28 737
Evaluatie van het baten-lastenmodel

23 171
Agentschappen

nr. 5
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 19 november 2003

De commissie voor de Rijksuitgaven1 heeft op 23 oktober 2003 overleg gevoerd met minister Zalm van Financiën over:

– de evaluatie baten-lastendienstmodel (28 737, nrs. 1 t/m 4);

– het Rekenkamerrapport Begroting en verantwoording in balans (28 860, nrs. 1 en 2);

– de brief van de minister van Financiën d.d. 26 september 2003 over eigentijds begroten (29 200/28 737, nr. 46);

– de brief van de minister van Financiën met nadere informatie toekenning van de tijdelijke agentschapstatus en het verbreden van de doelgroep (23 171, nr. 6);

– de herziening van de accountantswetgeving rijksdienst (28 090, nr. 7);

– de evaluatie rijksbegrotingsvoorschriften 2003 (28 880/28 881, nr. 112).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Douma (PvdA) acht de invoering van het baten-lastenstelsel (BLS) gewenst. Hij is blij dat het «eigentijds begroten» weer van de baan is. Welke consequenties heeft het tijdelijk afzien van de introductie van het BLS? Of de keuze voor uitstel verstandig is, hangt er mede van af of de Kamer in de toekomst een betere afweging kan maken tussen consumptieve uitgaven en uitgaven met een investeringskarakter. Bepalend is ook de ontwikkeling van de overheidsinvesteringen en de vraag of er voldoende voorzieningen worden getroffen voor het afschrijven van overheidsinvesteringen. Het BLS had de Kamer hierin inzicht gegeven.

De minister stelt de rijksbrede introductie van het BLS uit om eerst het VBTB-proces te kunnen verbeteren. Uit de verantwoording die aan de Kamer is afgelegd en uit het nu voorliggende beleidsprogramma blijkt dat daarin forse slagen nodig zijn. De minister zei voor de zomer dat hij het beleidsprogramma doelgerichter wilde maken. Dat is op een aantal onderdelen gebeurd, maar het is nog geen mooi VBTB-programma. De doelstellingen lijken bij de maatregelen te zijn verzonnen in plaats van andersom. Er moeten concrete doelstellingen komen. Mag de Kamer op korte termijn een aantal verbeteringsvoorstellen verwachten?

ZBO's en agentschappen zijn niet voldoende ingebouwd in het VBTB-proces. Het behalen van de doelen is weliswaar de verantwoordelijkheid van de minister, maar de uitvoering berust bij de agentschappen en de doelstellingen daarvoor zijn vaag. Naast het karakter van een publieke verantwoording moet VBTB in toenemende mate ook het karakter van een publieke verantwoording krijgen.

De niet-invoering van het BLS kan deels worden ondervangen door de instelling van meer agentschappen die met het BLS werken, maar eerst moet er een oplossing komen voor problemen zoals het moratorium en de voorliggende verzoeken tot verlening van de agentschapsstatus. De voorgenomen versoepeling van de criteria voor de instelling van agentschappen beperkt de controlemogelijkheden van de Kamer. De heer Douma wil de bestaande criteria voorlopig handhaven. Het debat over agentschappen en ZBO's moet worden gebaseerd op de uitkomsten van het geplande interdepartementale beleidsonderzoek (IBO) naar verzelfstandigde overheidsdiensten. Het moet mogelijk zijn om de agentschapstatus te verlenen aan organisaties die thans een ZBO zijn en via de omvorming weer onder ministeriële verantwoordelijkheid worden gebracht en aan delen van departementen die tot een agentschap fuseren.

De heer Douma wacht de verdere behandeling van de normale accountantswetgeving en de uitkomst van lopende onderzoeken af. Niet overtuigend acht hij de argumenten waarom er niet overgegaan zou kunnen worden naar een integratie van financiële en niet-financiële informatie in jaarverslagen. Geïnteresseerden binnen en buiten de Kamer zouden gediend zijn bij een integrale weergave van beleids- en financiële informatie.

