28 676
NAVO

nr. 44
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 21 januari 2008

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft op 4 december 2007 overleg gevoerd met minister Verhagen van Buitenlandse Zaken over:

– de geannoteerde agenda van de bijeenkomst van ministers van Buitenlandse Zaken van de NAVO van 6 en 7 december 2007 (28 676, nr. 42).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Volgens de heer Van Baalen (VVD) is een van de lessen die uit de missie in Uruzgan getrokken kunnen worden dat het nog steeds niet is gelukt om tot «common funding» te komen voor dit soort moeilijke operaties. Welke stappen gaat de regering op dat gebied zetten? De NAVO moet haar afspraken met landen die deelnemen aan missies nakomen. Nederland doet veel voor de NAVO, maar wat doet de NAVO voor Nederland? Wil de minister dit tijdens de bijeenkomst aan de orde stellen? Waarom lost de NAVO Nederland niet af in Uruzgan? De aflossing is trouwens bij elke operatie waaraan Nederland deelneemt van groot belang.

De minister van Financiën heeft de NAVO-respons teleurstellend genoemd. Is de minister van Buitenlandse Zaken het daarmee eens?

Is de minister het met de VVD-fractie eens dat Nederland, als het aan een belangrijke militaire operatie deelneemt, niet ook nog eens extra verplichtingen op zich moet nemen in het kader van andere militaire operaties, waar ook ter wereld?

De heer Van Bommel (SP) constateert dat er sprake is van een crisis in de NAVO. Dat heeft te maken met de toestand in Afghanistan, maar ook met de NAVO als organisatie. De secretaris-generaal van de NAVO wil een discussie over het strategisch concept. Het vorige concept is in 1999 vastgesteld, maar sindsdien is er veel veranderd. Een deel van de NAVO-lidstaten lijkt de discussie daarover uitdrukkelijk uit de weg te willen gaan. Wat is de positie van de Nederlandse regering daarin? Vrijwel alle lidstaten zien de situatie in Afghanistan als een testcase. Wat is de opvatting van de regering over de relatie tussen Afghanistan en de situatie waarin de NAVO zich bevindt? Is de regering van mening dat de oorlog in Afghanistan in plaats van als een bedreiging voor het voortbestaan van de NAVO ook gezien zou kunnen worden als een mogelijkheid tot hervorming? Iedereen erkent dat de NAVO in Afghanistan een moeilijke taak vervult. Dit zou kunnen leiden tot een andere kijk op de NAVO en daarmee tot een wijziging van het strategisch concept.

Wordt er tijdens de bijeenkomst ook gesproken over onderhandelingen betreffende Afghanistan? Er zou ruimte moeten zijn – naast militaire aanwezigheid en offensieve operaties – voor onderhandelingen met de Taliban, om uiteindelijk te komen tot een vredesregeling, amnestie en dergelijke.

Welke aanbevelingen doet de Nederlandse regering voor eventueel NAVO-optreden in Pakistan? Een groot deel van het probleem met Afghanistan vindt eigenlijk zijn oorzaak in Pakistan. De NAVO opereert wel in het grensgebied, maar omdat de grens met Pakistan open is, blijft het probleem bestaan.

Amerika leidt de operatie Enduring Freedom. Is dit binnen de NAVO onderwerp van debat? De NAVO neemt volop deel aan ISAF, maar de Amerikanen bepalen zelf de agenda voor Enduring Freedom.

Het strategisch concept zal aan de orde komen in het kader van het zestigjarig bestaan van de NAVO. Wordt daarover ook een discussie gevoerd in Nederland? In 1999 is er nauwelijks debat geweest in de Kamer over de toenmalige herziening van het strategisch concept. De SP-fractie zal het debat zeker aangaan met de regering, maar eigenlijk zou er ook een publiek debat moeten worden gevoerd. Het gaat immers om de toekomst van een van de belangrijkste veiligheidsinitiatieven ter wereld. Deelt de regering de opvatting dat er ook een publiek debat moet worden gevoerd?

