28 684 Naar een veiliger samenleving

32 637 Bedrijfslevenbeleid

Nr. 695 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 maart 2022

Aanleiding

In de laatste week van januari 2021 vonden in Nederland in verschillende steden rellen plaats na de invoering van de avondklok. Ook nadien waren er in diverse steden onlusten. Zo eindigden samenscholingen op het Museumplein in Amsterdam ook regelmatig in rellen. Deze rellen betekenden niet alleen een ernstige verstoring van de openbare orde, maar leidden ook en soms in ernstige mate tot schade aan winkels en bedrijven en eigendommen van de gemeente en politie. In deze brief zet ik, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, uiteen hoe met deze schade is omgegaan door de overheid en de verzekeraars en wat er gedaan is om naast de vervolging en veroordeling van de daders ook schade op hen te verhalen. Daarmee voldoe ik aan uw verzoek van 25 januari 2022, (Handelingen II 2021/22, nr. 41, item 15), om een brief over de vervolging en bestraffing van plegers van geweld tijdens coronaprotesten en het op hen verhalen van aangerichte schade. Gelijktijdig ontvangt u, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, de antwoorden op de vragen van het lid Van Nispen (SP) (Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 2204), van het lid Palland (CDA) (Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 2205) en van de leden Michon-Derkzen en Ellian (beiden VVD) (Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 2206).

Aanpakken daders en regeling bedrijvenschade coronarellen

De rellen gingen gepaard met volstrekt onacceptabel en strafbaar gedrag, zoals vandalisme, plunderingen en geweld tegen de politie. Dat was niet alleen een grove aantasting van de rechtsorde, maar maakte ook moedwillig medeburgers tot slachtoffer, waaronder reeds door corona zwaar getroffen ondernemers. Nadat de openbare orde was hersteld, is dan ook prioriteit gegeven aan het opsporen en vervolgen van de plegers van deze strafbare feiten. Uit cijfers van het OM en de Rechtspraak blijkt dat het OM 404 verdachten van de betreffende rellen heeft geregistreerd, waarvan 312 verdachten zijn gedagvaard of opgeroepen.1 Kortom, ze worden vervolgd en verantwoordelijk gesteld voor de strafbare feiten die ze begaan hebben.

Daarnaast stond het schadeloos stellen van de slachtoffers, in het bijzonder de getroffen ondernemers, centraal. Ondernemers die vaak al zwaar getroffen waren als gevolg van de coronamaatregelen en nu extra getroffen werden door de vernielingen en plunderingen. Zoals aangegeven in de brief van 9 februari 20212 konden deze ondernemers zich in de eerste plaats wenden tot hun verzekeraar. Het merendeel van de ondernemers is verzekerd tegen dit soort schade en verzekeraars keren in de regel snel uit bij meldingen van materiële schade. De totale verzekerde schade als gevolg van deze rellen wordt door het Verbond van Verzekeraars geschat op € 1 mln. Mijn voorganger zegde in het debat van 27 januari 2021 toe om ondernemers tegemoet te komen in de schade tijdens deze rellen die niet door een verzekering of op een andere manier vergoed werd met wat hij «voorlopig» aanduidde als een fonds. Deze toezegging heeft uiteindelijk vorm gekregen in een Regeling die is uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) zoals bij brief aan Uw Kamer is gemeld3 en in de Staatscourant is gepubliceerd4. Vanuit de Regeling bedrijvenschade coronarellen is aan 36 ondernemers in totaal een bedrag van € 228.150,– aan schade vergoed. Tenslotte kon schade door ondernemers verhaald worden op de daders door zich te voegen als benadeelde partij in het strafproces.

Zoals aangegeven in de brief van 9 februari 2021, was de inzet bij het aanpakken van de daders ook om de schade zoveel als mogelijk op hen te verhalen. Dit zou gebeuren langs verschillende wegen: door veroordeling tot het betalen van een geldbedrag aan wie zich als benadeelde partij had gevoegd in het strafproces, door veroordeling tot storting van een bedrag in het Schadefonds Geweldsmisdrijven of ten gunste van een instelling die zich ten doel stelt belangen van slachtoffers van strafbare feiten te behartigen (artikel 14c lid 2 onder 4 Sr) en door te proberen de tegemoetkomingen uit de regeling bedrijvenschade op daders te verhalen. Ook toen werd al onderkend en benoemd dat het lang niet altijd mogelijk is om vast te stellen welke schade door een bepaalde dader is veroorzaakt. Tenslotte kunnen verzekeraars de schade die zij vergoed hebben verhalen op de dader via subrogatie. In hoeverre verzekeraars van deze mogelijkheid gebruik maken is een keuze die aan de verzekeraars is. Ik sta in contact met het Verbond van Verzekeraars om te vernemen hoe dit verloopt. Ik ga hieronder in op stand van zaken met betrekking tot de drie eerstgenoemde mogelijkheden van verhaal op de dader.