De heer Mastwijk (CDA) kiest in tegenstelling tot het kabinet wel voor de rijksbrede invoering van het BLS en de afbouw van het aantal agentschappen op termijn. Hij acht slechts een van de argumenten van de minister valide, namelijk dat de rijksbrede overschakeling naar het BLS een enorme operatie is. Het is begrijpelijk dat de minister in deze economisch zwakke tijden terughoudend wil zijn met extra werk, maar de invoering kan ook gefaseerd geschieden. Het voornemen om naar 50 agentschappen te gaan, brengt ook extra werk en extra kosten met zich mee. Als er dan toch omgebouwd en geïnvesteerd moet worden, kan dat beter in één keer goed gebeuren. In de brief van 26 mei past de regering eenzijdig de spelregels aan die op het moratorium van toepassing zijn. De heer Mastwijk is het oneens met de bepalende rol die de departementale accountantsdienst (DAD) zou krijgen en met het voornemen, geen rekening meer te houden met eventuele onvolkomenheden in overige agentschappen binnen hetzelfde ministerie. Met het laatste konden departementen juist worden geprikkeld om hun financieel beheer te verbeteren. Een praktisch probleem is dat de voorhangprocedure door de voorgenomen wijzigingen in het moratorium al in maart kan worden gestart. Wat gebeurt er als de Algemene Rekenkamer op de derde woensdag in mei andere conclusies trekt dan de DAD?

De minister acht meer agentschappen wenselijk omdat deze doelmatiger zouden werken. Hoe verhoudt zich deze bewering met de constatering van Berenschot uit 2002 dat voor 70% van de agentschappen niet is aangetoond dat zij doelmatiger zijn gaan werken? Bij negen agentschappen werd zelfs een stijging van de kostprijs geconstateerd. Is de minister het met de CDA-fractie eens dat de verlening van de agentschapstatus het voor de Kamer lastiger maakt om haar controlerende taak te vervullen?

De minister ziet terecht veel heil in het VBTB-proces, maar dit geeft geen antwoord op de vraag wat het mag kosten. Wie daar wel een antwoord op wil, kiest voor een rijksbreed BLS en niet voor een kasstelsel in combinatie met agentschappen. De Algemene Rekenkamer betreurt de keuze van het kabinet eveneens en wijst erop dat Nederland mogelijk uit de pas gaat lopen met de Angelsaksische landen en met Zweden, Spanje en Zwitserland. Loopt Nederland het risico later alsnog te moeten overschakelen naar het BLS?

De heer Mastwijk vraagt zich af of niet in de Comptabiliteitswet moet worden vastgelegd dat voor tijdelijke agentschappen dezelfde richtlijnen gelden als voor normale agentschappen.

Het tussenmodel van het eigentijds begroten werd vlees noch vis geacht en is terecht weer van de baan. De CDA-fractie acht de argumentatie van het kabinet tegen de rijksbrede invoering van het BLS te veel op pragmatisme gebaseerd. Zij houdt vast aan het advies: doe het in een keer goed, neem er desnoods de tijd voor, maar bouw de administratie rijksbreed om naar een BLS.

De heer Van As (LPF) heeft er begrip voor dat het kabinet prioriteiten moet stellen. Hij acht het van belang dat er eerst een duidelijke structuur wordt aangebracht in de rijksoverheid. Op welke wijze denkt de minister deze structuur neer te zetten? De herijking van taken schept ook de mogelijkheid om te komen tot logische samenvoegingen en logische werkverbanden. Als deze structuur er eenmaal is, kan daar door middel van standaardisering en uniformering een moderne overheidsadministratie op losgelaten worden.

De minister is voorstander van de komst van meer agentschappen. De heer Van As heeft grote moeite met het woord «agentschap», omdat het hem doet denken aan een hulppostkantoor. Hij pleit dan ook voor de afschaffing van de naam «agentschap». Aangezien het een duidelijk afgebakende organisatorische eenheid betreft die een functie heeft en onder een bepaald departement valt, kan deze toch gewoon «dienst» heten?

