28 684
Naar een veiliger samenleving

nr. 129
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 3 maart 2008

De vaste commissie voor Justitie1 en de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties2 hebben op 31 januari 2008 overleg gevoerd met minister Hirsch Ballin van Justitie en minister Ter Horst van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over:

– het Project Veiligheid begint bij voorkomen (28 684, nr. 119);

– de brief van de minister van Justitie d.d. 12 november 2007 inzake het gebruik van vingerafdrukken van vreemdelingen ten behoeve van de opsporing van strafbare feiten (19 637, nr. 1176);

– de brief van de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 17 december 2007 inzake de agenda ICT en veiligheid (26 643, nr. 103).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Heerts (PvdA) steunt in grote lijnen het project Veiligheid begint bij voorkomen van het kabinet dat in feite kan worden beschouwd als een uitwerking van Pijler 5 van het beleidsprogramma. Uit dit veiligheidsprogramma blijkt duidelijk waarom de PvdA aan dit kabinet deelneemt. Er is heel veel aandacht voor preventie, terwijl tot voor kort repressie voorop stond. Voorts is er veel aandacht voor de terugkeer in en de deelname aan de samenleving nadat de detentie is beëindigd. Ook de doelstelling van een reductie van de criminaliteit en de overlast in 2010 met 25% ten opzichte van 2002, de versterking van de persoonsgerichte aanpak, de inzet op de aanpak van recidive en de vergroting van de lokale bestuurlijke rol hebben zijn steun.

De aanpak van de financieel-economische fraude kan worden beschouwd als een van de hoofdpunten voor de komende jaren. Daarvoor moet aandacht worden ontwikkeld, ook bij de «gewone» politieagent. Hij memoreert zijn eerdere pleidooi voor een krachtige opsporingspoot bij het Kadaster om vastgoedfraude aan te pakken en vraagt de minister wat er inmiddels op dit punt is gebeurd.

Hij complimenteert het kabinet voor zijn aanpak op het gebied van fietsendiefstal. Kan het verplicht inslaan van het framenummer hierin worden meegenomen?

Het fenomeen «happy slapping» is verwerpelijk en moet worden aangepakt. Er moet veel eerder lik-op-stukbeleid worden toegepast bij jongeren (en ouderen) die zich hieraan schuldig maken. De bestraffing van jeugdige delinquenten dient sowieso snel en effectief plaats te vinden. In sommige gevallen is snelrecht noodzakelijk. Snelrecht kan ertoe leiden dat een rage snel voorbij is. Is in dit verband een rol weggelegd voor een spijbelrechter?

Kan ten slotte via het internet niet veel nadrukkelijker aandacht worden gevraagd voor de Stichting Meld Misdaad Anoniem, zodat burgers die worden geconfronteerd met bepaalde misstanden op het internet, dit eerder melden?

De heer Çörüz (CDA) complimenteert het kabinet voor het veiligheidsprogramma en constateert dat zijn partij daarin heel veel van zijn eigen beleidsopvattingen herkent. Een sterk punt is de integrale aanpak waarbij zowel preventie als repressie een rol speelt. Het is een ambitieus programma waarin meer dan dertig acties op het gebied van wetgeving, onderzoeken en maatregelen worden aangekondigd. Waar mogen de ministers op worden afgerekend?

Zijn fractie heeft op het punt van de jeugdzorg gepleit voor een nationaal opvoeddebat. Het zou jammer zijn als dat alleen een zaak zou zijn voor de minister voor Jeugd en Gezin. De ministeries van Justitie en van BZK moeten zich aansluiten bij dat debat, omdat opvoeden ook een zaak is van justitie en van lokaal beleid.

Een sterke aanpak van drank- en drugsmisbruik door jongeren is noodzakelijk. Het beleid ter zake in België, waarbij aan minderjarigen een maatregel wordt opgelegd om van een drugsverslaving af te komen, verdient navolging. Ook moeten koffieshops in de buurt van scholen worden gesloten.

De aanpak van mensen- en vrouwenhandel is terecht een speerpunt van beleid. Ook de stevige aanpak van financieel-economische criminaliteit en de intensivering van de bestrijding van cybercriminaliteit kunnen op de instemming van de heer Çörüz rekenen. Dat geldt eveneens voor de instelling van een commissie om de verweving van de onder- en bovenwereld in beeld te krijgen en aan te pakken. In dit verband moet er speciale aandacht zijn voor de internetcafés. Deze cafés zijn steeds vaker knooppunten van criminele activiteiten, omdat de gebruikers anoniem kunnen blijven. Zou niet moeten worden overgegaan tot een identificatieverplichting op grond van de Wet identificatie bij dienstverlening bij het gebruik van diensten van bijvoorbeeld belhuizen en internetcafés?

Rotterdam is een voorstander van de verruiming van de Wet BIBOB. Deze wet zou zich ook moeten richten op openbare inrichtingen die niet vergunningplichtig zijn, maar die wel aan intensief toezicht moeten worden onderworpen en waartegen gemeenten geregeld handhavend moeten optreden. Daarbij kan worden gedacht aan belwinkels, growshops, avondkappers en andere dubieuze vormen van dienstverlening. Wat is de mening van de minister hierover?

De regering zet in op 25% minder criminaliteit, maar er is sprake van een stijging van overvallen op winkels. Wat wordt hiertegen gedaan?

De heer Çörüz benadrukt dat de hyperactieve groep van vooral Antilliaanse en Marokkaanse jongeren van 12 tot 27 jaar stevig moet worden aangepakt via een combinatie van meer maatwerk, een persoonsgerichte aanpak en de toepassing van methoden die hun effectiviteit hebben bewezen. In Gouda is gestart met een proef waarbij deze jongeren minder anoniem een taakstraf moeten uitvoeren. Hoe staat het daarmee? Hij heeft hoge verwachtingen van de Veiligheidshuizen. Het Tilburgse model toont aan dat deze huizen werken. Een duidelijke regie en een samenhangende aanpak, waarbij preventie, nazorg en repressie bij elkaar komen, zijn belangrijke factoren voor het succes van die Veiligheidshuizen. Daarbij is een goede informatie-uitwisseling tussen partners in de justitie- en de jeugdketen uiteraard van groot belang. Misschien zouden veelplegende jeugdigen, net zoals verslaafden, moeten worden geconfronteerd met een stelselmatige daderaanpak, bijvoorbeeld op de campussen waar een combinatie van detentie, scholing en gedragsbeïnvloedende maatregelen wordt aangeboden.

