28 669
Verslag van de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten over haar werkzaamheden in het jaar 2001 en in de eerste zeven maanden van 2002

nr. 1
VERSLAG

Vastgesteld 7 november 2002

De commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten1 heeft de eer verslag uit te brengen over haar werkzaamheden in het jaar 2001 en vanuit een oogpunt van doelmatigheid tevens de eerste zeven maanden van het jaar 2002. Politieke ontwikkelingen hebben geleid tot het late moment waarop dit verslag kon worden uitgebracht, maar geven tegelijkertijd de mogelijkheid de Kamer vervroegd in kennis te stellen van de werkzaamheden over de eerste zeven maanden van dit jaar.

De voorzitter van de commissie,

Verhagen

De griffier van de commissie,

Biesheuvel-Vermeijden

Verslag over het jaar 2001

Samenstelling van de commissie

In de verslagperiode werd als lid van de commissie de heer De Hoop Scheffer vervangen door de heer Balkenende.

Beknopt overzicht van de in de verslagperiode verrichte werkzaamheden

De commissie voerde op 21 maart 2001 overleg met de minister van Defensie. In deze vergadering werd de commissie ingelicht over de wijze waarop de Koninklijke Marine militair strategische inlichtingen verzamelt en over de samenwerkingsverbanden met andere mogendheden. In dit verband benadrukte de minister dat de NAVO als organisatie geen inlichtingen verzamelt.

De vergadering werd voortgezet in aanwezigheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, met Echelon als te bespreken onderwerp. De bewindslieden lichtten de commissie in over het kennisniveau van de regering omtrent het al dan niet bestaan van deze organisatie. De regering acht het bestaan ervan aannemelijk. Over dit onderwerp zijn tevens brieven aan de Tweede Kamer gezonden (Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, Kamerstuk 27 591, nrs. 1 en 2).

Met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties werden enkele door hem gezonden brieven besproken, onder meer over het Terrorisme Dreigingsdocument van de Europese Unie en een brief met de operationele feiten over het mogelijk onderscheppen van emailverkeer door de BVD (Vergelijk Aanhangsel Handelingen Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, nr. 1819).

Op 27 juni 2001 kwam de commissie bijeen met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in welke vergadering in het bijzonder werd ingegaan op de ontwikkelingen rond de arrestatie van de voormalige Servische president Milosovic en de kort nadien te verwachten uitlevering aan het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag. De commissie besprak voorts het geheime deel van het jaarverslag van de Binnenlandse Veiligheidsdienst over het jaar 2000. De omvang van het rechtsextremisme vormt geen reden tot extra zorg. Banden onderling met groeperingen in het buitenland zijn toegenomen, in het bijzonder met Duitse en Belgische geestverwanten. Nader werd ingegaan op de activiteiten van een bepaalde terroristische groepering. Over het Terrorisme Dreigingsdocument van de Europese Unie kon de minister melden dat nu ook een openbaar document zal verschijnen waarop gedurende enkele jaren door de Nederlandse regering is aangedrongen.

Op 5 juli 2001 besprak de commissie het jaarverslag van de Militaire Inlichtingendienst over het jaar 2000 met de minister van Defensie. De commissie meende goede vooruitgang te zien in de ontwikkeling van de jaarverslagen van de MID. De gedachtewisseling had vooral betrekking op de informatiepositie van de MID in, gezien vanuit het veiligheidsperspectief, kwetsbare gebieden. De grenzen aan de bevoegdheden, de onderlinge taakafbakening en de samenwerking met zusterdiensten kwamen daarbij ook aan de orde. Gelet op de aard van de gedachtewisseling en de verstrekte inlichtingen, kan de commissie daarop niet nader ingaan.

De commissie was op 11 september 2001 bijeen voor een ontvangst van een delegatie van de zustercommissie uit het Zweedse parlement, die van gedachten wenste te wisselen over de vormgeving van de parlementaire controle op inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Gedurende dat gesprek kwamen de berichten over de afschuwelijke gebeurtenissen in New York en enkele andere plaatsen, waarvan de gevolgen op dat moment nog moeilijk waren in te schatten.