Het lijkt de heer Van As de vraag in hoeverre er moet worden doorgegaan met interne accountancy. Als de overheid komt tot een goede, uniforme administratie en administratieve organisatie, dan kan ook worden gekozen voor controles door externe accountants, waarop wederom wordt toegezien door de Algemene Rekenkamer. Hoe ziet de minister dit?

De heer Balemans (VVD) hecht aan een slagvaardige overheid die met concrete doelstellingen komt. Het verkrijgen van eenvoud en transparantie was immers de kern van het VBTB-traject. Hij had verwacht dat het kabinet de lijn van 2001 zou voortzetten en het BLS rijksbreed zou invoeren, maar dat zou volgens de regering te hoge kosten en te veel administratieve lasten opleveren. Hoe hoog zouden de kosten zijn? Komt er geen rijksbreed BLS omdat de financiële belasting op dit moment te groot zou zijn, of liggen er toch eerder principiële overwegingen aan ten grondslag?

Het kasstelsel is eenvoudiger dan het BLS en het sluit beter aan bij het EMU-saldosturingsmechanisme, maar het BLS sluit weer beter aan bij de VBTB-operatie, dat zegt ook de Algemene Rekenkamer. Er gaan steeds meer landen over op het BLS. Loopt Nederland het risico dat internationale ontwikkelingen straks alsnog de overgang op het BLS afdwingen? Dat zou ook veel geld kosten.

Straks hanteren de agentschappen het BLS en rijksbreed wordt er met het kasstelsel gewerkt. Is dan nog wel een duidelijk beeld te krijgen van de feitelijke financiële situatie van de ministeries en dus van het Rijk? Mogen de twintig dienstonderdelen die binnenkort een agentschap moeten worden zelf bepalen hoe zij invulling geven aan het BLS? Functioneren er dan twintig systemen naast elkaar? Hoe veel agentschappen verwacht de minister in de komende jaren erbij?

De Algemene Rekenkamer heeft in het verleden tekortkomingen geconstateerd bij een aantal kandidaat-agentschappen, waarop de Kamer een aantal verleningen of voorhangprocedures heeft afgewezen. De minister stelt dat het financiële beheer voortaan per ingangsdatum op orde moet zijn. Rekt hij daarmee de bestaande basiseis op? De Kamer geeft als het ware een blanco cheque. Dat is een zorgelijk punt, gezien de recente geschiedenis van de agentschappen. Kan de Kamer terugkomen op een reeds verleende toestemming, als blijkt dat het financiële beheer per ingangsdatum toch niet op orde is? Past dit wel bij de VBTB-gedachte?

De heer Balemans is voorstander van geïntegreerde jaarverslagen, omdat deze de noodzaak voor dubbel werk voorkomen en een integraal beeld geven.

Mevrouw Giskes (D66) is voor de rijksbrede invoering van het BLS en vindt de uitleg van de minister waarom hij daarvan wil afzien, bij lange na niet overtuigend. Zelfs de niet als club van hemelbestormende vernieuwers bekendstaande OESO heeft een voorkeur voor het BLS. Alleen als in een land bijvoorbeeld corruptie hoogtij viert, acht de OESO het aan te bevelen om de overheidsfinanciën op een andere manier in te richten. Welke ervaringen hebben andere landen met een rijksbreed BLS gemaakt?

Het huidige kasstelsel werkt overheidsinvesteringen tegen en het slechte investeringsgedrag van de overheid is een grote klacht. Zou het BLS de regering niet nopen om reëler om te gaan met investeringen? De fasering en de rendementen van investeringen zouden in ieder geval beter aan te tonen zijn. Het is teleurstellend dat de minister wil afzien van de invoering van het BLS. Dat de overgang kosten zou veroorzaken, mag geen reden zijn om af te zien van de introductie van het optimale systeem. De kosten mogen hooguit gevolgen hebben voor de manier waarop en het tempo waarin die invoering geschiedt.