Het kernwapenbeleid staat ter discussie. Blijft de huidige doctrine van de NAVO daaromtrent gehandhaafd? Wanneer verwacht de minister een vergadering van de Nuclear Planning Group? De heer Van Bommel verwijst in dit verband met name naar de relatie tussen de VS en India.

Heeft de regering een eigen standpunt over de toetreding van Georgië? De wens van Georgië daartoe heeft meer te maken met de relatie tussen Rusland en Georgië dan met die tussen Georgië en de NAVO.

Kan de minister ingaan op de relatie tussen de betrokkenheid van EU-lidstaten bij het Amerikaanse raketschild en de NAVO? Het raketschild heeft grote gevolgen voor de veiligheid van Europa en voor de relatie tussen Europa en Rusland.

De heer Van Dam (PvdA) sluit zich aan bij de vragen die zijn gesteld over de herziening van het strategisch concept. In Boekarest dient ook de «common funding» aan de orde te komen. Daarbij moeten afspraken worden gemaakt over de verdeling van risico’s en lasten. Eerdere afspraken op dat gebied zijn door de NAVO niet nagekomen. De heer Van Dam is dan ook van mening dat de Nederlandse regering haar teleurstelling over de respons met betrekking tot de inzet in Afghanistan tijdens de NAVO-top moet uiten. Nederland heeft nu duidelijk eenzijdig aangegeven dat het hoe dan ook zijn troepen uit Uruzgan zal terugtrekken na 1 augustus 2010. De heer Van Dam neemt aan dat de minister dit signaal duidelijk aan de NAVO-partners zal overbrengen. Tijdens de top in Boekarest in april 2008 zal worden gesproken over de gezamenlijke ISAF-strategie. Dat is belangrijk, want nu gaan te veel lidstaten min of meer hun eigen weg.

De VS volgen ten opzichte van Pakistan een andere strategie dan Nederland. Gelet op de grote consequenties daarvan voor de ISAF-missie in Afghanistan is dat zeer onwenselijk. Daarom zou het goed zijn, op de NAVO-top de situatie in Pakistan te agenderen. De strategie ten opzichte van Pakistan heeft enorme repercussies voor de situatie in Afghanistan.

Te hopen valt dat na de recente verkiezingen de buitenlandkoers van Rusland wat gematigder zal worden en dat er met dit land meer kan worden samengewerkt, bijvoorbeeld op het gebied van het raketschild en het verdrag over conventionele wapens. Wat betreft de uitbreiding van de NAVO merkt de heer Van Dam op dat de NAVO niet voor niets naast een militair ook een politiek bondgenootschap is. Voor de toetreding van nieuwe lidstaten behoren dus bepaalde eisen te gelden, ook op het gebied van democratie en mensenrechten. In dat opzicht heeft de heer Van Dam grote bedenkingen bij landen als Georgië, Oekraïne en Albanië. Toetreding van deze staten ondermijnt het draagvlak van het bondgenootschap. Hoe staat de regering hier tegenover?

Mevrouw Van Gennip (CDA) steunt een ambitieuze inzet bij de komende bijeenkomst in Brussel en de NAVO-top in Boekarest. Het belang van de NAVO wordt niet minder in nieuwe tijden, maar de nieuwe tijden nopen wel tot een herziening van het militaire en politieke concept. Hoe staat het met het aangekondigde nieuwe strategische concept en wanneer wordt de Kamer daarover geïnformeerd?

De noodzakelijke transformatie van de NAVO is geen doel op zich, maar een middel om de gezamenlijke belangen van het bondgenootschap na te streven.

