28 664
Tijdelijke regels ter zake van experimenten in het kader van het project «Kiezen op Afstand» (Experimentenwet Kiezen op Afstand)

nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 26 maart 2003

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin, wordt de zinsnede «de kiesgerechtigde buiten Nederland in staat stellen om zijn stem met behulp van informatie- en communicatietechnologie uit te brengen» vervangen door: de kiesgerechtigde in staat stellen om zijn stem met behulp van informatie- en communicatietechnologie vanuit een andere plaats dan een stemlokaal uit te brengen.

2. In de tweede volzin vervalt de zinsnede «met voorzieningen die de kiesgerechtigde in staat stellen om in een stemlokaal naar keuze te stemmen».

B

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. de artikelen D 3, D 3a en D 10, met dien verstande dat de artikelen D 4 tot en met D 9 van overeenkomstige toepassing zijn op de registratie van de kiesgerechtigdheid van personen die hun werkelijke woonplaats buiten Nederland hebben, voor zover deze in afwijking van artikel D 3 plaatsvindt;

2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt de zinsnede «vanuit het buitenland» vervangen door: die met behulp van informatie- en communicatietechnologie vanuit een andere locatie dan een stemlokaal zijn uitgebracht.

3. Het tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:

c. de hoofdstukken K, L, M en N;

4. Het tweede lid, onderdeel d, komt te luiden:

d. de artikelen Y 2, Y 6, tweede en derde lid, Y 8, eerste lid, voor zover de afwijking inhoudt dat de verzending en de ontvangst van de stemmen die met behulp van informatie- en communicatietechnologie vanuit een andere locatie dan een stemlokaal zijn uitgebracht gedurende een bij de maatregel te bepalen periode voorafgaand aan de dag van stemming kunnen geschieden, en artikel V 7.

5. Onder vernummering van het vierde lid tot het vijfde lid en van het vijfde lid tot het zesde lid wordt een nieuw vierde lid ingevoegd, dat luidt:

4. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan een of meer stembureaus instellen die uitsluitend bestemd zijn voor het uitbrengen van een stem met behulp van informatie- en communicatietechnologie. Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid, worden regels gesteld omtrent de samenstelling van een stembureau als bedoeld in de vorige volzin, de benoeming van de leden en de plaatsvervangende leden van het stembureau en de plaats waar het stembureau is gevestigd. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent een financiële vergoeding voor de leden en de plaatsvervangende leden van een stembureau als bedoeld in de eerste volzin.

Toelichting

Onderdeel A

Het voorstel van wet, zoals dat werd ingediend bij de Tweede Kamer, bood de grondslag voor experimenten met:

a. stemmen in een stemlokaal naar keuze, en

b. stemmen via telefoon en/of personal computer voor kiezers die buiten Nederland wonen dan wel wegens beroep of werkzaamheden (of wegens beroep of werkzaamheden van een gezinslid) tijdelijk in het buitenland verblijven.

Door de Tweede Kamer is, met zeer ruime meerderheid, de motie Te Veldhuis/Rehwinkel aanvaard (kamerstukken II 2002/03, 28 600 VII, nr. 11), waarin de regering onder meer wordt opgeroepen een serieuze inspanning te verrichten om «uiterlijk bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2007 ook stemmen per internet verantwoord mogelijk te maken en dat daaraan voorafgaande ook andere voor de burgers gemakkelijke wijzen van stemmen worden onderzocht, zoals het stemmen per telefoon of per brief».

In de brieven van 20 november 2002 (kamerstukken II 2002/03, 28 600 VII, nr. 17) en 25 maart 2003 (BPR2003/U60089) is de reactie van de regering op deze motie opgenomen. In de laatstgenoemde brief wordt onder meer aangegeven, dat de regering deze motie als een inspanningsverplichting beschouwt en dat de uitvoering van de motie verschillende principiële en praktische consequenties heeft. De brief bevat voorts de conclusie dat het de aangewezen weg is om de resultaten van de experimenten in 2004 af te wachten en aan de hand daarvan te beslissen of verdere experimenten noodzakelijk c.q. wenselijk zijn. Daarbij dient ook een fundamentele afweging gemaakt te worden omtrent de effecten en risico's van elektronisch stemmen op afstand voor het stemproces in Nederland.