Mevrouw Giskes deelt de kritiek op de naam «agentschap». De minister stelt dat straks 80% à 85% van de overheidsambtenaren bij de agentschappen of diensten waarvoor zij werken met het BLS bezig zullen zijn. Daar zij echter alleen over apparaatskosten en niet over programmagelden gaan, betreft dit bij lange na geen 80% van de overheidsfinanciën. Over welk deel van de overheidsbegroting gaan de agentschappen? Het is wenselijk dat de gehele overheid met een uniform stelsel werkt.

Ten aanzien van de evaluatie van de rijksbegrotingsvoorschriften heeft de fractie van D66 zich al eerder verbaasd over de scheiding tussen financiële en niet-financiële informatie. Als er doelen worden gedefinieerd, moet ook de financiële kant duidelijk zijn. Uit de stukken blijkt dat dit vooral niet wordt gedaan omdat het voor de ministeries zo lastig zou zijn. Toch is het een nadrukkelijke wens van de Kamer. Kan de minister toezeggen dat dit alsnog gebeurt? Er wordt onvoldoende gedaan met de eveneens breed in de Kamer aanwezige wens om te komen tot eisen waaraan kwalitatieve informatie moet voldoen.

Het antwoord van de minister

De minister meent dat de commissie en het ministerie in wezen gericht zijn op hetzelfde, namelijk transparantie, doelmatigheid en meetbaarheid. Het BLS kan daarin een functie hebben, maar de departementen zijn geen voorstander van integrale invoering op korte termijn. De omschakeling wordt als administratief meerwerk gezien dat niet leidt tot minder werk, omdat de kasadministratie hoe dan ook verder gevoerd moet worden.

Het idee om blijvend met twee systemen naast elkaar te werken, is een esthetische ergernis en conceptueel niet fraai. Daarom wil het kabinet het systeem ook invoeren, maar pas op termijn. Nu de ministeries ook met afslankingstaakstellingen van 10% tot 16% zitten, heeft het verbeteren van het VBTB-proces een hogere prioriteit. De rijksbrede invoering van een BLS kan over een aantal jaren door een ander kabinet weer in ogenschouw worden genomen. Mogelijk geeft een tussentijdse evaluatie dit kabinet aanleiding om alsnog over te gaan tot integrale invoering, maar de minister wil deze niet in 2006 geforceerd doorvoeren zonder evidente meerwaarde.

Europa zal naar verwachting de introductie van het BLS niet afdwingen. De definities rondom de EMU gaan immers ook niet uit van het BLS. In Zweden is de overstap naar het BLS gemaakt, met als gevolg dat men de grip op de kas is kwijtgeraakt. In Engeland geschiedt de overstap gefaseerd, per organisatieonderdeel. Naar mate er meer organisatieonderdelen met het BLS werken, wordt de integrale invoering makkelijker.

De minister deelt de mening dat «agentschap» een ongelukkig gekozen naam is en wil nadenken over een mogelijk zinvollere naam. De term «agentschap» kan de indruk wekken dat de zaak op afstand van het ministerie komt te staan, terwijl het instellen van meer agentschappen de afrekenbaarheid van de minister niet verkleint, maar integendeel vergroot. De Kamer volgt agentschappen of baten-lastendiensten kritischer dan andere dienstonderdelen.

Door in de komende tijd meer gebruik te maken van diensten die met het BLS werken, wordt een groot deel van de rijksdienst onder dat regime gebracht. De rijksbrede invoering behoeft dan geen revolutie meer, maar kan soepeler gebeuren.

Ten aanzien van investeringsuitgaven toont de vergelijking van PPS-constructies met de klassieke benadering een aantal interessante verschillen, waaronder het verschil tussen exploitatiekosten aan de ene kant en kasuitgaven voor investeringen aan de andere. Onderhoudsuitgaven zijn bij de overheid wel eens doorgeschoven naar de toekomst, terwijl zij zeker niet worden vergeten als onderdeel van de exploitatie als er wordt geprobeerd om iets in de markt te zetten. Ook de risico-inschatting behoort bij de PPS-constructie, zonder onderdeel te vormen van de klassieke manier van begroten. Men probeert wel de lessen te trekken, onder andere door bij grote projecten altijd een kosten-batenanalyse te maken. Beheers- en onderhoudsuitgaven worden expliciet meegenomen in de ramingen en er wordt regelmatig onderzoek gedaan naar begrote uitgaven en onderhoud en vervanging. De daarover gemaakte afspraken zullen ingaan met de begroting van 2005.

De minister waarschuwt voor de neiging om investeringen per definitie als groeibevorderend te beschouwen. De boekhoudkundige indeling is volgens de minister niet geschikt om voor een beleidsmatige discussie te bepalen wat er goed is op lange termijn en wat niet. In het verleden is niet altijd goed inzicht verschaft in investeringen. Dat kan worden gerepareerd door de aanvullende informatie die via de begroting wordt verschaft. De minister zal de Kamer een notitie doen toekomen over het vraagstuk van de investeringen en het beter inzichtelijk maken daarvan.

Agentschappen hebben terecht geen eigen doelstellingen, behalve het efficiënt en doelmatig uitvoeren van ministeriële regelingen. Zij dienen uitvoeringstechnische doelstellingen te hebben en geen beleidsmatige. Dat wil echter niet zeggen dat er geen beleidsverantwoording moet plaatsvinden als de uitvoering niet in orde blijkt.

De bestaande ZBO's zijn toe aan een goede doorlichting, opschoning en categorisering. Via het IBO wordt er geprobeerd om te komen tot een indeling met een eigen logica en met consequenties per categorie voor de aansturing, de verlening of weigering van de status van agentschap en de financiële relaties.

Er is kritisch gereageerd op de versoepeling van de instelling van agentschappen en van het moratorium. Dat de minister wil afgaan op het oordeel van de DAD is geen principebesluit, maar een kwestie van timing. De beoordeling van de Rekenkamer ligt pas in mei voor en dat is te laat voor de nieuwe begroting. De procedure moet dus eerder worden opgestart en het DAD-oordeel is in maart, april beschikbaar. Het staat de Kamer vrij om het Rekenkameroordeel als toets te gebruiken of nadere eisen te stellen aan de instelling van een agentschap. Zij hoeft ook niet definitief ja of nee te zeggen in de voorhangprocedure. Mocht het oordeel van de Algemene Rekenkamer afwijken van het eerder ontvangen oordeel van de DAD, dan moet dat voor het ministerie een reden tot heroverweging zijn. Lopende procedures kunnen altijd worden afgebroken. Op deze manier komt het oordeel van de Rekenkamer weer centraal te staan.

Het werd op het departement als onredelijk ervaren dat de instelling van een agentschap zou worden opgehouden omdat er onvolkomenheden zijn in een andere dienst van hetzelfde ministerie. Er is al een voorhangprocedure voor de instelling van agentschappen en er wordt wettelijk geregeld dat er ook een komt voor de instelling van tijdelijke agentschappen. Het staat de Kamer vrij om pittiger op te treden en bijvoorbeeld garanties te vragen aan een minister.

Er is gekozen voor een duidelijke scheiding tussen financiële en niet-financiële gegevens in jaarverslagen, dat staat ook in artikel 58, lid 3 van de Comptabiliteitswet. Accountants durven wel een oordeel te geven over het financiële deel, maar niet over het niet-financiële deel. Daarom bevat het beleidsverslag de niet-financiële informatie en de jaarrekening de cijfers. Via de VBTB-systematiek wordt geprobeerd om geld en doelen weer aan elkaar te koppelen. De minister heeft eerder toegezegd deze kwestie te onderzoeken en er zijn gesprekken gevoerd met diverse departementen, met de Rekenkamer en met andere instanties. In de loop van het komende jaar zal worden onderzocht welke ervaringen de Kamercommissies met de nieuwe opzet hebben en welke wensen de Kamer heeft ten aanzien van de presentatie.