Kan de minister zijn visie geven op de uitbreiding van de NAVO en op de samenwerkingsverbanden waarvan in de brief gewag wordt gemaakt? Kan hij aangeven met welk land op welke manier en met welk doel wordt samengewerkt? Wat is zijn visie op de verschillende vormen van samenwerking, versus volwaardig lidmaatschap? Wat is de rol van de NAVO? Ultimo is dat de verdediging van het grondgebied van de lidstaten, maar moet de NAVO de politieagent van de wereld worden? Zo ja, wat is dan de rol van de Verenigde Naties? Daarover zal een discussie moeten worden gevoerd.

Kan de minister concreet ingaan op de stand van zaken met betrekking tot het «membership action plan» voor Kroatië, Albanië en Macedonië? Wat is de inzet van de Nederlandse regering op dit gebied? Nieuwe lidstaten mogen pas toetreden als aan de eisen is voldaan. De genoemde landen hoeven bovendien niet als groep toe te treden.

De samenstelling van de EU battle groups mag niet ten koste gaan van de inzetbaarheid van de NAVO, met name van ISAF. De NATO Response Force (NRF) is op dit moment ondergeschikt aan de inzet in Afghanistan. Voor de CDA-fractie heeft ISAF thans prioriteit.

Het is een goede zaak dat tijdens de volgende NAVO-top op Nederlands initiatief een geïntegreerd strategisch politiek-militair plan voor de langetermijnstrategie van de NAVO in Afghanistan zal worden besproken. Het delen van risico’s is de kern van het bondgenootschap en daarom is het van groot belang dat NAVO-partners meedoen in het zuiden van Afghanistan. Het is dan ook een goede zaak dat een vijftal landen aansluit. De overdracht van taken na afloop van de missie en het vinden van een opvolger is primair de verantwoordelijkheid van de NAVO als organisatie. De CDA-fractie vindt dat die verantwoordelijkheid veel duidelijker moet worden uitgesproken door de NAVO.

De missie in Afghanistan is complex en zwaar. Hoe staat het met de samenwerking? De minister schrijft over lessen die geleerd zijn, maar hoe worden de verbeteringen doorgevoerd?

Het is aan de huidige lidstaten om te bepalen wie tot de NAVO mag toetreden. Dit betekent dat Rusland geen vetorecht heeft. Het belang van een serieuze dialoog over de intenties van de NAVO is echter groot. Een Rusland dat zich bedreigd voelt, is immers een gevaarlijk Rusland. Het raketschild mag geen splijtzwam worden binnen de NAVO en in de verhouding tussen de NAVO en Rusland. Wat is de stand van zaken in het overleg met Rusland? Op welke manier wordt invulling gegeven aan de uitspraak van de secretaris-generaal van de NAVO dat het bondgenootschap dan maar moet aansluiten bij het Amerikaanse systeem? Kan de minister met betrekking tot Rusland aangeven wat de positie is van het CSE-verdrag, het verdrag inzake conventionele wapens? Is daarover meer duidelijkheid ontstaan tijdens de onlangs gehouden OVSE-top?

Antwoord van de minister

De minister merkt op dat de aanstaande bijeenkomst in Brussel in het teken staat van de voorbereiding van de top in Boekarest. Dat zou oorspronkelijk een uitbreidingstop worden, maar in de loop van de tijd is de agenda veel breder geworden. Het is van belang dat ook de toekomst van de NAVO aan de orde komt: hoe staan de zaken ervoor, ook in relatie tot de belangrijkste operaties, en hoe kan de NAVO de nieuwe uitdagingen oppakken waarmee het bondgenootschap geconfronteerd wordt? Het inspelen op de uitdagingen van deze tijd is een voortdurend proces.