Schadeverhaal door voeging in het strafproces

Bij het CJIB zijn van 55 daders vonnissen bekend met veroordelingen waarbij ook een schadevergoedingsmaatregel is opgelegd. Hiermee is in totaal een schadebedrag van ruim € 551.000,- gemoeid. Deze schadevergoedingen komen ten goede aan 70 benadeelde partijen. Zodra de vonnissen bij het CJIB binnenkomen, begint het CJIB direct met het innen van deze schadevergoedingsmaatregelen. Op 19 januari 2022 was ruim € 36.700,- geïnd. Aan de inning van het resterende geld wordt volop gewerkt. Daarnaast zijn er nog 180 strafzaken waarin door de rechter een straf is opgelegd die nog moeten worden aangeleverd aan het CJIB. Hierbij zitten mogelijk ook vonnissen waarin een schadevergoedingsmaatregel is opgelegd.

Veroordeling tot storting in een fonds ten behoeve van slachtoffers

In antwoord op het geweld tijdens de Museumpleinrellen in Amsterdam, die over een langere periode hebben plaatsgevonden, heeft de rechter in 37 strafzaken als bijzondere voorwaarde opgelegd dat de veroordeelde een geldbedrag moet betalen op het moment dat er een fonds wordt opgericht ter vergoeding van schade aan gedupeerden/de gemeente Amsterdam. Anders dan bij de rellen waarvoor de regeling gold ging het hier niet zozeer om schade aan ondernemingen, maar om schade aan bijvoorbeeld wegdek van de gemeente en politievoertuigen. Van deze 37 zaken waren er op 19 januari 2022 13 zaken bij het CJIB aangeleverd, met een pleegdatum van 17 tot en met 28 januari 2021 en met een totaalbedrag van € 5.200,-. Daarvan is in twee zaken in hoger beroep de bijzondere voorwaarde niet meer opgelegd. Momenteel wordt in overleg met het OM, het CJIB en de gemeente Amsterdam bekeken op welke wijze deze bijzondere voorwaarde het beste geëxecuteerd kan worden, bijvoorbeeld in de vorm van een lokaal fonds.

Verhalen van de tegemoetkomingen uit de regeling bedrijvenschade op daders

Bij de vormgeving van de Regeling Bedrijvenschade is opgenomen dat de ondernemers die via de RVO een beroep doen op deze regeling daarmee automatisch hun vordering voor de aangerichte schade overdragen aan de overheid. Dit is gebeurd via een zogenaamde akte van cessie. De achterliggende gedachte was dat zodoende de schade waarvoor een uitkering was verstrekt alsnog op de daders kan worden verhaald. Het is mijn intentie om dit ook zoveel mogelijk te doen, vanuit de gedachte dat als iemand schade veroorzaakt deze er ook voor moet opdraaien. Tegelijkertijd ben ik mij ervan bewust dat dit een complexe aangelegenheid is, onder meer vanwege de privacywetgeving. Op dit moment bekijk ik daarom samen met het OM of en zo ja op welke wijze de schade waarvoor een tegemoetkoming is gegeven gekoppeld kan worden aan een dader. Ik verwacht uw Kamer hierover voor de zomer nader te kunnen berichten.

Tot besluit

Na de betreffende rellen was het voornaamste doel van mijn ambtsvoorganger, zoals door hem aangegeven in het debat van 27 januari 2021 (Handelingen II 2020/21, nr. 49, item 4) en daarna uitgewerkt in de brief van 9 februari 2021, dat de door corona al zwaar getroffen ondernemers niet nog verder de dupe zouden worden. Met de instelling van de «Regeling bedrijvenschade coronarellen» is een helpende hand uitgestoken naar deze ondernemers. Het algemene beeld is dat de daarvoor in aanmerking komende ondernemers inderdaad zijn gecompenseerd voor hun schade.

Daarnaast was en is het ook uitdrukkelijk de bedoeling geweest om de plegers van geweld passend te straffen en daarbij om zoveel als mogelijk de geleden schade te verhalen op de daders. De afwikkeling daarvan is nog niet afgerond, zodat het nog te vroeg is voor een eindoordeel over de mate waarin het verhaal op daders is gelukt. Wel kan worden vastgesteld dat er een flink aantal daders gearresteerd c.q. geïdentificeerd is en vervolgens vervolgd en veroordeeld, ook tot betaling van significante schadebedragen. Ik concludeer dus dat er bij het verhalen van de schade op daders resultaten geboekt zijn, maar ik heb ook moeten ervaren dat de mogelijkheden hiertoe in praktijk begrensd kunnen zijn. Wij zullen ons blijven inspannen om compensatie van schade voor slachtoffers en verhaal op daders te verbeteren, ook wanneer het ingewikkeld is om beide met elkaar in verband te brengen. Hiervoor zijn ook in het rapport van de Commissie onderzoek stelsel schadevergoeding voor slachtoffers van strafbare feiten5 aanbevelingen gedaan. De Minister voor Rechtsbescherming zal uw Kamer voor het eind van het jaar nader informeren over zijn inhoudelijke beleidsreactie op dit advies.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius


X Noot
1

Peildatum 7 december 2021

X Noot
2

Kamerstuk 32 637, nr. 445

X Noot
3

Kamerstuk 32 637, nr. 445

X Noot
5

Kamerstuk 33 552, nr. 83

Naar boven