Zoals opgemerkt in de brief wil de regering verantwoorde experimenten met stemmen per PC en/of telefoon voor kiezers binnen Nederland gedurende de werking van de Experimentenwet Kiezen op Afstand niet bij voorbaat onmogelijk maken doordat de reikwijdte van de Experimentenwet zulke experimenten verhindert. Naar de mening van de regering zou dat te weinig recht doen aan het feit dat de motie Te Veldhuis/Rehwinkel zo breed werd gedragen. Onderdeel A van de onderhavige nota van wijziging bevat in verband daarmee een zodanige wijziging van het wetsvoorstel, dat – mits wordt voldaan aan onder meer de in artikel 2 van het wetsvoorstel genoemde randvoorwaarden – in beginsel ook experimenten mogelijk zijn waarbij de kiezer binnen Nederland zijn stem met behulp van informatie- en communicatietechnologie vanuit een andere plaats dan een stemlokaal kan uitbrengen.

Onderdeel B

Onderdeel B bevat enige uiteenlopende wijzigingen van artikel 4 van het wetsvoorstel.

1. Voor het welslagen van een experiment waarbij kiesgerechtigden zijn betrokken, die buiten Nederland wonen, kan het noodzakelijk of gewenst zijn om (een deel van) de taken die burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage met betrekking tot de registratie van de kiesgerechtigdheid van deze personen op grond van hoofdstuk D van de Kieswet vervullen, onder te brengen bij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het experiment. Met het oog daarop wordt artikel 4, tweede lid, onderdeel a, gewijzigd. Het is overigens niet de bedoeling dat ten aanzien van die registratie wordt afgeweken van de artikelen D 4 tot en met D 9 van de Kieswet, die onder meer de rechten van de burger op inzage en correctie regelen. Om de toepasselijkheid van deze artikelen te verzekeren, is in het eerste lid, onderdeel a, vastgelegd dat de artikelen D 4 tot en met D 9 van overeenkomstige toepassing zijn op de registratie van de kiesgerechtigdheid van personen die hun werkelijke woonplaats buiten Nederland hebben, voor zover deze in afwijking van artikel D 3 plaatsvindt.

2. Deze wijziging hangt samen met de wijziging, bedoeld in onderdeel A.

3. Door een verschrijving was in de tekst van artikel 4 de verwijzing naar hoofdstuk N van de Kieswet, die nog wel was opgenomen in het voor advies aan de Raad van State gezonden voorstel van wet, weggevallen in het voorstel van wet zoals dat aan de Tweede Kamer werd aangeboden. Deze omissie wordt thans gecorrigeerd.

4. In het kader van Kiezen op Afstand zijn experimenten voorzien tijdens de verkiezing van de leden van het Europees Parlement in 2004. De Kieswet bevat ten aanzien van die verkiezing een aantal specifieke bepalingen die tijdens een experiment niet zonder meer kunnen worden toegepast. De mogelijkheid om van artikel Y 8, eerste lid, af te wijken heeft eenzelfde strekking als hetgeen met betrekking tot het afwijken van artikel J 1 is opgenomen in artikel 4, tweede lid, onderdeel b, van het wetsvoorstel.

5. Zoals op bladzijde 15 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel reeds is opgemerkt, is het mogelijk dat ten behoeve van een experiment met PC en/of telefoonstemmen een of meer bijzondere stembureaus dienen te worden ingesteld. Door middel van deze wijziging wordt aan het wetsvoorstel de grondslag toegevoegd om dergelijke stembureaus in te stellen en specifieke regels te stellen betreffende deze stembureaus. Gelet op, onder meer, de langere periode waarin handelingen door deze stembureaus dienen te worden verricht (kiezers kunnen reeds gedurende een periode vóór de dag van stemming hun stem per PC of telefoon aan de stemdienst zenden) zijn bijvoorbeeld bijzondere regels nodig met betrekking tot het aantal leden en plaatsvervangende leden van zo'n stembureau, alsmede omtrent een financiële vergoeding voor de werkzaamheden die zij gedurende die periode verrichten.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

J. W. Remkes

Naar boven