Het is een slechte zaak dat jongeren veel te laat op zitting worden gebracht. Bij de groep van 14- tot 16-jarigen telt elke dag. Het streven is momenteel gericht op een doorlooptijd van een half jaar. Dat is nog veel te lang De norm zou moeten zijn dat bijvoorbeeld een 14-jarige binnen veertien weken op zitting worden gebracht. Voor een 17-jarige is de norm dan zeventien weken. In België worden kinderen direct met een politiebusje naar het kabinet van de rechter gebracht en krijgen zij al meteen maatregelen opgelegd.

De heer Çörüz vraagt aandacht voor agressie tegen bestuurders in het openbaar vervoer. Naast het sneller en zwaar straffen zou ook moeten worden gedacht aan een vervoersverbod voor deze agressors.

Hij wijst ten slotte op de steekpartijen door jongeren die deze week hebben plaatsgevonden. De Wet wapens en munitie is al één van de strengste in Europa, maar het komt momenteel wel aan op de handhaving daarvan. Het is nu veel te gemakkelijk voor jongeren om bij legale dumpzaken de vreselijkste steekwapens aan te schaffen. Zijn gemeenten in staat om die handhaving goed ter hand te nemen?

De heer Teeven (VVD) vindt het positief dat met dit veiligheidsprogramma de lijn van eerdere kabinetten wordt doorgetrokken. Hij onderschrijft het belang van een integrale aanpak die de verschillende ministeries overstijgt. Er moet oog zijn voor preventie, ook ter verbetering van het veiligheidsgevoel van mensen, en het terugdringen van recidive.

Bij het terugdringen van recidive wordt echter een te groot accent gelegd op het feit dat mensen baat zouden moeten hebben bij een gevangenisstraf. De tendens is momenteel dat jeugdrechters kortere straffen opleggen. Natuurlijk moeten opgelegde straffen een effect hebben op het gedrag van mensen, maar repressie heeft ook nog een ander nut, namelijk dat van vergelding. Jongeren tot 15 jaar mogen uiteraard niet zomaar worden afgeschreven. Zij kunnen baat hebben bij een persoonsgerichte aanpak die bestaat uit nazorg, scholing, preventie en gedragsbeïnvloedende maatregelen. Maar bij sommige recidivisten van 16 en 17 jaar werkt een dergelijke aanpak gewoon niet. Dat is zeker het geval als zij ernstige gewelds- of zedenmisdrijven hebben gepleegd. Zij moeten simpelweg een tijdje uit de samenleving verwijderd worden zodat zij geen overlast kunnen veroorzaken. Is het niet mogelijk om deze jongeren na twee veroordelingen te berechten volgens het volwassenenstrafrecht, zodat zij gewoon langer uit de samenleving kunnen worden verwijderd?

Hoe zal het lik-op-stukbeleid in de komende kabinetsperiode concreet vorm krijgen? Het kabinet verwacht erg veel van de gemeenten en de burgers. De minister verwijst bij de verantwoordelijkheidsvraag regelmatig naar burgemeesters en korpsbeheerders. Ook burgers hebben inderdaad een verantwoordelijkheid op lokaal niveau. Maar hoe kan het kabinet dan grip houden op wat er in al die politieregio’s gebeurt? Er zijn veel ministeries betrokken bij het vergroten van de veiligheid. In het programma Veiligheid begint bij voorkomen wordt vaak verwezen naar actieplannen en voornemens die pas in de toekomst worden ingevoerd en operationeel zijn. De minister van Justitie heeft een coördinerende rol. Hoe zal hij toezicht houden op een goede uitvoering van de programma’s op het punt van de verbetering van de veiligheid? De heer Teeven ziet graag een overzicht met een tijdpad tot 2011 waarin de verschillende maatregelen, programma’s en plannen van de betrokken ministeries worden weergegeven. Daarbij moeten ook de data van inwerkingtreding, de doelstellingen en de daarvoor geldende wenselijk termijnen worden aangegeven.

De aanpak van agressie en geweld is een belangrijk punt. Kan de landelijke registratie van etniciteit met betrekking tot gevallen van huiselijk geweld snel worden ingevoerd? Kan de minister zich uitspreken over de wenselijkheid en de mogelijkheid van het toepassen van snelrecht in geval van geweld in het algemeen en in het bijzonder geweld gericht tegen personen met een publieke taak? De politie werkt al in de avonduren en in de weekenden. Het zou mooi zijn als leden van de zittende magistratuur ook op die tijden werken, zodat er ook ’s avonds rechtszittingen kunnen plaatsvinden. Voorziet de minister van Justitie op dit punt problemen? Denkt hij dat voor elkaar te kunnen krijgen bij de Raad voor de rechtspraak?

Het fietsendiefstalregister is een goed initiatief, maar het belang van de handhaving en de repressie komt nog niet duidelijk naar voren.

De transportcriminaliteit baart de heer Teeven grote zorgen. Is het niet tijd voor een landelijk team dat zich met deze problematiek bezighoudt?

Bij de aanpak van overlast en verloedering wordt verwezen naar het BOA-insigne ten behoeve van de herkenbaarheid van de bijzondere opsporingsambtenaren. Kunnen de bewindslieden ingaan op de wenselijkheid van het dragen van handboeien en eventueel zelfs vuurwapens door APV-controleurs?

Kan de minister nader toelichten hoe hij denkt de verhoging van de plukze-opbrengsten te realiseren? Er is sprake van een hoog ambitieniveau. Er wordt onderzoek verricht naar een effectiever gebruik van de ontnemingsmogelijkheden en mogelijke andere instrumenten. Kan inzicht worden gegeven in de voorlopige resultaten van dat onderzoek en de eventuele wijzigingen van het instrumentarium?

Mensenrechten staan momenteel volop in de belangstelling. Het is een belangrijk onderwerp. De heer Teeven constateert tot zijn spijt dat de opsporing van mensen die mensenrechten schenden of van oorlogsmisdadigers lijkt in te zakken en dat er minder resultaten worden geboekt. Is dat nu een OM-probleem, is men niet voortvarend genoeg met het voor de rechter brengen van zaken? Of is er een probleem bij de nationale recherche, omdat daar gewoon niet voldoende mensen voor worden vrijgemaakt?

