lid.

2. In het nieuwe tweede lid wordt na «op grond van» ingevoegd: artikel 12.3.6 of.

H

Na artikel IV wordt een artikel IVa ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IVA. WIJZIGINGEN ANDERE WETTEN

A

In artikel 2, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van de Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten wordt «landelijke organen voor het beroepsonderwijs» vervangen door: kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven.

B

In artikel 14, eerste lid, onderdeel a, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen wordt «landelijk orgaan» vervangen door: kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven.

C

Artikel XV van de Wet van 6 december 2001 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met de invoering van persoonsgebonden nummers in het onderwijs (Stb. 681) komt te luiden:

ARTIKEL XV

1. Het bevoegd gezag van een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs verstrekt voor 15 oktober van het jaar, bedoeld in artikel XIa, vijfde lid, aan de Informatie Beheer Groep het sociaal-fiscaalnummer van de deelnemers.

2. Tevens verstrekt het bevoegd gezag van een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs voor 15 oktober van het jaar, bedoeld in artikel XIa, vijfde lid, aan de Informatie Beheer Groep van de deelnemers van wie geen sociaal-fiscaalnummer kan worden overgelegd en die op 1 oktober van het hiervoor bedoelde jaar in aanmerking kunnen worden gebracht voor bekostiging, de gegevens betreffende geslachtsnaam, voornamen, geboortedatum, geslacht, adres en woonplaats.

3. De Informatie Beheer Groep verstrekt uiterlijk op 31 december van het jaar, bedoeld in het tweede lid, aan het bevoegd gezag van de in het tweede lid bedoelde deelnemers het sociaal-fiscaalnummer of, voor zover is gebleken dat aan de deelnemer geen sociaal-fiscaalnummer is toegekend, een door de Informatie Beheer Groep uitgegeven persoonsgebonden nummer voor de desbetreffende deelnemer, het onderwijsnummer.

4. Het bevoegd gezag neemt na ontvangst van het in het derde lid bedoelde sociaal-fiscaalnummer of onderwijsnummer van een deelnemer, dit nummer op in de administratie van de instelling bij de gegevens van de desbetreffende deelnemer.

Toelichting

Deze nota van wijziging is met name een gevolg van de nota naar aanleiding van het verslag bij dit wetsvoorstel. Daarnaast bevat deze nota van wijziging nog enkele technische wijzigingen. Voorts geeft onderdeel D een grondslag voor het stellen van bekostigingsplafonds. De toelichting bij deze nota van wijziging onderteken ik mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Onderdelen A en C

Vakinstellingen

Het onderwijs dat wordt verzorgd door vakinstellingen is gericht op specifieke bedrijfstakken, waarmee duurzaam een nauwe relatie wordt onderhouden. Dit onderwijs is van meer dan regionale betekenis wat betreft de deelname aan de opleiding en/of de behoefte aan gediplomeerden van die opleiding. Vakinstellingen zijn, op twee uitzonderingen na, thans gericht op de opleidingen van één kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven. Door ontwikkelingen in een bedrijfstak enerzijds en de veranderende inzichten in de opbouw van de kwalificatiestructuur – waardoor ook verschuivingen in de werkgebieden van de kenniscentra kunnen optreden – anderzijds, zou die één op één relatie in de toekomst ongewenste beperkingen voor de vakinstellingen met zich mee kunnen brengen. Verwante beroepsopleidingen die behoren tot het werkgebied van een ander kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven kunnen ook naar hun aard van zodanig belang zijn voor een bedrijfstak, dat de vakinstelling ook deze beroepsopleidingen moet kunnen verzorgen.

Deze nota van wijziging biedt de vakinstellingen deze mogelijkheid. Het gaat dan uiteraard niet om opleidingen voor beroepen die, hoewel voor een bedrijf van belang, tot een wezenlijk andere beroepsgroep behoren. Het moet gaan om de beroepen die te maken hebben met de primaire activiteiten binnen de bedrijfstak en niet om de ondersteunende activiteiten die bij willekeurig welke bedrijfstak kunnen voorkomen.

Alle beroepsopleidingen die behoren tot het werkgebied van een bepaald kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven kunnen per definitie worden verzorgd door een vakinstelling die actief is voor dezelfde bedrijfstak. Als de vakinstelling opleidingen wil verzorgen die buiten dat werkgebied vallen, is het aan de vakinstelling om aan te tonen dat die opleidingen naar hun aard en onderlinge samenhang gericht zijn op en van belang zijn voor de bedrijfstak of groep van bedrijfstakken waarop de vakinstelling is gericht. De procedure waarbij de minister beoordeelt of een beroepsopleiding aan deze criteria voldoet, is beschreven in het voorgestelde nieuwe artikel 6.1.3a (zie de onderdelen E en F).