Tijdens de bijeenkomst in Brussel zal er uiteraard veel aandacht worden besteed aan de situatie in Afghanistan, want dat is een van de belangrijkste uitdagingen waar het bondgenootschap thans voor staat. De minister zal de bondgenoten informeren over het besluit van de Nederlandse regering inzake de missie in Uruzgan en daarbij uitdrukkelijk aangeven dat het Nederlandse parlement zich nog over de verlenging van de missie moet uitspreken. Hij zal daarbij geen onduidelijkheid laten bestaan over de einddatum van de Nederlandse bijdrage aan de missie in Uruzgan. De veiligheid in Afghanistan is in het belang van de veiligheid van het bondgenootschap. De minister benadrukt dat Nederlandse militairen in Afghanistan niet alleen strijden tegen traditionele Taliban/Afghanen, maar ook tegen internationale terroristische netwerken. Er zijn ook Marokkaanse, Oezbeekse, Tsjetsjeense en Bosnische strijders actief. De directe veiligheid, ook van Nederlandse burgers, is dan ook een belangrijk motief voor de inzet in Afghanistan.

In Riga is besloten tot een tijdelijke gemeenschappelijke financiering van de kosten van strategisch luchttransport voor snelle ontplooiing van de NATO Response Force (NRF). Het argument daarvoor was dat de noodzakelijke uitgaven uitgaan boven wat redelijkerwijs verwacht mag worden van een lidstaat die toevallig aan de beurt is om troepen te leveren. De uitwerking van dat besluit is inmiddels rond. De meest recente ontwikkeling is het besluit tot gezamenlijke financiering van het commercieel inhuren van helikopters voor Afghanistan. Er lijkt meer draagvlak te ontstaan bij andere partners om over common funding te spreken. Het is inderdaad nog niet gelukt om daarover in zijn totaliteit afspraken te maken, maar de secretaris-generaal van de NAVO heeft de noodzaak daartoe onderstreept. De Nederlandse regering deelt dit standpunt.

De minister wijst erop dat de Kamer destijds heeft verzocht om samenwerkingsvormen uit te werken met landen die niet traditioneel tot het NAVO-grondgebied behoren, zoals Australië en Japan. Nadere samenwerkingsafspraken zijn nodig voor een gezamenlijke modus operandi. De traditionele taak van de NAVO, dat wil zeggen de bescherming van het eigen grondgebied, wordt tegenwoordig veel breder ingevuld. De NAVO is een regionale veiligheidsorganisatie, maar ontplooit op verzoek van de Verenigde Naties in toenemende mate ook buiten het eigen grondgebied activiteiten. Na de val van de Berlijnse Muur zijn uitvoerige discussies gevoerd over nut en noodzaak van de NAVO, ook door regering en Kamer. Daarbij is zeer nadrukkelijk het belang van de NAVO als regionale veiligheidsorganisatie bepleit, in het kader van de gewijzigde mondiale werkelijkheid. Dit heeft geleid tot de vaststelling van het strategisch concept in 1999. Voor de top in Boekarest zal de Kamer nader worden geïnformeerd over de vraag of het strategisch concept moet worden herzien. Er zijn ideeën om het zestigjarig bestaan van de NAVO te markeren met een herziening van het strategisch concept. Het bondgenootschap wordt immers gesteld voor nieuwe uitdagingen. Daarom vindt de minister het prima dat de lidstaten zich buigen over de vraag wat hen bindt en waar zij voor staan. Het is echter maar de vraag of dat moet leiden tot verandering van het strategisch concept. In het huidige strategisch concept is ook rekening gehouden met nieuwe dreigingen in de vorm van terrorisme, massavernietigingswapens en falende staten. Op de NAVO-top in Riga is vorig jaar de «comprehensive political guidance» vastgesteld, die het strategisch concept aanvult.

De ervaringen die zijn opgedaan in Afghanistan noodzaken tot herbezinning op de vraag hoe de samenwerking met nieuwe partners, waaronder ngo’s, vorm krijgt. Het gaat om een «comprehensive approach», die veel breder is dan alleen de militaire aspecten. Bezien moet worden welke lessen uit de opgedane ervaringen kunnen worden getrokken voor de NAVO in het algemeen. Consensus daarover wordt echter niet in de eerste plaats bereikt via een discussie over een nieuw strategisch concept. Een dergelijk concept zal hooguit de weerslag kunnen zijn van bestaande consensus.