De heer De Roon (PVV) constateert dat met het project Veiligheid begint bij voorkomen de doelstelling wordt nagestreefd om de criminaliteit en overlast met 25% te verminderen in 2010 ten opzichte van 2002. Dat is dus nog geen 3% per jaar en derhalve een voorzichtige ambitie. Burgers hebben recht op forsere ambities van de regering op dit punt. De aanpak van de regering op allerlei beleidsthema’s kan vaak wel rekenen op zijn sympathie, maar hij komt ook regelmatig tot de conclusie dat die aanpak onvoldoende is.

Voor de aanpak van diefstal moeten 500 forensische assistenten worden aangesteld ten behoeve van sporenonderzoek op alle standaard plaatsen delict. Een dergelijke forse uitbreiding van de forensische onderzoekscapaciteit valt uiteraard alleen maar toe te juichen. Maar als die 500 forensische assistenten er echt komen en ook resultaten gaan genereren, dan zullen er ook genoeg tactische rechercheurs moeten zijn om met al die extra resultaten aan de slag te gaan. Een soortgelijk verhaal kan worden gehouden over de door de regering voorgestane inzet van 500 extra wijkagenten. Ook zij zullen extra werk voor de tactische recherche genereren. Waar zijn in de regeringsplannen die extra tactische rechercheurs die hier logischerwijs uit voortvloeien? Bij de inzet van technische recherchecapaciteit is nu al sprake van prioriteitsstelling, omdat er meer werk is dan de politie kan afhandelen. Dat tekort aan recherchecapaciteit zal alleen maar toenemen als gevolg van de plannen van de regering.

De heer De Roon kan zich vinden in de persoonsgerichte aanpak van jeugdcriminaliteit via een combinatie van preventie, repressie en nazorg. Het element repressie blijkt in de huidige praktijk van de kinderrechter echter nogal in het gedrang te komen. Uit mediaberichten blijkt dat er op z’n minst een correlatie bestaat tussen de toename van de jeugdcriminaliteit in de afgelopen jaren en de steeds lichter wordende strafoplegging door de kinderrechters. Dat baart zorgen. Ziet de minister geen aanleiding om die tendens van die steeds lichter wordende straffen te keren?

Bij de fraudebestrijding hangt het kabinet vooral een preventieve aanpak aan. Wat de repressie betreft, zoekt men het vooral in een versterking van de specialistische expertise bij het OM. Daar is niets op tegen, maar hoe zit het eigenlijk met de opsporingscapaciteit bij de politie? Er zijn weinig goede financiële rechercheurs bij de politie. Bovendien zijn deze mensen moeilijk te behouden, omdat heel wat bedrijven zo’n specialist willen binnenhalen. Het is al jaren een enorm probleem om ervoor te zorgen dat de politie minimale recherchecapaciteit heeft als het gaat om de aanpak van financiële criminaliteit. Er zal dus veel meer geïnvesteerd moeten worden in de politie.

Winkelcriminaliteit is een groot probleem. Middenstanders geven aan dat zij veel te lijden hebben van Oost-Europese bendes die winkels leegroven. De Telegraaf heeft daar een artikel aan gewijd en ook vorig jaar hebben dergelijke berichten in de media gestaan. Uit de beantwoording van Kamervragen blijkt dat de minister niet van plan is om een landelijk team op te richten dat zich bezighoudt met de aanpak van die criminaliteit door Oost-Europese bendes. Is de minister nog steeds de mening toegedaan dat een dergelijk team niet nodig is? Hij heeft in april 2007 aangekondigd dat bezien zou worden of samen met Duitsland een joint investigation team kan worden opgericht om die mobiele bendes uit Oost-Europa een halt toe te roepen. Is daar al meer over bekend?

Het voornemen om het gebruik van vingerafdrukken van vreemdelingen uit te breiden ten behoeve van de opsporing van strafbare feiten, heeft ten slotte de steun van de heer Van Roon.

Het verheugt de heer Van der Staaij (SGP) dat opnieuw een uitvoerig plan voorligt om de criminaliteit met ambitieuze doelstellingen terug te dringen en dat sprake is van continuïteit in het veiligheidsbeleid. Gezien de reacties van de verschillende partijen, is sprake van een uitgekiende mix waarbij aan alle elementen recht wordt gedaan. Iedereen is het erover eens dat zowel preventie als repressie als een goede nazorg van belang is. De vraag is alleen waar het accent moet worden gelegd. Hoewel er de laatste jaren steeds meer aandacht is gekomen voor preventie en nazorg, zal wel altijd sprake moeten zijn van een samenhangend beleid waarin alle aspecten een rol spelen. Veiligheid begint bij voorkómen, maar veiligheid wint ook wel bij vóórkomen.

Er ligt een doelstelling om de criminaliteit in 2010 met 25% te hebben gereduceerd ten opzichte van 2002. Wat is de stand van zaken? Ligt men met de inspanningen van de afgelopen jaren op schema? Is er een tussenbalans te geven? In de brief staat dat de Kamer jaarlijks rond 1 oktober zal worden geïnformeerd over de actuele stand van zaken op de diverse thema’s. Een degelijke voortgangsrapportage over alle plannen die in het veiligheidsprogramma worden vermeld, is inderdaad van belang.

Voor het terugdringen van recidive is de nazorg van groot belang. Maatschappelijke voorzieningen moeten goed aansluiten op justitiële trajecten. De heer Van der Staaij ziet dan ook met belangstelling uit naar het plan van aanpak Aansluiting Nazorg. Ook de persoonsgerichte aanpak staat terecht weer hoog op de agenda.

Veel mooie plannen mislukken omdat er te veel actoren bij betrokken zijn en daardoor vertraging optreedt. Het evaluatierapport inzake de opheffing van het bordeelrapport ligt al weer een tijdje in kast. Wordt een reactie daarop meegenomen bij de behandeling van de kaderwet vergunningen prostitutie? Wanneer komt die wet overigens naar de Kamer? In 2004 is een motie-Van der Staaij aangenomen over het stimuleren en faciliteren van uitstapprogramma’s voor prostituees. In het evaluatierapport staat dat nog maar 6% van de gemeenten daar iets mee doet. Dat is zeer teleurstellend.

