28 741 Jeugdcriminaliteit

Nr. 42 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 maart 2018

Hierbij bied ik u de «Monitor Jeugdcriminaliteit, ontwikkelingen in de jeugdcriminaliteit in de periode 1997–2017» (hierna: MJC) aan1. Het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) en het CBS brengen deze monitor elke twee jaar uit. In de monitor wordt de ontwikkeling in de omvang, aard en afdoening van jeugdcriminaliteit in de periode 1997–2017 in beeld gebracht. De nadruk ligt op de afgelopen vijf jaar, 2012–2017. In deze editie van de MJC is gekeken naar de door de politie en justitie geregistreerde jeugdcriminaliteit. In de vorige editie (MJC 2015) werd ook gebruik gemaakt van door jongeren zelf gerapporteerde delinquentie.2

Uitkomsten

De uitkomsten van de MJC laten in hoofdlijnen het volgende zien:

  • Sinds 2007 daalt landelijk de geregistreerde jeugdcriminaliteit, al neemt de daling de laatste jaren iets af.

  • De daling van de geregistreerde jeugdcriminaliteit is niet in elke regio, gemeente of buurt in Nederland even sterk. In een enkel geval is de ontwikkeling stabiel of zelfs stijgend.

  • Ook internationaal is er sprake van een daling van de geregistreerde jeugdcriminaliteit, maar in Nederland is de daling sterker dan in andere landen.

  • Het aantal jeugdige recidivisten daalt ook, maar minder sterk. Uit de vorige maand gepubliceerde WODC-cijfers blijkt dat de recidive bij jeugdige daders na een jarenlange daling recent licht is gestegen. Het recidivepercentage komt daarmee op 35,8% en is ongeveer 10% hoger dan bij volwassen daders.3

  • Ondanks de daling van het aantal jongvolwassen strafrechtelijke daders neemt de toepassing van het jeugdstrafrecht (in eerste aanleg) bij strafzaken tegen jongvolwassenen duidelijk toe. Dit is het gevolg van de toepassing van het adolescentenstrafrecht.

De jeugdcriminaliteit verandert ook van karakter. Er is steeds meer sprake van online vormen van criminaliteit. Het betreft hier zowel cybercriminaliteit door jeugdigen, zoals hacken, als gedigitaliseerde vormen van jeugdcriminaliteit als online bedreiging of sexting. Uit de monitor blijkt dat het zicht daarop, zeker op basis van de politieregistraties, nog beperkt is. Uit het zelfrapportage-onderzoek onder jeugdigen, dat onderdeel was van de vorige editie van de MJC, bleek dat de betrokkenheid van jongeren bij online delicten substantieel is.

De komende jaren zal het beeld over de jeugdcriminaliteit nog verder worden aangevuld door gebruik te maken van nieuwe, innovatieve onderzoekstechnieken. Daardoor kunnen met name nieuwe fenomenen als cyber- of gedigitaliseerde jeugdcriminaliteit beter in beeld worden gebracht. Zo wordt er voortdurend gewerkt aan het verbeteren van het inzicht in de ontwikkeling van de jeugdcriminaliteit.

Beleidsgevolgen

De resultaten die met de aanpak van de jeugdcriminaliteit zijn geboekt geven mij aanleiding het beleid van de afgelopen jaren voort te zetten en, waar het de aanpak van recidive betreft, te intensiveren. Het kabinet stelt vanaf dit jaar extra middelen beschikbaar om recidive onder jeugdige en volwassen daders verder terug te dringen. Ik verwacht dat een snellere tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen daaraan een belangrijke impuls kan geven. Nu duurt het te lang voordat de jeugdige dader weet welke straf hem te wachten staat en op welke ondersteunende interventies vanuit de zorg hij en zijn ouders kunnen rekenen. Ik wil mij de komende jaren inzetten voor een snelle tenuitvoerlegging van sancties voor jeugdigen en een zo sluitend mogelijk vervolg in samenwerking met onder andere het lokale bestuur. Ik wil hiervoor onder andere het omgevingsadvies beter gaan benutten. Een compleet beeld van de dader en zijn omgeving (ouders, school, de buurt, werk), het delict en het slachtoffer biedt de mogelijkheid om, naast vergelding en genoegdoening voor slachtoffers, te werken aan de zaken die ten grondslag liggen aan het delictgedrag. Ook dat helpt om de recidive terug te brengen. In de eerste helft van 2018 zal ik u informeren over de wijze waarop de strafrechtketen de doorlooptijden in algemene zin gaat verkorten, waarbij ook de stand van zaken met betrekking tot de aanpak van de doorlooptijden en het omgevingsadvies bij jeugdstrafzaken wordt toegelicht.

Ook zal ik met de betrokken organisaties, zoals politie, OM, Halt en de Raad voor de Kinderbescherming, de aanpak van cyber- en gedigitaliseerde jeugdcriminaliteit nader vorm geven. Er zijn inmiddels enkele goede initiatieven zoals bijvoorbeeld de experimentele Halt-afdoening sexting. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de resultaten van onderzoek dat is uitgevoerd naar daderprofielen en interventiemogelijkheden.

Ten slotte heb ik het WODC gevraagd om in 2018 een overkoepelende evaluatie te starten van het adolescentenstrafrecht.4 Het doel van deze evaluatie is een integraal overzicht te verkrijgen van de toepassing van het Adolescentenstrafrecht bij jongvolwassenen in de praktijk. Daarbij zal onder andere specifiek worden ingegaan op de successen en knelpunten van de toepassing van het adolescentenstrafrecht bij 18- tot 23-jarigen. De resultaten zullen in 2019 beschikbaar komen.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Zie Monitor Jeugdcriminaliteit, Ontwikkelingen in de jeugdcriminaliteit 1997–2015, Cahier 2016–1, WODC/CBS, bijlage bij Kamerstukken 28 684 en 28 741, nr. 462. Onderzoek van het WODC naar door jongeren zelf gerapporteerde delinquentie wordt een keer in de vijf jaar uitgevoerd.

X Noot
3

Rapport «Recidive onder justitiabelen in Nederland, een verslag over de periode 2004 tot en met 2016». Het betreft hier het recidivepercentage over 2 jaar nadat een jongere een sanctie heeft ondergaan.

X Noot
4

Kamerstukken 28 741 en 24 587, nr. 39.

Naar boven