Het kabinet spreekt met één mond; de regels op dat gebied zijn duidelijk. Alle bewindslieden staan dan ook achter het standpunt van het kabinet dat is verwoord in de artikel 100-brief. Dit geldt ook voor de minister van Financiën, tevens vicepremier. De bewindsman begrijpt de teleurstelling van de vicepremier, maar die betreft de NAVO als geheel. In de artikel 100-brief staat dan ook duidelijk dat de NAVO-solidariteit beperkter is geweest dan waarop Nederland had gehoopt. Overigens moet niet worden onderschat wat de NAVO-lidstaten gezamenlijk in Afghanistan doen. Bovendien zijn er in Afghanistan ook andere landen actief; in totaal gaat het om 37 000 militairen uit 41 landen. Er is dus geen sprake van dat er helemaal geen NAVO-solidariteit is. Wel had de Nederlandse regering gehoopt op een grotere bijdrage van andere landen in Uruzgan. Nederland levert in Uruzgan een forse bijdrage, maar aan een andere belangrijke NAVO-operatie, namelijk die in Kosovo, neemt Nederland niet deel. Dit laat overigens onverlet dat deelname aan activiteiten van de NAVO in overeenstemming moet zijn met de draagkracht van de lidstaten. De NAVO heeft een beroep gedaan op de lidstaten om ook na 1 augustus 2008 troepen te leveren voor ISAF in Uruzgan. Nederland is lid van de NAVO, dus de vraag was ook aan Nederland gericht. Het kabinet heeft, om redenen die in de artikel 100-brief zijn aangegeven, de Tweede Kamer verzocht om in te stemmen met voortzetting van de Nederlandse bijdrage voor een afgebakende periode van twee jaar.

Het ambitieniveau van de Nederlandse krijgsmacht is geformuleerd in samenspraak met de Kamer en ligt al jaren vast. Nederland zit met de operatie in Uruzgan, de deelname aan Unifil en de inzet in Bosnië aan de grenzen van wat mogelijk is. Het kabinet onderzoekt de mogelijkheid van een Nederlandse bijdrage aan de missie van de VN en de Afrikaanse Unie in Soedan. Hetzelfde geldt voor de missie in Tsjaad. De minister ziet Nederland geen flinke bijdrage met grondtroepen aan andere missies leveren. Deelname aan grootschalige missies elders, naast die in Uruzgan, past niet binnen het toetsingskader. Het zou onverantwoord zijn, de draagkracht van de militaire organisatie te boven te gaan; ten opzichte van de Nederlandse militairen maar ook wat betreft het naar behoren kunnen vervullen van de missie.

In NAVO-verband wordt gesproken over de relatie tussen ISAF en andere actoren in Afghanistan. Op uitdrukkelijk verzoek van Nederland vindt er overleg plaats over de inzet van ISAF en de Operation Enduring Freedom, onder meer over afstemming, deconflicteren en het gescheiden houden van operaties. Ook wordt er overleg gevoerd over de inzet van ISAF en de relatie met de Europese Unie, in het kader van de Europol-missie, en met de Verenigde Naties. ISAF opereert dus niet in een isolement, juist in het belang van geïntegreerd optreden.

De NAVO noch ISAF hebben een mandaat in Pakistan. Er is geen VN-Veiligheidsraadresolutie op dat gebied. Wel vindt trilateraal overleg plaats tussen de NAVO, Afghanistan en Pakistan. Het gehele gebied van Waziristan, Baluchistan en Afghanistan vormt één geostrategische regio. De ontwikkelingen in de grensregio zijn essentieel en daarom is een dialoog tussen Pakistan en de NAVO van belang. Om die reden ondersteunt de NAVO overleg tussen Afghanistan en Pakistan. De Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk werken bilateraal met Pakistan samen in het grensgebied. Omdat de situatie in de gehele regio van invloed is op de activiteiten van ISAF, moeten ook landen als Pakistan en Iran in een dialoog op hun verantwoordelijkheden worden gewezen.