Waarom moeten gemeenten pas in 2011 een minimale afstand tussen scholen en coffeeshops als criterium vaststellen en toepassen? Kan dat niet al eerder gerealiseerd worden? Waarom krijgen de gemeenten zoveel vrijheid bij het bepalen van die afstand? Is er al meer zicht op de aanpak van coffeeshops in de grensregio’s?

Bij de jeugdcriminaliteit wordt terecht de nadruk gelegd op snel, consequent en stevig optreden. Het gaat in de praktijk nog steeds niet snel genoeg. De minister kondigt een analyse aan van de huidige doorlooptijd en de knelpunten die zich daarbij voordoen. Dit zal uitmonden in een plan dat erop is gericht de doorlooptijd minimaal conform het ambitieniveau te realiseren. Wanneer kan dat worden verwacht?

Bij cybercriminaliteit is het, gelet op de technische ontwikkelingen, zaak om vooruit te kijken. De heer Van der Staaij kan instemmen met de plannen ten aanzien van de bestrijding van deze vorm van criminaliteit.

De heer Anker (ChristenUnie) kan zich vinden in het voorliggende veiligheidsprogramma. Een van de belangrijkste punten is jeugdcriminaliteit en het voorkomen van recidive. De problemen die hierbij aan de orde zijn, zijn zeer herkenbaar voor de mensen op straat. Daarnaast worden ook heel grote problemen zoals prostitutie en mensenhandel aangepakt.

Hij is blij met ambities op het punt van samenwerking tussen de verschillende ketens en handhaving van de Kalsbeeknorm als het gaat om de doorlooptijden in de strafrechtketen. Dat laatste is van groot belang voor een fatsoenlijk lik-op-stukbeleid. Wanneer zijn de analyse van de huidige doorlooptijd en de knelpunten en het daaruit voortvloeiende plan gereed?

Het kabinet heeft een reactie gegeven op het WODC-rapport over de Glenn Millsscholen. De resultaten zijn nog teleurstellend, maar er wordt gewerkt aan verbeteringen. Een belangrijk punt van aandacht is de begeleiding van de jongeren nadat zij de school hebben verlaten. In die nazorg moet sprake zijn van een persoonsgerichte aanpak. De heer Anker vraagt in dit verband aandacht voor het GAVO-project in de gemeente Utrecht dat zeer succesvol lijkt te zijn. In de plannen die moeten leiden tot een vermindering van recidive is te weinig aandacht voor de schuldenproblematiek. Deze problematiek staat vaak een goede re-integratie in de weg. De fractie van de ChristenUnie heeft in het verleden gepleit voor een schuldenvrije start voor mensen die de gevangenis verlaten.

Er is een actieplan voor de aanpak van overlast en verloedering door jongeren aangekondigd. Hoe staat het met de gedragsbeïnvloedende maatregelen, met het «Doe normaal!-bevel» en het «Ik-doe-normaal-contract»?

De minister van BZK heeft in de brief aangekondigd dat de registratie van 12-minners met delictgedrag onderdeel uitmaakt van de afspraken met de politie. Het vroegtijdig signaleren van probleemgedrag is immers van groot belang. Er is bij deze problematiek echter wel sprake van een overlap, omdat deze leeftijdsgroep ook valt onder de verantwoordelijkheid van de minister voor Jeugd en Gezin. Is er wel sprake van een logische verantwoordelijkheidsverdeling?

De heer Anker begrijpt dat vanwege teruglopende opsporingsresultaten wordt gedacht aan een uitbreiding van het gebruik van vingerafdrukken van vreemdelingen, maar dan moet hierover eerst een advies van het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) worden gevraagd. Hij steunt de aanpak van de winkelcriminaliteit. Het CBP zal echter ook advies moeten uitbrengen over een eventuele lijst van winkeldieven.

De cybercriminaliteit baart grote zorgen. De ontwikkelingen op die gebied gaan ontzettend snel. Het is goed dat de aanpak van de cybercrime als prioriteit wordt bestempeld. Via wetenschappelijk onderzoek zal de komende jaren meer inzicht in de aard, de verschijningsvormen en de daders van cybercrime worden verkregen. De heer Anker is zeer benieuwd naar de concrete resultaten van het onderzoek naar het filteren en blokkeren van internetsites waarop kinderpornografie is aangetroffen.

In het afgelopen halfjaar is een aantal grote bendes die zich bezighielden met mensenhandel opgerold. Het is goed dat ook de jeugdprostitutie en het fenomeen van de loverboys hierbij worden betrokken.

In het coalitieakkoord en het beleidsprogramma zijn stevige afspraken over de aanpak van coffeeshops gemaakt. Op dit moment beschikt 77% van de gemeenten met een coffeeshop al over een afstandscriterium ten opzichte van scholen. Hoe werkt dit in de praktijk? Het is erg belangrijk dat coffeeshops zich buiten het bereik van schoolgaande kinderen bevinden. Hoe wordt gecontroleerd dat dit doel ook daadwerkelijk wordt nagestreefd? Voorts is met betrekking tot de grensstreekproblematiek afgesproken dat de buurlanden geen last mogen hebben van het Nederlandse gedoogbeleid ten aanzien van coffeeshops. Momenteel wordt vanuit Europa veel kritiek geleverd op de concentratie van coffeeshops in Maastricht. Daar wordt eigenlijk een soort wietboulevard gecreëerd. Die zal uiteraard voor de nodige toeloop zorgen. Hoe wordt daarmee omgegaan?

De heer De Wit (SP) merkt allereerst op dat de doelstelling van een reductie van 25% al in 2002 werd geformuleerd en dat men nu ongeveer halverwege de rit is. Het is goed dat er nu meer accent wordt gelegd op preventie en dat in het huidige programma wordt geprobeerd een evenwicht tot stand te brengen tussen die preventie en repressie.