Richtingsunieke instellingen

Het voorstel om artikel 1.3.2b te laten vervallen, bewerkstelligt dat de huidige richtingsunieke instellingen als ROC in de zin van de WEB worden beschouwd.

Het enige verschil tussen ROC's en de richtingsunieke instellingen was de beperkingen in het opleidingenaanbod. Dat verschil komt door deze voorgestelde wijziging te vervallen: zij krijgen nu dezelfde mogelijkheden als de andere ROC's krijgen om hun opleidingenaanbod te bepalen. De wijze van bekostiging zal geen wijzigingen ondergaan. Indien een richtingsunieke instelling gebruik maakt van de mogelijkheid die deze nota van wijziging biedt om het opleidingenaanbod uit te breiden, zal de beoordeling van de bekostiging daarvan uiteraard overeenkomstig de bestaande regels plaatsvinden. De huidige richtingsunieke instellingen zullen zich in de nieuwe situatie waarschijnlijk blijven richten op een specifieke omgeving, namelijk die delen van de maatschappij die de grondslag van deze instellingen delen. De duiding van ROC in de zin van de WEB staat hier aan niet in de weg. Immers, iedere instelling maakt – binnen de algemene kaders die de wet stelt – haar eigen beleid, in dialoog met de omgeving en aangepast aan de wensen en behoeften van die omgeving.

Onderdeel B

Dit onderdeel herstelt een redactionele misslag.

Onderdeel D

Gebleken is dat behoefte kan bestaan aan een bekostigingsplafond voor de middelen die in aanvulling op de rijksbijdrage kunnen worden versterkt. Deze wijziging bevat, overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht, hiervoor de wettelijke grondslag.

Onderdelen E en F

Zoals gemeld in de toelichting bij onderdeel C (artikel 1.3.2a), verzorgen vakinstellingen opleidingen die gericht zijn op en van belang zijn voor een specifieke bedrijfstak of groep van bedrijfstakken. Per definitie zijn dat alle beroepsopleidingen die behoren tot het werkgebied van het kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven waarvoor ook de vakinstelling actief is. Als de vakinstelling opleidingen wil verzorgen, die buiten dat werkgebied vallen, is dat mogelijk. Echter, niet zonder meer. Allereerst moet de vakinstelling kunnen aantonen dat die opleidingen, hoewel niet behorend tot het werkgebied van het relevante kenniscentum, toch naar hun aard en samenhang gericht zijn op en van belang zijn voor de bedrijfstak of groep van bedrijfstakken waarop de vakinstelling is gericht.

Bovendien moet de vakinstelling kunnen aantonen dat de verzorging van die beroepsopleidingen doelmatig is, gelet op het geheel en de spreiding van het beroepsonderwijs en de behoefte aan afgestudeerden in die beroepsopleidingen. Als een vakinstelling dergelijke beroepsopleidingen wil verzorgen zal in alle gevallen het advies van de Adviescommissie Onderwijs Arbeidsmarkt gevraagd worden. Indien de vakinstelling niet genoegzaam heeft kunnen aantonen dat aan de gestelde criteria is voldaan, onthoudt de minister de rechten, genoemd in artikel 1.3.1, aan deze beroepsopleiding.

Onderdeel G

Het overgangsartikel III is aangepast aan de wijzigingen die deze nota van wijziging ten aanzien van vakinstellingen en richtingsunieke instellingen voorstelt.

Onderdeel H

De wijzigingen van de wetten die in het nieuwe artikel IVa, onderdelen A en B, zijn genoemd, zijn noodzakelijk als gevolg van de naamsverandering die de landelijke organen hebben ondergaan. Deze organen heten sinds kort kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven.

In artikel IVa, onderdeel C, is een wijziging van de Wet van 6 december 2001 (Stb. 681) opgenomen om enkele redactionele misstellingen te verbeteren. Het artikel gaat over de verplichting van de instellingen om gegevens aan te leveren voor de eerste vulling van het basisregister onderwijs. De strekking van het artikel is niet veranderd. Het is in overeenstemming gebracht met de wijze waarop artikel XIV van de genoemde wet is opgesteld dat een vergelijkbare situatie regelt voor de scholen, bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs. Overeenkomstig de door dit wetsvoorstel vernieuwde formulering van de definitie van instelling, is in dit artikel tevens de verwijzing naar instellingen als bedoeld in artikel 1.3.1 vervangen door een verwijzing naar instellingen als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

A. D. S. M. Nijs

Naar boven