Berenschot heeft in een onderzoek naar de doelmatigheid van agentschappen in 2002 inderdaad vastgesteld dat 30% van de agentschappen doelmatig werken. Het is niet gezegd dat de resterende 70% wel doelmatig hadden gewerkt als zij geen agentschappen waren geweest. Het is winst dat de Kamer en de betreffende bewindspersoon een instrumentarium in handen hebben om de doelmatigheid in het oog te houden.

De minister heeft een eigen interne accountantsdienst, zoals ook grote bedrijven dat hebben. De Algemene Rekenkamer doet de externe check, zoals de externe accountant in het bedrijfsleven. Bovendien heeft de minister zijn eigen verantwoordelijkheid en maakt hij zich door zijn departementale accountantdienst niet geheel afhankelijk van de Algemene Rekenkamer.

Het ministerie gaat ervan uit de introductie van het BLS in één keer 150 mln à 200 mln euro zou kosten. Als dat niet wordt terugverdiend, is het wel veel geld. Een gefaseerde introductie zou wellicht goedkoper kunnen.

De agentschappen die 80% tot 85% van het overheidspersoneel hebben, gaan over ongeveer 10% van de overheidsuitgaven, waarbij inkomensoverdrachten en subsidies buiten de agentschapsformule vallen.

Nadere gedachtewisseling

De heer Douma (PvdA) wil graag de mening van de minister over de versoepeling van de moratoriumcriteria nader toegelicht horen. Moet de Kamer in de voorhangprocedure maar zelf bepalen wiens oordeel zij bij haar beoordeling wil betrekken? De voorkeur van de heer Douma gaat toch uit naar een strakkere procedure waarin de toets door de Algemene Rekenkamer gewaarborgd zou zijn. Een nieuw agentschap mag er pas bij komen als het moederministerie de zaak op orde heeft. Het lijkt de heer Douma goed om de komende twee jaar een aantal agentschappen nauwkeurig te volgen, de uitkomsten van het IBO naar de ZBO's af te wachten en de bestaande criteria voorlopig te handhaven.

De heer Mastwijk (CDA) wil het moratorium gehandhaafd zien. Hij is blij met de wijziging van het standpunt van de minister: het kabinet ziet «voorlopig» af van rijksbrede invoering van het BLS, in plaats van «het kabinet ziet af van rijksbrede invoering van het BLS». Hij geeft aan dat de bezwaren van het CDA tegen meer agentschappen nadrukkelijk principiëler zijn dan alleen een discussie over de naamgeving. Die bezwaren blijven overeind.

De heer Van As (LPF) meent dat er kritisch moet worden gekeken naar de nieuwe agentschappen of diensten. Hij hecht eraan dat er bij een verzelfstandiging logische werkverbanden en logische functionele eenheden ontstaan. De huidige situatie moet ook administratief op orde zijn, voordat een organisatieonderdeel verzelfstandigd wordt onder de vlag van wat naar hij hoopt «dienst» gaat heten.

De heer Balemans (VVD) hecht eraan dat het financiële beheer van een organisatieonderdeel op orde is op het moment dat het een agentschap of dienst wordt, althans op het moment dat de Kamer een beslissing over een dergelijke overgang moet nemen. Anders ziet hij een probleem voor de controle door de Kamer.

Mevrouw Giskes (D66) is blij met constatering van de minister dat de overgang naar het BLS slechts wordt opgeschort. Als de overgang in één keer een te grote operatie is, zou het werken met een aantal pilots wellicht soelaas bieden. Kan de minister van Financiën voorstellen doen aan de andere departementen, zodat deze meer verantwoording zouden afleggen over de kwalitatieve kant van hun werk?

De minister wijst erop dat de bestaande agentschappen in wezen pilots zijn. Hij vraagt zich af of een pilot met een heel departement meerwaarde zou hebben ten opzichte van een pilot met een aantal diensten. Hij zal nagaan welk departement hem mogelijk geschikt lijkt voor een pilot.