Er wordt in de gevangenissen veel te weinig aandacht besteed aan de behandeling van mensen en aan het streven om mensen door middel van scholing en arbeid meer perspectief te bieden op het moment van terugkeer in de samenleving. Dat zou een veel grotere nadruk moeten krijgen in het veiligheidsprogramma. De goed Nederlands sprekende, langdurig verblijvende en gemotiveerde gedetineerden vallen wel binnen programma’s in de gevangenis, zoals het Programma Terugdringing Recidive, maar de rest van de gevangenispopulatie wordt in feite opgegeven. Vroeger werkte de reclassering vanuit de gevangenis aan de terugkeer van gedetineerden in de samenleving. Nu zijn er medewerkers maatschappelijke dienstverlening in de gevangenissen actief, maar zij komen nauwelijks toe aan de begeleiding van gedetineerden bij hun terugkeer in de maatschappij. De reclassering heeft tegenwoordig een veel beperktere en alleen justitiële taak. Dat zou dus moeten worden teruggedraaid en de reclassering zou moeten terugkeren in de gevangenis. Een gemeente moet uiteraard goed op de hoogte zijn van de terugkeer van een ex-gedetineerde binnen haar grenzen. Gemeenten en reclassering moeten derhalve gezamenlijk optrekken bij de begeleiding en re-integratie van ex-gedetineerden. Probleem hierbij is echter dat de Wet maatschappelijke ondersteuning de gemeenten onvoldoende in staat stelt om die nazorg goed op poten te zetten. Daar moet snel verbetering in komen.

In de brief staat dat Justitie zorg draagt voor een naadloze overdracht van ex-gedetineerden aan de gemeenten en dat hierover afspraken zijn gemaakt in het Bestuursakkoord tussen het Rijk en de VNG. Daarin staat echter alleen dat er afspraken moeten worden gemaakt en dat moet worden gekomen tot een betere formulering van de taken. Kunnen de bewindslieden aangeven hoe die nazorg beter geregeld moet worden?

De heer De Wit is van mening dat de toename van het aantal wijkagenten eind 2011 met 500 fte onvoldoende is. Die extra wijkagenten zullen waarschijnlijk worden ingezet in de probleemwijken, maar er zijn veel meer wijken waar het juist vanuit preventief oogpunt beter zou zijn om meer wijkagenten in te zetten. In de tegenbegroting van de SP wordt gepleit voor een extra inzet van 1500 wijkagenten.

Er dienen voorts meer digitale rechercheurs te worden aangesteld om de cybercrime te bestrijden. Daartoe moet deze functie aantrekkelijker worden gemaakt, omdat er momenteel te weinig gegadigden zijn en er experts van buiten moeten worden ingehuurd. De geringe aantrekkingskracht van deze functie heeft ongetwijfeld te maken met de beloning ervan.

De heer De Wit steunt het uitgangspunt dat er met betrekking tot fraude meer nadruk wordt gelegd op deskundigheid en capaciteit. Bij de politie, het OM en de rechterlijke macht moeten meer mensen worden aangesteld die gespecialiseerd zijn op het terrein van fraude. Dat pleidooi wordt al jaren door zijn fractie gevoerd.

Hij is ten slotte van mening dat het voorstel om het gebruik van vingerafdrukken van vreemdelingen uit te breiden, de moeite waard is. Er mag immers alleen gebruik worden gemaakt van vingerafdrukken die zijn genomen ter uitvoering van de vreemdelingenwetgeving als aan bepaalde criteria is voldaan.

Antwoord van de bewindslieden

De minister van Justitie constateert als coördinerend bewindspersoon van het project Veiligheid begint bij voorkomen dat er brede overeenstemming is over de benadering van het veiligheidsvraagstuk. Hoewel veiligheid vooral een zaak is van de departementen van Justitie en BZK, zijn ook veel andere ministeries erbij betrokken. Die gezamenlijke verantwoordelijkheid is juist de kracht van het project. Er is sprake van een veelomvattend project met een concrete uitwerking op verschillende onderdelen.

Het kabinet heeft zich gerealiseerd dat alleen een strafrechtelijke sanctie niet genoeg is om vernielingen, lichte vormen van geweldpleging en dergelijke te verminderen. Daarom heeft in het huidige beleid de preventie een plaats gekregen in het reageren op overlast en andere vormen van criminaliteit. Er is gekozen voor een combinatie van preventie, bestuurlijke en strafrechtelijke handhaving en nazorg. Daarbij spelen een persoonsgerichte aanpak en het voorkomen van recidive een grote rol. Het is voorts van groot belang dat de zorg die tijdens de detentie of de toepassing van de gedragsbeïnvloedende maatregel is verleend, niet wordt stopgezet op het moment dat iemand na afloop van de strafrechtelijke interventie terugkeert in de maatschappij. Over deze nazorg zijn met de VNG afspraken gemaakt in het Bestuursakkoord. Aan de gemeenten zijn hiervoor ook middelen beschikbaar gesteld. Uiteraard is er ook een relatie, afhankelijk van de leeftijd van betrokkene, met de leerplicht of de deelname aan het arbeidsproces.

De Veiligheidshuizen vervullen een belangrijke rol. Met de introductie van deze Veiligheidshuizen zijn de samenwerkingsverbanden binnen de organisatie van de veiligheid sterk verbeterd. In deze huizen werken gemeenten, jeugden zorginstellingen, politie en justitie samen aan een persoonsgerichte en gebiedsgerichte aanpak van criminaliteit en overlast. In 2008 zal een uitbreiding plaatsvinden van het aantal Veiligheidshuizen, zodat er uiterlijk in 2009 sprake zal zijn van een landelijk dekkend systeem.

Bij de persoonsgerichte aanpak spelen de omgevingsfactoren uiteraard een belangrijke rol. Het kabinet realiseert zich dat de Marokkaanse en Antilliaanse Nederlanders zijn oververtegenwoordigd in de crimineel hyperactieve groep van jongemannen, maar het wil zich verre houden van verkeerde generalisaties. Daar is niemand mee gediend. Er moet worden gekeken naar de positieve en negatieve aspecten in de gezinssituatie. De Kamer zal overigens binnenkort een brief van de ministers van Justitie en voor WWI over de aanpak van criminaliteit onder Antilliaans-Nederlandse jongemannen ontvangen. Een ander onderdeel van die persoonsgerichte aanpak is het onderkennen van risicosignalen voordat de leeftijd van 12 jaar wordt bereikt. Daar speelt ook het onderwijs een rol in. Op dat punt moet uiteraard een doorverbinding worden gemaakt naar het beleid van de minister voor Jeugd en Gezin.

Vuurwapens en handboeken behoren niet tot de standaarduitrusting van bijzondere opsporingsambtenaren (BOA’s). Per functie wordt bekeken welke uitrusting wenselijk is.

Het kabinet streeft naar een reductie van de criminaliteit en de overlast in 2010 met 25% ten opzichte van 2002. Hoewel er inmiddels sprake is van belangrijke vooruitgang op verschillende punten van criminaliteitsbestrijding, valt nog altijd het nodige te doen op het punt van de geweldscriminaliteit. Daaraan zal nog meer aandacht worden besteed. Het Actieplan tegen geweld uit 2005 zal op een aantal onderdelen worden geïntensiveerd. Het pakket is uitgebreid met maatregelen voor een intensieve op de persoon gerichte aanpak met bewustwordingsacties gericht op scholieren en mensen in het uitgaansleven. Aan de mensen in de horeca zijn nieuwe middelen aangereikt om hun controlerende functie te versterken.

De invoering van een landelijke registratie van etniciteit met betrekking tot gevallen van huiselijk geweld is afhankelijk van de aanpak en ontwikkeling van de ICT-systemen. Het kabinet is zich bewust van het belang van een verbetering van de registratie in de komende jaren. Daartoe is al gestart met een paar veelomvattende en lastige projecten.

Voor het terugdringen van recidive is een sluitende overdracht van ex-gedetineerden naar gemeenten en andere vormen van zorg zeer belangrijk. Dat is in het met de VNG gesloten Bestuursakkoord een bijzonder punt van aandacht. In het gevangeniswezen zijn begin 2006 medewerkers maatschappelijke dienstverlening (MMD’ers) aangesteld die onder andere verantwoordelijk zijn voor een screening van gedetineerden op de meest relevante aandachtsgebieden, zoals identiteitsbewijs, zorg, inkomen, onderwijs en huisvesting. Voorts zijn in 340 gemeenten contactpersonen voor de aansluiting van de nazorg aan ex-gedetineerden aangesteld die de informatie van de MMD’ers over de ex-gedetineerden ontvangen en verwerken. Met de invoering van het Digitaal Platform Aansluiting Nazorg in april 2007 is het mogelijk geworden om digitaal gegevens uit te wisselen tussen het gevangeniswezen en de gemeenten.

In het kader van het vorig jaar gesloten Bestuursakkoord wordt onderzoek verricht naar de aard en omvang van de problematiek van de gedetineerden. Dit onderzoek wordt in de eerste helft van 2008 opgeleverd. De komende jaren zal de samenwerking tussen het gevangeniswezen en de gemeenten ten behoeve van een succesvolle re-integratie van ex-gedetineerden verder worden uitgebreid en verbeterd. Daarbij zullen concrete afspraken worden gemaakt tussen Justitie, gemeenten en maatschappelijke instellingen.

De minister kan zich vinden in de suggestie om de ministeries van Justitie en BZK te betrekken bij het nationale opvoeddebat. Tenslotte leveren deze ministeries inmiddels op een wat meer dringende en dwingende manier hun bijdrage aan de opvoeding. Met het opleggen van gedragsbeïnvloedende maatregelen aan jeugdigen wordt immers een stevig pedagogisch element ingebouwd in de strafoplegging door rechters. Er is een aantal mogelijkheden om jeugdige veelplegers langer buiten de maatschappij te plaatsen, zoals jeugddetentie, de PIJ-maatregel en de ondertoezichtstelling met jeugdzorg. Voorts zal de Wet gedragsbeïnvloeding jeugdigen per 1 februari 2008 in werking treden. De doelstellingen van de campussen zijn breder dan het buiten de maatschappij plaatsen van jongeren. Daarvoor kan worden verwezen naar het algemeen overleg over die campussen. De mogelijkheid om bij 16- en 17-jarigen na twee veroordelingen het volwassenenstrafrecht in te zetten, bestaat al in artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht. Daarvoor zijn uiteraard wel criteria opgesteld. De minister zal deze mogelijkheid nog eens nadrukkelijk onder de aandacht van het Openbaar Ministerie brengen. Hij ziet geen reden voor een wetswijziging.

Wat de berichtgeving in de media over kortere straffen aan jeugdigen betreft, wijst de minister erop dat RTL Nieuws alleen gekeken heeft naar het gemiddeld aantal detentiedagen van minderjarigen in de periode 1998–2006. Dat gemiddelde kan een verkeerd beeld geven. De minister ziet juist dat de rechters vaker jeugddetentie opleggen. Die groei zit vooral in de korte vrijheidsstraf tot en met drie maanden, maar ook het aantal veroordelingen met jeugddetentie langer dan drie maanden neemt licht toe. Door de grote groei van de korte vrijheidsstraffen is de totale groei gemiddeld gedaald. Hij erkent dat de duur van detentie een relevante factor is, maar dat is niet de enige factor. Er zijn ook andere vormen van sanctiemodaliteiten en combinatiemogelijkheden.

Maatregelen hebben de grootste invloed op het gedrag en daarmee het grootste preventieve effect op jongeren indien zij snel en consequent volgen op het regeloverschrijdende gedrag. De mogelijkheid om jeugdigen snel voor de rechter te brengen is uiteraard ook afhankelijk van de capaciteit van de rechters. Dat is dan ook een belangrijk punt van bespreking met de Raad voor de rechtspraak. De snelheid van afdoening wordt mede bepaald door de mogelijkheden die er de komende jaren zullen zijn op basis van de Wet OM-afdoening om te komen tot substitutie van rechterlijke afdoening door andere vormen van strafrechtelijke afdoening. De snelheid van werken wordt ook in hoge mate bepaald door het tempo waarin zorgcapaciteit, inclusief de pedagogische vormen van straffen en maatregelen, beschikbaar is na het signaleren van een probleemgeval. Op dat punt is nog een heleboel winst te behalen. Het plan inzake de doorlooptijden in de strafrechtketen zal naar verwachting in het najaar van 2008 gereed zijn. Ook de minister vindt het fenomeen «happy slapping» verwerpelijk.

De minister onderkent dat een schuldenproblematiek funest kan zijn voor een succesvolle terugkeer van een ex-gedetineerde in de maatschappij. In het plan van aanpak Maatschappelijke Opvang is een modelprocedure voor schuldhulpverlening en schuldsanering opgenomen. Daarbij is ook het CJIB betrokken.

In de brief van 12 november 2007 inzake de uitbreiding van het gebruik van vingerafdrukken van vreemdelingen wordt het juridisch beoordelingskader uitgebreid beschreven. De minister acht een advies van het CBP over deze uitbreiding niet nodig, omdat al voldoende kennis aanwezig is en geen nieuwe wetgeving aan de orde is. De brief gaat alleen over het Nederlandse beleid. Wat het internationale beleid betreft, heeft de Europese Commissie een voorstel ingediend voor een Raadsbesluit dat de toegang tot het visuminformatiesysteem (VIS) regelt voor nationale autoriteiten van de EU-lidstaten. In dat VIS zullen onder meer persoonsgegevens van visumaanvragers worden opgeslagen, waaronder gegevens omtrent vingerafdrukken. Als dat Raadsbesluit zal leiden tot wijziging van de Vreemdelingenwet, zal dat uiteraard langs het CBP worden geleid.

Volgens de Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven (MCB) is in de periode 2004–2006 sprake van een daling van de criminaliteit tegen ondernemers met gemiddeld 10%. In de detailhandel is die criminaliteit zelfs gedaald met 26%. Om die lijn door te zetten, is vorig jaar het Actieplan Veilig Ondernemen (AVO) deel 3 opgesteld. AVO-3 bevat negen nieuwe projecten. Het aantal overvallen op winkels is helaas gestegen van 552 in 2006 naar 643 in 2007. Over deze problematiek heeft onlangs overleg plaatsgevonden met vertegenwoordigers van de detailhandel. De Kamer zal uiterlijk in maart 2008 worden geïnformeerd over de resultaten van de MCB.

Wat de opmerkingen over een lik-op-stukbeleid, snelrecht en zittingen betreft, verwijst de minister naar de toezeggingen van de staatssecretaris van Justitie in het vragenuur van 15 januari.

In de loop van 2008 zullen concrete maatregelen tegen cybercrime worden uitgewerkt. Daarover zal de Kamer schriftelijk worden geïnformeerd. In de brief van december 2007 is ingegaan op de rol van het Kadaster bij de opsporing en vervolging van financieel-economische criminaliteit. De aanpak van criminaliteit via internetcafés en belwinkels krijgt een plaats bij het onderwerp «rechtshandhaving op het internet». Op 6 maart 2008 vindt een algemeen overleg plaats over onder meer de plukze-wetgeving. Een analyse wordt in de loop van dit jaar uitgevoerd. In dat overleg zal ook worden gesproken over de aanpak van fraude.

De Kamer zal binnenkort een brief ontvangen over de aanpak van mensen die mensenrechten schenden en oorlogsmisdadigers. Ook de minister vindt dit van groot belang.

Het vaststellen van een afstandscriterium voor coffeeshops ten opzichte van scholen vergt een geleidelijke opbouw. Sommige gemeenten moeten hiervoor nog beleid ontwikkelen. Daarover wordt intensief contact gevoerd. Over de grensstreekproblematiek worden in de eerste helft van 2008 afspraken gemaakt. Ook de minister vindt de resultaten van het GAVO-project voor verslaafden veelbelovend. Hij ondersteunt deze aanpak die onder verantwoordelijkheid van de gemeente plaatsvindt.

Er bestaat geen verschil van inzicht over de noodzakelijke aanpak van de criminaliteit door Oost-Europese bendes (mobiel banditisme). In de Eurregio Nederland-België-Duitsland zijn daarover concrete afspraken gemaakt. Het joint investigation team kan worden beschouwd als een mogelijk instrument bij de aanpak van deze criminaliteit.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is bereid om te kijken naar de mogelijkheid om framenummers verplicht in fietsen te slaan. Dit element zal worden meegenomen in het plan van aanpak dat dit voorjaar naar de Kamer komt.

De Kamer ontvangt binnenkort een actieplan voor de aanpak van overlast en verloedering. Daarin zitten heel veel elementen die te maken hebben met de aanpak van criminele jongeren dan wel het voorkomen van crimineel gedrag bij jongeren. In gemeenten zijn inmiddels de nodige projecten gestart ter voorkoming en vermindering van jeugdcriminaliteit. Sommige van die projecten hebben een strafrechtelijk karakter terwijl andere zich bijvoorbeeld richten op leren en werken. De minister zal al die projecten op een rij zetten en kijken welke het meeste effect sorteren.

De staatssecretaris van Justitie heeft de Kamer inmiddels geïnformeerd over het WODC-rapport over de Glenn Millsscholen. De Kamer zal voor de zomer informatie ontvangen over de effectiviteit van een negental pilotprojecten.

Aan gemeenten wordt momenteel gevraagd om interessante casussen voor te leggen op grond waarvan kan worden beoordeeld of het uitbreiden van de werkingssfeer van de Wet BIBOB noodzakelijk, wenselijk en effectief is. De Kamer zal daar voor de zomer over worden geïnformeerd.

Op basis van de Wet personenvervoer kan door de vervoerder al een vervoersverbod worden opgelegd aan notoire zwartrijders of aan burgers die de orde, de rust en de veiligheid of de goede bedrijfsgang verstoren. Voorts kan de rechter op grond van het Wetboek van Strafrecht een dergelijk verbod opleggen. De minister erkent dat de handhaving van een dergelijk verbod complexer is dan bijvoorbeeld een stadionverbod, omdat bij het gebruik van openbaar vervoer de tijd en plaats niet van tevoren bekend zijn.

Het kabinet streeft naar een substantiële vermindering van fietsendiefstal. Strikte handhaving, toezicht en controle door de gemeenten en de politie zijn daarvoor noodzakelijk. Daarover worden afspraken gemaakt.

Er zijn landelijke afspraken met de politie en de VNG over de aanpak van criminaliteit. In alle convenanten en contracten wordt geformuleerd wat het kabinet van de partners verwacht en wat zij van het kabinet kunnen verwachten. De implementatie van het beleid geschiedt uiteraard ook op basis van vertrouwen. Ook de politie en de gemeenten willen immers dat de criminaliteit wordt teruggedrongen.

