28 741
Jeugdcriminaliteit

nr. 15
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juli 2006

Hierbij doe ik u toekomen het in juni 2006 door Advies- en Onderzoeksgroep Beke uitgebrachte rapport «Halt: het Alternatief? De effecten van Halt beschreven».1

Het betreft een rapportage van een landelijk onderzoek naar de effectiviteit van Halt dat in opdracht van mijn ministerie is uitgevoerd.

Het doel van de Halt interventie is naast het voorkomen van recidive ook normstelling, vergelding en genoegdoening aan de benadeelden. De jongere voert, na door de politie naar Halt te zijn verwezen, met zijn ouder(s) een intakegesprek met een Halt-medewerker. Daarna vinden eventueel nadere gesprekken plaats en voert hij een werk- en of leeropdracht uit die zo mogelijk aansluit op het gepleegde delict. Indien relevant biedt de jongere zijn excuses aan het slachtoffer aan en betaalt soms een schadevergoeding. De Halt-interventie wordt ook benut om achterliggende problematiek te signaleren en waar nodig door te verwijzen naar hulpverlening.

In het onderzoek is nagegaan wat de invloed van de Halt-afdoening is op recidive, gedrag en attitude. Daarbij is gekeken naar het effect van het uitvoerende deel van de Halt-afdoening en niet naar het effect van het worden opgepakt door de politie en worden doorverwezen naar Halt.

Het onderzoek laat als algemeen beeld zien, dat de jongeren die de Halt-afdoening hebben uitgevoerd (experimentele groep) géén ander recidivepatroon hebben dan de jongeren die zijn vrijgesteld van de Halt-afdoening (controlegroep). Ook waar het gaat om positieve gedrags-verandering laten de onderzoeksbevindingen zien dat de Halt-afdoening geen aanvullend of onderscheidend effect heeft. De resultaten van het onderzoek wijzen wel uit dat Halt-jongeren leren inzien dat ze verkeerd bezig zijn.

In het onderzoek is ook gekeken naar de werkzame elementen van de Halt-afdoening en is nagegaan welke type jongeren het meest gebaat is bij Halt.

De Halt-afdoening is een adequate sanctie voor jongeren die in groepsverband criminaliteit plegen en daarbij gevoelig zijn voor groepsdruk. In deze categorie blijkt dat er na een Halt-afdoening minder kans is op recidive. Het aanbieden van excuses aan de benadeelde door de jongere heeft ook een positieve invloed op recidive.

Bij een bepaalde categorie first offenders heeft de Halt-afdoening een klein positief effect tot gevolg, terwijl bij een kleine groep jongeren enkele averechtse effecten optreden.

Aanvankelijk was de Halt-interventie bedoeld voor jongeren die een licht vergrijp pleegden. Zo startte Halt in de tachtiger jaren met de aanpak van delicten als vandalisme en graffiti. Uit onderzoek van het WODC uit 1989 bleek de Halt-reactie een positief effect te hebben op de recidive van de jongere. Daarnaast was het nadrukkelijk de bedoeling om jongeren die voor het eerst en voor een relatief licht vergrijp met de politie in aanraking komen niet direct in het justitiële circuit terecht te laten komen.

De typen delicten die als Halt-waardig zijn aangemerkt, zijn in de loop van de jaren uitgebreid. Ook de doelgroep is verbreed, waarbij nu ook second offenders naar Halt kunnen worden verwezen (het moet dan wel minimaal één jaar geleden zijn dat ze bij Halt kwamen). Vanwege deze verschuivingen en vanwege de toegenomen aandacht voor de effectiviteit van sancties, achtte ik nader onderzoek naar de effecten van Halt noodzakelijk.

Gelet op de uitkomsten van het onderzoek is heroverweging van de Halt-afdoening geboden; daarbij zal nader overwogen moeten worden welke toepassing en elementen van de Halt-afdoening geschikt zijn voor welk type jongeren. Bezien moet worden hoe de screeningsmethode verbeterd kan worden omdat niet alle jongeren die thans naar Halt worden verwezen ook daadwerkelijk baat blijken te hebben bij een Halt-afdoening. Voorts zal worden bezien hoe de afdoening aangepast kan worden zodat deze beter bij de jongere en het gepleegde delict past. Dit kan leiden tot bijstelling van wat tot Halt-waardige feiten behoort en van de invulling van de afdoening zelf. Bijvoorbeeld in het geval de spijtbetuiging door de jongere een toegevoegde waarde heeft, kan dit consequenties hebben voor de invulling van de afdoening. Tenslotte zal bekeken worden of voor de groep jongeren, waarbij de achterliggende problemen groter zijn en het recidiverisico hoger is dan de beoogde doelgroep, mogelijk een intensievere interventie kan worden ontwikkeld dan de huidige afdoening.

Ik zal de komende periode benutten om naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek met partners (naast Halt zijn dit met name de Politie en het O.M.) overleg te voeren. Op basis daarvan zal ik de Tweede Kamer te informeren.

Ik vertrouw er op u voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven