28 694
Verpakkingsbeleid

nr. 83
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 december 2009

Tijdens het Algemeen Overleg over afval en verpakkingen op 8 oktober 2009 (Kamerstuk 28 694, nr. 82) heb ik toegezegd u schriftelijk te zullen informeren over hoe gemeenten vergoedingen krijgen in het systeem van bronscheiding van kunststof verpakkingsafval enerzijds, en in het systeem van nascheiding anderzijds. Ook zou ik u informatie doen toekomen over de vragen of de kunststofstromen in beide systemen wel of niet uit elkaar gehaald moeten worden en wanneer. Dit betrof vragen van de geachte afgevaardigde Vietsch.

Eerst zal ik ingaan op het systeem waarbij kunststof verpakkingsafval aan de bron gescheiden wordt ingezameld, dus via bakken of zakken. Daarna zal ik het systeem van nascheiding toelichten.

Er is een evaluatie in voorbereiding, waarin de opbrengsten van nascheiding en bronscheiding zullen worden vergeleken. Deze evaluatie heb ik al eerder aangekondigd1 en ik kan u alvast melden dat als onderdeel daarvan aanvullend ook de vraag zal worden opgenomen om de opbrengsten qua hoeveelheid en kwaliteit tussen beide systemen te vergelijken in de fase dat er sprake is van een mix van kunststoffen.

(Bron) gescheiden inzameling van kunststof verpakkingsafval

De eisen voor gemeenten om in aanmerking te komen voor vergoeding uit het Afvalfonds voor het via bronscheiding inzamelde kunststof verpakkingsafval uit huishoudens zijn vastgelegd in de Raamovereenkomst verpakkingen2 en uitgewerkt in het uitvoerings- en monitoringprotocol.

Samengevat ziet het systeem van eisen en vergoedingen er als volgt uit:

– Via een haal- of brengsysteem wordt in de gemeente het door burgers gescheiden gehouden kunststof verpakkingsafval ingezameld.

– De gemeente vervoert het gescheiden ingezamelde kunststof verpakkingsafval naar een aangewezen overslagstation. Hier wordt het materiaal beoordeeld. Een partij mag maximaal 30 gewichtsprocent vervuild zijn met bijvoorbeeld niet kunststoffen en aanhangend materiaal om geaccepteerd te worden.

¡ Voor de door het overslagstation geaccepteerde en geregistreerde hoeveelheid kunststof verpakkingsafval ontvangt de gemeente een vergoeding van € 475 per ton. Dit is inclusief het gewicht van maximaal 30 gewichtsprocent vervuiling.

– De mix van kunststoffen wordt eigendom van Nedvang en wordt van het overslagstation vervoerd naar sorteerinstallaties (vooralsnog twee installaties in Duitsland).

– In de sorteerinstallatie wordt de mix van kunststoffen gesorteerd in zes deelstromen kunststof (PET, PP, PE-flessen, PE-folies, mix overige harde kunststoffen en mix overige zachte kunststoffen) en metalen (voor zover aanwezig wordt deze «verontreiniging» apart teruggewonnen). Daarbij ontstaat een residufractie van materiaal dat niet tussen het kunststof hoort of niet kan worden verwerkt.

– Vanuit de sorteerinstallaties wordt het kunststofmateriaal afgezet bij recyclers.

– De verkoopopbrengst komt geheel ten goede aan het Afvalfonds.

Bij het opstellen van de Raamovereenkomst is afgesproken om een inzamelstructuur gebaseerd op bronscheiding te starten, omdat de installaties voor nascheiding niet beschikbaar waren en het niet de verwachting was dat deze op korte termijn beschikbaar zouden komen en de gewenste kwaliteit van het materiaal met het oog op materiaalhergebruik konden leveren.

Nascheiding van kunststof verpakkingsafval

Vorig jaar werden enkele proefinstallaties voor nascheiding gestart in Nederland en vroeg uw Kamer om een gelijkwaardige benadering van bron- en nascheiding.

Daarop is een addendum bij de Raamovereenkomst opgesteld waarmee het mogelijk werd gemaakt voor gemeenten om ook vergoeding uit het Afvalfonds te ontvangen indien zij via nascheiding kunststof verpakkingsafval uit het huishoudelijk afval verkrijgen.1

De eisen aan kwaliteit en opbrengsten zijn daarbij voorop gesteld, om de producenten niet te benadelen in hun mogelijkheden om de doelstellingen voor materiaalhergebruik te realiseren. Maar ook omdat bekend is dat het Europese beleid, zoals verwoord in de nieuwe Kaderrichtlijn afvalstoffen, inzet op bronscheiding en lidstaten daarom vóór 2015 een gescheiden inzameling moeten invoeren van kunststof. Om nascheiding een kans te geven, moet zij dus minstens dezelfde kwaliteit en opbrengst leveren als bronscheiding.

De eisen voor gemeenten om in aanmerking te komen voor vergoeding uit het Afvalfonds voor het via nascheiding ingezamelde kunststof verpakkingsafval uit huishoudens zijn vastgelegd in het addendum bij de Raamovereenkomst verpakkingen2 en uitgewerkt in het uitvoerings- en monitoringprotocol.

Samengevat wordt voorzien in het volgende systeem:

– De gemeente zamelt op de gebruikelijk wijze het huishoudelijk restafval in.

– Dit wordt afgeleverd bij de nascheidingsinstallatie waar de gemeente een contract mee heeft. In de nascheidingsinstallatie wordt het kunststofverpakkingsafval via verschillende processtappen afgescheiden van het overige restafval. De technieken daarvoor zijn vergelijkbaar met die van sortering na bronscheiding (near-infrared (NIR) technieken en eddy current). In die verschillende stappen vindt daarom ook sortering plaats.

– Aan het nascheidingsproces is de eis gesteld dat dit resulteert in dezelfde zes kunststofstromen als bij het sorteerproces van bronscheiding.

– Aan de kwaliteit van deze kunststofstromen zijn eisen gesteld in het uitvoeringsprotocol bijlage C3.6. (zie bijlage). Deze eisen zijn vergelijkbaar met de eisen die Nedvang stelt aan de sorteerinstallaties bij bronscheiding en zijn gebaseerd op de eisen die in gebruik zijn bij het Duitse DSD-systeem.

– Vanuit de nascheidingsinstallaties zouden de zes kunststofstromen verpakkingsafval dan afgezet kunnen worden bij recyclers. Bij het verlaten van de nascheidingsinstallatie krijgt Nedvang de beschikking over het gesorteerde materiaal. Over deze hoeveelheid gesorteerd kunststof verpakkingsafval (dus exclusief residufractie) kunnen gemeenten hun vergoeding krijgen van vooralsnog € 350 per ton.

– De verkoopopbrengst komt geheel ten goede aan het Afvalfonds.

– De nascheidingsinstallatie zal afspraken moeten maken met de betrokken gemeenten over de toerekening van de resulterende hoeveelheid kunststof verpakkingsafval per gemeente, omdat de hoeveelheid kunststof verpakkingsafval niet bij binnenkomst in de installatie kan worden bepaald.

Bij de formulering van de eisen aan nascheiding hebben de drie partners van de Raamovereenkomst zoveel mogelijk de parallel getrokken met het systeem van bronscheiding. Echter de systemen verschillen dusdanig dat een één-op-één vergelijking niet mogelijk is. Daarom is het vergelijkingsmoment gelegd na de sortering, omdat dit procedé onderdeel is van beide systemen en na sortering een goede gelijkwaardige vergelijking mogelijk is van de kwaliteit en opbrengst van het ingezamelde materiaal via bronscheiding of nascheiding. Het nascheidingproces bevat hoe dan ook sorteringsonderdelen. Het is daarom het meest efficiënt om de totale sortering in die installaties plaats te laten vinden.

Pas bij het operationeel worden van de installaties, die werken voor gemeenten die gebruik maken van de optie nascheiding, is gebleken dat deze in de praktijk slechts tot een beperkte sortering komen, waardoor een tussenmix ontstaat, die vooralsnog voor verdere sortering moet worden afgevoerd.

Dit bemoeilijkt niet alleen de vergelijking tussen beide systemen, maar ook is onduidelijk in hoeverre deze mix van kunststoffen en materialen verschilt van de mix die ontstaat in de bakken of zakken bij bronscheiding.

Er kan op grond van bovenstaande niet zomaar door de partners gesteld worden dat vergoeding van een mix van kunststoffen uit nascheiding ook mogelijk is.

Daarom is nu afgesproken om in de eerder aangekondigde evaluatie waarin de kosten en opbrengsten van nascheiding en bronscheiding zullen worden vergeleken, deze vergelijking tussen beide systemen ook te maken in de fase dat er een mix van kunststoffen is, die nog verder gesorteerd moet worden. Uit de evaluatie zal moeten blijken of gehele of gedeeltelijke invoering van nascheiding een volwaardig alternatief kan bieden (qua opbrengsten in hoeveelheden en kwaliteit) voor gemeenten ten opzichte van bronscheiding.

Om de hoogte van de vergoeding voor bronscheiding te bepalen is in 2008 een kostenonderzoek uitgevoerd op basis waarvan VNG en het verpakkende bedrijfsleven begin 2009 de hoogte van de vergoeding hebben vastgesteld. Voor nascheiding is een kostenonderzoek in afronding op basis waarvan VNG en Nedvang in december de hoogte van de vergoeding voor nascheiding zullen bespreken. In het kostenonderzoek wordt geëvalueerd of de vergoeding in verhouding staat tot de werkelijk gemaakte kosten. Het is niet de bedoeling om gemeenten te overcompenseren. Daarom kan de vergoeding voor nascheiding niet zomaar gelijk worden gesteld met de vergoeding voor bronscheiding.

Ik meen hiermee aan mijn toezegging te hebben voldaan tot nadere informatie over de eisen aan bron- en nascheiding en over de manier waarop de verschillende systemen gefinancierd worden.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer


XNoot
1

TK 2008–2009, 28 694 nr. 76.

XNoot
2

TK 2006–2007, 28 694 nr. 42.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

TK 2008–2009, 28 694 nr. 72.

Naar boven