De minister erkent dat de aanstelling van extra forensische assistenten en wijkagenten extra werk voor rest van de keten met zich brengt. Het kabinet heeft hierin ook een verantwoordelijkheid, maar het is met name de verantwoordelijkheid van de partners in die keten: de politie, het OM en de zittende magistratuur.

Er wordt momenteel hard gewerkt aan de kaderwet vergunningen prostitutie. Het wetsvoorstel zal eind 2008 aan de Kamer kunnen worden aangeboden.

Inmiddels heeft al 77% van de gemeenten met coffeeshops een afstandscriterium ten opzichte van scholen in de APV opgenomen. In 2011 zullen alle gemeenten een afstandscriterium moeten hebben vastgesteld. Er is geen landelijke norm vastgesteld. Het afstandscriterium ligt rond de 250 meter. Dat is redelijk.

Nadere gedachtewisseling

De heer Çörüz (CDA) herinnert de minister van BZK aan de passage in de brief waarin staat dat de regering zijn motie overneemt waarin wordt verzocht om alle rijksprogramma’s met, voor en door jongeren door de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie te laten beoordelen en van een keurmerk te voorzien en gemeenten en provincies de mogelijkheid te bieden om hun projecten te laten beoordelen door deze commissie.

De heer Teeven (VVD) spreekt nogmaals de wens uit dat er bij problemen ’s avonds en in het weekend snelrecht mogelijk is. De minister van Justitie dient daarover in contact te treden met de Raad voor de rechtspraak en de zittende magistratuur.

De heer De Roon (PVV) vraagt of de minister van Justitie nog steeds van mening is dat geen landelijk team nodig is om de terreur van de Oost-Europese bendes aan te pakken. Hoe zit het nu precies met het joint investigation team? Is dat er nu gekomen of niet? Hij vindt het antwoord van de minister van BZK dat de verantwoordelijkheid voor voldoende tactische recherchecapaciteit bij de politie zelf ligt, niet bevredigend en kondigt een motie hierover aan.

De heer Anker (ChristenUnie) constateert dat de problematiek van de 12-minners met delictgedrag zowel door Jeugd en Gezin als door BZK en Justitie wordt aangepakt. Er is al het nodige in gang gezet en er worden ook maatregelen aangekondigd. Zo zal een landelijk registratiemodel worden ingevoerd. Tegelijkertijd is Jeugd en Gezin met een elektronisch kinddossier bezig. Er moet voor worden opgepast dat niet te veel beleid op een en dezelfde groep wordt gezet.

De heer Anker vindt het van groot belang dat coffeeshops echt buiten het bereik van kinderen blijven. Kan bijvoorbeeld halverwege het project inzicht worden gegeven in het effect van het instellen van een afstandscriterium?

De heer De Wit (SP) wil weten wanneer de nazorg die gemeenten moeten bieden, daadwerkelijk zal verbeteren.

De minister van Justitie memoreert dat in opdracht van zijn ministerie in het vierde kwartaal van 2007 de campagnes «loop jij wapenvrij?» en «ik draag geen wapen» van start zijn gegaan om jongeren bewust te maken van de risico’s van wapenbezit. Uiteraard zal handhavend moeten worden opgetreden als wapens worden aangetroffen. Er is op dit gebied dus sprake van preventie en repressie. De repressieve aanpak wordt geconcentreerd op de messen die het meest worden gedragen en die door het draaggemak en de snelle ontgrendeling het hoogste illegaal gebruiksrisico opleveren.

De joint investigation teams komen traag op gang, omdat de procedure die is gebaseerd op de Europese en Nederlandse wetgeving voor de inzet van dergelijke teams nogal bewerkelijk is. Er kan in de grensoverschrijdende samenwerking echter ook gekozen worden voor een andere vorm van samenwerking tussen politie en recherche van verschillende landen. De minister is wel van opvatting dat de mogelijkheden van de joint investigation teams moeten worden benut als die een meerwaarde hebben, bijvoorbeeld bij de bestrijding van mensenhandel.

De minister zal de Kamer schriftelijk inlichten over de besluiten die zullen worden genomen ter bestrijding van criminaliteit tegen het bedrijfsleven zodra de resultaten van de Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven bekend zijn.

De minister wijst erop dat de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie de effectiviteit van gedragsinterventies beoordeelt voordat die interventies worden toegepast en ingevoerd. De minister van BZK heeft voorgesteld om lopende projecten in gemeenten te inventariseren en te bezien welke projecten effectief zijn. Daarbij gaat het om een meeromvattend terrein.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wacht de motie van de heer De Roon over extra formatie in de keten van politie en justitie met belangstelling af.

Het plan van aanpak overlast en verloedering is een coproductie van verschillende ministeries waarbij BZK een coördinerende rol heeft. Jeugd en Gezin is hier dus bij betrokken. Binnenkort zal kunnen worden gesproken over de inhoud van dat plan van aanpak.

Toezegging

– De minister van Justitie zal een brief aan de Kamer zenden over de joint investigation teams en andere onderwerpen.

De voorzitter van de commissie voor Justitie,

Pater-van der Meer

De voorzitter van de commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Leerdam

De griffier van de vaste commissie voor Justitie,

Nava


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), De Wit (SP), Van der Staaij (SGP), Kamp (VVD), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Velzen (SP), Azough (GroenLinks), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk), Kalma (PvdA), De Roon (PVV), Pechtold (D66), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA) en Anker (ChristenUnie).

Plv. leden: Sterk (CDA), Langkamp (SP), Van der Vlies (SGP), Weekers (VVD), Smeets (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Jager (CDA), Jonker (CDA), Roemer (SP), Jan de Vries (CDA), Abel (SP), Halsema (GroenLinks), Dezentjé Hamming (VVD), Van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Fritsma (PVV), Koşer Kaya (D66), Gill’ard (PvdA), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Slob (ChristenUnie).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van Beek (VVD), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Haverkamp (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith (VVD), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker (ChristenUnie).

Plv. leden: Teeven (VVD), Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Atsma (CDA), Van Gent (GroenLinks), Knops (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Aptroot (VVD), Zijlstra (VVD), Van Gerven (SP), Heerts (PvdA), Çörüz (CDA), Remkes (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Timmer (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA), Cramer (ChristenUnie) en Vermeij (PvdA).

Naar boven