Naar aanleiding van deze gebeurtenissen kwam de commissie op 13 september 2001 bijeen. Deze bijeenkomst stond geheel in het teken van de aanslagen in de VS. De commissie liet zich door de Minister van Binnenlandse en Koninkrijksrelaties inlichten over hetgeen inmiddels bekend was over de achtergronden van deze terreurdaden. De commissie werd ook op de hoogte gebracht van het BVD-onderzoek naar de voorbereiding van een concrete terroristische aanslag elders in Europa. De BVD werkte hierbij nauw samen met andere Europese diensten.

Naar aanleiding van de gebeurtenissen van 11 september 2001 heeft de voorzitter van de commissie zich verstaan met de voorzitters van de niet in de commissie vertegenwoordigde fracties. Omdat de aanslagen een zo wijde betekenis bleken te hebben, ook voor de veiligheidspositie van ons land, werd de vraag onder ogen gezien of de inlichtingen die de regering wenst te verstrekken aan de Tweede Kamer beperkt zouden moeten blijven tot de leden van de commissie. De werkwijze van de commissie en de geheimhouding van het besprokene waren daarbij uitgangspunt. Het overleg resulteerde in de afspraak dat de samenstelling van de commissie eerst na de verkiezingen van 2002 wederom aan de orde zou komen.

Op 11 oktober 2001 kwam de commissie opnieuw bijeen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De laatste stand van zaken inzake de nasleep van de aanslagen op 11 september in de VS was onderwerp van bespreking. De minister ging in op de inspanningen van de BVD op het terrein van het internationaal terrorisme en gaf een overzicht van de terroristische netwerken die zich in Nederland manifesteren.

De commissie vergaderde op 8 november 2001 met de ministers van Binnenlandse Zaken en van Defensie. Onderwerp van bespreking was een door de bewindslieden opgesteld dreigingsbeeld naar aanleiding van de aanslagen in de Verenigde Staten. De commissie werd ingelicht over het algemene operationele kennisniveau van de diensten ten aanzien het islamitisch terrorisme, alsmede van de aard en omvang van aantal specifieke terroristische groeperingen en hun mogelijke financiering. Zoals vermeld bij de beantwoording van een aantal schriftelijke Kamervragen ontving de commissie nadere informatie van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over een dodenlijst van de Taliban (Aanhangsel Handelingen Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, nr. 289) over Egyptische terroristen in Nederland (ibidem, nr. 330) en over terreurfondsen in Nederland (ibidem, nr. 422).

En marge van dit onderwerp werd vanuit de commissie aandacht gevraagd voor de eventuele beveiliging van de heer Fortuyn. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gaf aan dat er ten aanzien betrokkene geen concrete dreiging bestond. De minister zou overwegen met de heer Fortuyn contact op te laten nemen; minister en commissie constateerden dat dit niet direct op de weg van de BVD lag.

De commissie vervolgde de besprekingen op 20 december 2001 met de beide bewindslieden op basis van geactualiseerde gegevens. Onder meer werd ingegaan op de miltvuurbrieven in de Verenigde Staten, de mogelijke dreiging van aanslagen met NBC-wapens en het noemen van Nederland op een videotape door Osama Bin Laden. De bewindslieden gingen ook in op de in Europees verband aan de orde zijnde maatregelen.

Verslag over de eerste zeven maanden van 2002

Samenstelling van de commissie

Na de verkiezingen van 15 mei 2002 is de samenstelling van de commissie als volgt gewijzigd: het lid Melkert (PvdA) is vervangen door het lid Van Nieuwenhoven (PvdA), het lid Dijkstal (VVD) door het lid Zalm (VVD), het lid Balkenende (CDA) door het lid Verhagen (CDA) en het lid De Graaf (D66) door het lid Herben (LPF). De commissie in deze samenstelling is voor het eerst bijeengekomen op 29 oktober 2002, hetgeen buiten deze verslagperiode valt.

Beknopt overzicht van de in de verslagperiode verrichte werkzaamheden

Tijdens de vergadering van de commissie met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 11 april 2002 werd, naar aanleiding van een eerder ontvangen notitie met geheime operationele bijzonderheden, ingegaan op het onderzoek van de BVD naar de twee Nederlanders van Marokkaanse afkomst die in Kashmir om het leven zijn gekomen. De personen in kwestie zijn geronseld voor de jihad door leden van een radicaal-islamitisch netwerk. De dienst heeft vastgesteld dat op meerdere plaatsen radicale fundamentalistische kernen zijn waar rekrutering plaats vindt voor de jihad. Het voorkomen en tegengaan van dergelijke rekruteringen is lastig, zo blijkt. In overleg met het Openbaar Ministerie wordt bekeken of strafrechtelijk optreden mogelijk is. Ook werd de commissie ingelicht over ontwikkelingen in Indonesië en in het bijzonder rond het Front Kedaulatan Maluku (FKM). Verder werd de internationale samenwerking van de BVD met andere diensten besproken met betrekking tot het onderwerp illegale immigratie en islamitisch terrorisme. Tot slot stelde de commissie de vraag aan de orde of zich rond de verkiezingscampagne onverkwikkelijkheden voordeden en of sprake was van eventuele dreigingen tegen Joodse doelen. De minister gaf aan dat de BVD met betrekking tot de verkiezingen geen zaken waarnam die een bedreiging vormen voor de democratische rechtsorde. Er was evenmin sprake van een concrete dreiging tegen Joodse doelen in Nederland. De minister heeft de commissie naderhand schriftelijk laten weten dat de politie Rotterdam-Rijnmond op 15 april 2002 met de heer Fortuyn (en De Booij) contact heeft gehad over eventuele bedreigingen tegen zijn persoon.

Op 7 mei 2002 kwam de commissie in spoedzitting bijeen met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze bijeenkomst stond geheel in het teken van de binnenlandse veiligheidssituatie na de moord op de heer Fortuyn. De minister meldde dat de BVD niet beschikte over enige indicatie van een mogelijke aanslag. Ook werd de commissie ingelicht of de verdachte bij de BVD bekend was. Gemeld werd dat de BVD zijn inspanningen onmiddellijk had geïntensiveerd om na te gaan of meer van dergelijke aanslagen zijn te verwachten. De commissie liet zich ook informeren over de veiligheidssituatie rond de heer Fortuyn en andere politici voorafgaande aan de moord op de heer Fortuyn.

De behandeling van brieven van derden

De commissie heeft ook in deze verslagperiode wederom veelvuldig kunnen kennis nemen van de opvattingen van een vaste briefschrijver over de toestand in de wereld in het algemeen, en over zijn plaats daarin in het bijzonder. Voorts ontving de commissie een brief van de fractie van de Socialistische Partij over het niet-deelnemen aan een hoorzitting van het Europees Parlement over Echelon. In het antwoord daarop is toegelicht dat deelname geen toegevoegde waarde zou hebben gehad.

Een klacht over een vermeend onrechtmatig optreden van de BVD kon, naar het zich laat aanzien, tot tevredenheid worden afgehandeld. Ook vond correspondentie plaats met een burger over een verzoek tot inzage in dossiers; deze kwestie kon nog niet worden afgerond. Ook ontving de commissie een brief met commentaren op het toen voorliggende wetsvoorstel op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten. Deze brief werd doorgezonden aan de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Een klacht over vermeende belangstelling van een geheime dienst kon, ondanks de ingewonnen inlichtingen, niet leiden tot geruststelling bij klager.

Twee brieven zijn nog in behandeling, één over een aanspraak op schadevergoeding, dan wel vergoeding voor geleverde diensten, en één over een vermeende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer.


XNoot
1

Samenstelling: Van Nieuwenhoven (PvdA), Verhagen (CDA), voorzitter, Zalm (VVD) en Herben (LPF).

Naar boven