nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
Inleiding
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
zonder meer instemmend luidt / uitsluitend opmerkingen van redactionele aard
bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State)Bij
regeling van 24 september 2002 heb ik de willekeurige afschrijving milieu-investeringen,
de energie-investeringsaftrek en de milieu-investeringsaftrek buiten toepassing
gesteld voor investeringen met ingang van 26 september 2002 tot 1 januari
2003. Op grond van artikel 3.52, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting
2001 dient een voorstel van wet tot goedkeuring van de desbetreffende regeling
binnen drie maanden na de inwerkingtreding van die regeling ter goedkeuring
te worden gezonden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Het onderhavige
wetsvoorstel strekt ertoe aan deze verplichting te voldoen.
Delegatiebevoegdheid
Op grond van artikel 3.52, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001
kan de willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL) bij regeling
van de Minister van Financiën na overleg met de Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Economische Zaken
in het algemeen of voor bepaalde aangewezen bedrijfsmiddelen of bepaalde groepen
van aangewezen bedrijfsmiddelen buiten toepassing worden gesteld of per kalenderjaar
worden beperkt. Die bepaling geeft eveneens de bevoegdheid de percentages
van onder andere de energie-investeringsaftrek (EIA) en de milieu-investeringsaftrek
(MIA) bij regeling van de Minister van Financiën te vervangen door andere.
Deze bepaling is ontleend aan artikel 10, vierde en vijfde lid, en artikel
11, derde en vierde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Uit de
parlementaire geschiedenis van genoemd artikel 10 blijkt dat van de genoemde
bevoegdheid gebruik kan worden gemaakt indien bij voorbeeld het met de regeling
gemoeide budgettaire beslag uitgaat boven, of dreigt uit te gaan boven hetgeen
voor de regeling beschikbaar is. Bij de invoering van de EIA is in de memorie
van toelichting vermeld dat de regeling wordt gebudgetteerd. Indien dan ook
in de loop van een bepaald jaar zou worden geconstateerd dat overschrijding
van het beschikbare budget dreigt, worden de percentages aangepast. Bij de
invoering van de MIA is in de memorie van toelichting vermeld dat de regeling
wordt gebudgetteerd en dat de meldingsprocedure grotendeels zal
overeenkomen met de meldingsprocedure van de VAMIL.
De bewaking van het budget van de drie genoemde regelingen vindt plaats
aan de hand van de meldingen van gedane investeringen door belastingplichtigen.
Om in aanmerking te komen voor één of meer van deze regelingen
is als voorwaarde gesteld dat binnen drie maanden na het tijdstip van de investering
een melding, voorzien van een accountantsverklaring, moet zijn ingediend bij
het bureau IRWA van de belastingdienst.
Uit de gegevens inzake de tot 24 september 2002 gemelde investeringen
bleek dat sprake was van een zeer groot beroep op de VAMIL, EIA en MIA in
2002. Het beroep op deze regelingen was in de daaraan voorafgaande weken fors
opgelopen. Naar de toenmalige inzichten zou het continueren van de regelingen
gepaard zijn gegaan met een forse overschrijding van de respectievelijke budgetten
van de VAMIL, EIA en MIA voor 2002.
In onderstaande tabel is een raming van het verwachte budgettaire beslag
in 2002 opgenomen rekening houdend met buitentoepassingstelling van de drie
regelingen per 26 september 2002. Daarbij is aangenomen dat van een aantal
zeer grote meldingen uiteindelijk maar een klein gedeelte zich kwalificeert.
Budgettaire raming (per eind september 2002) bij buiten
toepassing stellen van de EIA, MIA en VAMIL in 2002 in miljoenen euro's
| Budget 2002 | Raming budgettair
belang 2002 | Budgettaire
overschrijding |
---|
| | | |
EIA | 191 | 182 | – 9 |
MIA | 50 | 65 | 15 |
VAMIL | 56 | 143 | 87 |
Totaal | 297 | 390 | 93 |
De uiteindelijke realisatie hangt mede af van de meldingen die nog zullen
binnenkomen in het restant van 2002 voor investeringen die zijn gedaan voor
26 september en van de uitkomsten van controles van de individuele meldingen
door Senter en de Belastingdienst.
Gelet op het voorgaande was een buitentoepassingstelling voor het resterende
deel van 2002 van de VAMIL alsmede het op nihil stellen van de percentages
van de EIA en MIA in het licht van de budgettaire situatie noodzakelijk. De
daartoe strekkende ministeriële regeling is in de Staatscourant van 25
september 2002 gepubliceerd en is van toepassing op verplichtingen of voortbrengingskosten
die op of na donderdag 26 september 2002 doch voor 1 januari 2003 zijn gemaakt.
Gelet op de hiervoor beschreven meldingssystematiek zullen pas eind 2002
bij het bureau IRWA alle meldingen binnen zijn van investeringen die hebben
plaatsgevonden vóór donderdag 26 september 2002. Aan de hand
daarvan kan worden bepaald in hoeverre, ondanks het buiten toepassing stellen
van de regelingen, de respectievelijke budgetten voor 2002 zijn overschreden.
Zoals in de inleiding is aangegeven, dient op grond van artikel 3.52,
tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 een voorstel van wet tot goedkeuring
van de desbetreffende regeling binnen drie maanden na de inwerkingtreding
van die regeling ter goedkeuring te worden gezonden aan de Tweede
Kamer der Staten-Generaal. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe aan deze
verplichting te voldoen.
Het onderhavige wetsvoorstel bevat geen nieuwe informatieverplichtingen
voor het bedrijfsleven en is ook overigens niet van invloed op de met informatieverplichtingen
gemoeide structurele administratieve lasten voor het bedrijfsleven.
De Staatssecretaris van Financiën,
S. R. A. van Eijck