Met de evaluatie van het VBTB-proces wordt dit jaar begonnen. Er is al gearrangeerd dat er op vrij korte termijn met alle departementen wordt gesproken over hun doelstellingen en de vraag hoe zij het in de begroting hebben gedaan.

In de kwestie van de voorhangprocedure stelt de minister voor om in de eerste week van april een AMvB naar de Kamer te sturen. Het oordeel van de Algemene Rekenkamer komt in mei en de voorhangprocedure moet pas enige tijd nadien aflopen. Mocht de Rekenkamer negatief oordelen, dan kan de minister zijn AMvB intrekken. Is hij het niet eens met de Rekenkamer, dan kan hij dat in een brief aan de Kamer meedelen. De Kamer kan dit in haar beoordeling betrekken. Op deze manier wordt er niets definitiefs gedaan voordat het oordeel van de Rekenkamer er ligt.

Er liggen diverse aanvragen tot verlening van de agentschapstatus, waaronder van de belastingdienst. Deze moeten behandeld worden, al maant de Kamer tot een afwachtende houding. De minister zal ieder voorstel op de eigen merites beoordelen. Hij wil de oude moratoriumcriteria niet terug. Het voorstel ten aanzien van de RIVM is inmiddels door de Kamer geaccordeerd. Vanwege het feit dat een ander agentschap van VWS nog niet helemaal op orde was, had het RIVM niet door mogen gaan. De minister moet zich zelf een oordeel kunnen vormen en een voorstel bij de Kamer indienen, dan mag de Kamer beslissen of zij dit wil blokkeren.

De Kamer is per brief van 10 juni geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van de motie-Van Walsem. De betrouwbaarheid van financiële informatie is makkelijker te beoordelen dan die van niet-financiële informatie. Er kunnen zorgvuldigheidseisen worden gesteld, maar een integrale beoordeling van de kwaliteit van niet-financiële informatie kan niemand geven. De minister zei dat hij dit ook zo tijdens het algemeen overleg op 24 juni jl. met de Kamer heeft gewisseld. Ieder beleidsterrein moet periodiek worden geëvalueerd, hetzij in een reguliere departementale evaluatie, hetzij in een IBO. Er is dus een systeem dat beoogt om met enige regelmaat beleidsbeoordelingen te doen. Daar zijn richtlijnen voor en er wordt training in gegeven. Het is dus geen vrijblijvende activiteit voor de departementen alleen.

De voorzitter vat samen wat de minister de Kamer heeft toegezegd:

een notitie over het onderwerp investeringen;

na te denken over de mogelijkheid om een of meer pilots te houden;

te kijken hoe een betere integratie mogelijk is van financiële en niet-financiële informatie;

dat een lopende voorhangprocedure over agentschapsvorming niet eerder afloopt dan dat de Algemene Rekenkamer haar informatie heeft geleverd.

De voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven,

Bibi de Vries

De adjunct-griffier van de commissie voor de Rijksuitgaven,

Stolk


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Duivesteijn (PvdA), Giskes (D66), ondervoorzitter, Crone (PvdA), Rouvoet (ChristenUnie), Bibi de Vries (VVD), voorzitter, De Haan (CDA), Atsma (CDA), Vendrik (GroenLinks), Halsema (GroenLinks), Kant (SP), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), Balemans (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Van As (LPF), Rambocus (CDA), Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), De Nerée tot Babberich (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA) en Schippers (VVD).

Plv. leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Fierens (PvdA), Van der Vlies (SGP), De Grave (VVD), Mosterd (CDA), Kortenhorst (CDA), Van Gent (GroenLinks), Duyvendak (GroenLinks), De Ruiter (SP), Dezentjé Hamming (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Hofstra (VVD), Ferrier (CDA), Eerdmans (LPF), Vergeer (SP), Jan de Vries (CDA), Hermans (LPF), Mastwijk (CDA), De Krom (VVD), Smeets (PvdA), Van Heemst (PvdA), Smits (PvdA), Boelhouwer (PvdA), Kalsbeek (PvdA) en Van Beek (VVD).

Naar boven