28 742
Goedkeuring van de regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 24 september 2002, nr. WDB02/598M (Stcrt. 184) tot buiten toepassing stellen voor een gedeelte van 2002 van willekeurige afschrijving milieu-investeringen, energie-investeringsaftrek en milieu-investeringsaftrek

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

Inleiding

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt / uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State)Bij regeling van 24 september 2002 heb ik de willekeurige afschrijving milieu-investeringen, de energie-investeringsaftrek en de milieu-investeringsaftrek buiten toepassing gesteld voor investeringen met ingang van 26 september 2002 tot 1 januari 2003. Op grond van artikel 3.52, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 dient een voorstel van wet tot goedkeuring van de desbetreffende regeling binnen drie maanden na de inwerkingtreding van die regeling ter goedkeuring te worden gezonden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe aan deze verplichting te voldoen.

Delegatiebevoegdheid

Op grond van artikel 3.52, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 kan de willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL) bij regeling van de Minister van Financiën na overleg met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Economische Zaken in het algemeen of voor bepaalde aangewezen bedrijfsmiddelen of bepaalde groepen van aangewezen bedrijfsmiddelen buiten toepassing worden gesteld of per kalenderjaar worden beperkt. Die bepaling geeft eveneens de bevoegdheid de percentages van onder andere de energie-investeringsaftrek (EIA) en de milieu-investeringsaftrek (MIA) bij regeling van de Minister van Financiën te vervangen door andere. Deze bepaling is ontleend aan artikel 10, vierde en vijfde lid, en artikel 11, derde en vierde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Uit de parlementaire geschiedenis van genoemd artikel 10 blijkt dat van de genoemde bevoegdheid gebruik kan worden gemaakt indien bij voorbeeld het met de regeling gemoeide budgettaire beslag uitgaat boven, of dreigt uit te gaan boven hetgeen voor de regeling beschikbaar is. Bij de invoering van de EIA is in de memorie van toelichting vermeld dat de regeling wordt gebudgetteerd. Indien dan ook in de loop van een bepaald jaar zou worden geconstateerd dat overschrijding van het beschikbare budget dreigt, worden de percentages aangepast. Bij de invoering van de MIA is in de memorie van toelichting vermeld dat de regeling wordt gebudgetteerd en dat de meldingsprocedure grotendeels zal overeenkomen met de meldingsprocedure van de VAMIL.

De bewaking van het budget van de drie genoemde regelingen vindt plaats aan de hand van de meldingen van gedane investeringen door belastingplichtigen. Om in aanmerking te komen voor één of meer van deze regelingen is als voorwaarde gesteld dat binnen drie maanden na het tijdstip van de investering een melding, voorzien van een accountantsverklaring, moet zijn ingediend bij het bureau IRWA van de belastingdienst.

Uit de gegevens inzake de tot 24 september 2002 gemelde investeringen bleek dat sprake was van een zeer groot beroep op de VAMIL, EIA en MIA in 2002. Het beroep op deze regelingen was in de daaraan voorafgaande weken fors opgelopen. Naar de toenmalige inzichten zou het continueren van de regelingen gepaard zijn gegaan met een forse overschrijding van de respectievelijke budgetten van de VAMIL, EIA en MIA voor 2002.

In onderstaande tabel is een raming van het verwachte budgettaire beslag in 2002 opgenomen rekening houdend met buitentoepassingstelling van de drie regelingen per 26 september 2002. Daarbij is aangenomen dat van een aantal zeer grote meldingen uiteindelijk maar een klein gedeelte zich kwalificeert.

Budgettaire raming (per eind september 2002) bij buiten toepassing stellen van de EIA, MIA en VAMIL in 2002 in miljoenen euro's

 Budget 2002Raming budgettair belang 2002Budgettaire overschrijding
    
EIA191182– 9
MIA506515
VAMIL5614387
Totaal29739093

De uiteindelijke realisatie hangt mede af van de meldingen die nog zullen binnenkomen in het restant van 2002 voor investeringen die zijn gedaan voor 26 september en van de uitkomsten van controles van de individuele meldingen door Senter en de Belastingdienst.

Gelet op het voorgaande was een buitentoepassingstelling voor het resterende deel van 2002 van de VAMIL alsmede het op nihil stellen van de percentages van de EIA en MIA in het licht van de budgettaire situatie noodzakelijk. De daartoe strekkende ministeriële regeling is in de Staatscourant van 25 september 2002 gepubliceerd en is van toepassing op verplichtingen of voortbrengingskosten die op of na donderdag 26 september 2002 doch voor 1 januari 2003 zijn gemaakt.

Gelet op de hiervoor beschreven meldingssystematiek zullen pas eind 2002 bij het bureau IRWA alle meldingen binnen zijn van investeringen die hebben plaatsgevonden vóór donderdag 26 september 2002. Aan de hand daarvan kan worden bepaald in hoeverre, ondanks het buiten toepassing stellen van de regelingen, de respectievelijke budgetten voor 2002 zijn overschreden.

Zoals in de inleiding is aangegeven, dient op grond van artikel 3.52, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 een voorstel van wet tot goedkeuring van de desbetreffende regeling binnen drie maanden na de inwerkingtreding van die regeling ter goedkeuring te worden gezonden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe aan deze verplichting te voldoen.

Het onderhavige wetsvoorstel bevat geen nieuwe informatieverplichtingen voor het bedrijfsleven en is ook overigens niet van invloed op de met informatieverplichtingen gemoeide structurele administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

De Staatssecretaris van Financiën,

S. R. A. van Eijck

Naar boven