De minister ziet geen aanleiding om de kernwapentaak ter discussie te stellen. Uitgangspunt is het strategisch concept en daarvan maakt de nucleaire taak deel uit. Het bondgenootschap moet beschikken over een combinatie van eenheden en capaciteiten, waaronder nucleaire, om de collectieve verdediging te waarborgen. De Amerikaanse kernwapens in Europa en de kernwapentaken van de Europese bondgenoten blijven onmisbare politieke elementen in de transatlantische verbondenheid. Het streven blijft overigens gericht op een situatie waarin kernwapens niet meer nodig zijn. Dat staat echter los van de kernwapentaak van de NAVO als zodanig.

In de discussie over de MAP-status van Georgië worden de gebruikelijke criteria gehanteerd. Een van die criteria is de mogelijkheid om bij te dragen aan operaties, maar er gelden er nog veel meer. Gelet op de politieke ontwikkelingen in Georgië kunnen vraagtekens worden geplaatst bij de toetreding van dit land tot de NAVO. Daarnaast zijn er onopgeloste conflicten waarmee het bondgenootschap in geval van toetreding te maken krijgt. De NAVO is inderdaad niet alleen een militair bondgenootschap, maar ook een waardengemeenschap. Daarom moet aan de criteria worden voldaan voordat stappen tot toetreding van nieuwe leden kunnen worden gezet. Dat geldt voor Georgië, maar ook voor de landen die al de MAP-status hebben. Tijdens de NAVO-top in Boekarest in april 2008 zal worden bezien of de desbetreffende landen aan de criteria voldoen; de minister wil daarop nu niet vooruitlopen. Per land zal de NAVO een oordeel uitspreken. Men moet voldoen aan de performance-based criteria van de NAVO en bijdragen aan de stabiliteit en veiligheid van het bondgenootschap. Kroatië, Macedonië en Albanië voldoen nog in onvoldoende mate aan de NAVO-standaarden. Kroatië is het verst gevorderd, maar op het gebied van de hervorming van de juridische sector moet er in dat land nog veel gebeuren. In Albanië zijn er problemen ten aanzien van de corruptiebestrijding, de hervorming van de juridische sector en de verbetering van de kwaliteit van de overheid in het algemeen. In Macedonië zal de samenwerking tussen regering en oppositie moeten worden verbeterd. Ook moet dit land hervormingen doorvoeren op het gebied van de rechtsstaat, de politie en de juridische sector. De volgende voortgangsrapportage verschijnt in februari 2008. De resultaten daarvan worden besproken in maart. Dan wordt ook duidelijk welke landen worden uitgenodigd.

Rusland heeft geen veto wat betreft de raketverdediging. Ook Nederland speelt hierin een belangrijke rol met zijn Patriotraketten. Na de NAVO-top in Praag is er onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om het Europese deel van de NAVO te beschermen tegen intercontinentale ballistische raketten. Nu de Verenigde Staten hebben aangekondigd het nationale raketverdedigingssysteem te willen uitbreiden tot Polen en Tsjechië, bestudeert de NAVO wat dit betekent voor een eventueel NAVO-systeem. De minister is het eens met de opvatting van de secretaris-generaal van de NAVO dat een geïntegreerd raketverdedigingssysteem nodig is, want ook op dit punt moeten de ondeelbaarheid en de veiligheid van de NAVO vooropstaan. Complementariteit tussen het VS-systeem en het NAVO-systeem is daarbij een optie, maar er zijn zelfs voorstellen gedaan voor mogelijke samenwerking tussen Rusland en Amerika. Het is in elk geval duidelijk dat de verdere verspreiding van ballistische raketten voorkomen moet worden.

De minister acht de kans groot dat Rusland de uitvoering van het CSE-verdrag zal opzeggen. President Poetin heeft de wet getekend die opschorting van dit verdrag mogelijk maakt. En marge van de OVSE is er ministerieel overleg gevoerd tussen de Verenigde Staten en Rusland over diverse onderwerpen, zoals flanklimieten, het Balticum, Georgië, Moldavië en het Istanbul-commitment, maar in dat overleg is geen vooruitgang geboekt. De minister zal de Kamer een brief sturen over de OVSE en over de stappen die mogelijkerwijs gezet kunnen worden.

Er moet een duidelijk strategisch-politiek-militair NAVO-plan op tafel komen voor Afghanistan. Dit zal ook een essentieel agendapunt zijn tijdens de top in Boekarest. Dit NAVO-plan moet aansluiten bij de agenda van de internationale gemeenschap, maar ook bij die van Afghanistan. Het «Afghanistan Compact», dat wil zeggen het geheel aan afspraken van de internationale gemeenschap met de Afghaanse autoriteiten, loopt eind 2010 af. In het jaar daarvoor vinden verkiezingen plaats in Afghanistan. Om de overdracht mogelijk te maken, zal de internationale gemeenschap in de loop van 2010 in overleg met de Afghaanse regering haar rol grondig moeten herijken, ook op het gebied van veiligheidsassistentie. Het is de bedoeling om in dat plan de taken van ISAF duidelijk te omschrijven en af te bakenen. ISAF is verantwoordelijk voor de veiligheidsassistentie en schept de randvoorwaarden voor beter bestuur en wederopbouw. De militairen zijn er niet om bijvoorbeeld scholen te bouwen. De wederopbouw is een zaak van Afghanistan en de Verenigde Naties. In het strategisch plan zouden de internationale legitimiteit van ISAF, de betrokkenheid van niet-NAVO-lidstaten bij ISAF, de regionale context, het vermijden van burgerslachtoffers en een geïntegreerd drugsbeleid moeten worden opgenomen. Waar het om gaat is dat de Afghanen op termijn zichzelf kunnen redden. Aspecten als overdracht van militaire taken, de verantwoordelijkheid van de NAVO als geheel in plaats van die van individuele lidstaten en het delen van de risico’s spelen daarin een grote rol.

Toezeggingen

– Voor de NAVO-top in Boekarest wordt de Kamer nader geïnformeerd over de strategische visie van de regering op de NAVO, waarin de vragen van mevrouw Van Gennip worden meegenomen.

– De Kamer krijgt een brief over de OVSE in relatie tot de toekomst van het CSE-verdrag.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Ormel

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Van der Kolk-Timmermans


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Wilders (PVV), Waalkens (PvdA), Van Baalen (VVD), Çörüz (CDA), Ormel (CDA), voorzitter, Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA),Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé-Hamming (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), Boekestijn (VVD), Voordewind (ChristenUnie), Pechtold (D66), ondervoorzitter, Van Gennip (CDA), Ten Broeke (VVD), Peters (GroenLinks), Van Raak (SP), Gill’ard (PvdA) en Thieme (PvdD).

Plv. leden: De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), De Roon (PVV), Vermeij (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Omtzigt (CDA), Jules Kortenhorst (CDA), Roland Kortenhorst (CDA), Jasper van Dijk (SP), Ten Hoopen (CDA), Besselink (PvdA), Leerdam (PvdA), Arib (PvdA), Neppérus (VVD), Lempens (SP), Schermers (CDA), Griffith (VVD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Koşer Kaya (D66), Jonker (CDA), Van Beek (VVD), Halsema (GroenLinks), Gesthuizen (SP), Samsom (PvdA) en Ouwehand (PvdD).

Naar boven