28 663
Milieubeleid 2002–2006

nr. 10
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 november 2003

In het afgelopen jaar heeft het debat over bestuur en samenleving een sterke impuls gehad. In het hoofdlijnenakkoord «Meedoen, meer werk, minder regels» voor het kabinet CDA, VVD en D66 wordt ingezet op het verminderen van regelzucht en bureaucratie en op het versterken van de verantwoordelijkheid en zeggenschap van burgers en samenleving. De mensen klagen over de kwaliteit van de publieke dienstverlening. Zij voelen een te grote afstand tussen overheid en burger1. De wens om het luisterend en ondersteunend vermogen van de overheid te vergroten is goed terug te vinden in de ontwikkelingen in de sturingsfilosofie van VROM, die in de loop der jaren aanzienlijk is verbreed. Daarbij kwam steeds meer ruimte voor beleidsontwikkeling met en in belangrijke mate ook door de samenleving. Recent nog onderstreepte de WRR de noodzaak dilemma's in het milieubeleid te delen met de samenleving.

Een dergelijke opvatting stelt hoge eisen aan het vermogen van de overheid:

• Te luisteren naar signalen van burgers, maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven, medeoverheden, wetenschap en techniek en deze waar nodig en zinvol om te zetten in beleid.

• Ondersteuning te bieden aan initiatieven uit de samenleving, door experimenteerruimte te creëren en actoren in staat te stellen naar eigen inzicht en gebruik makend van hun eigen positie in de dynamiek van de samenleving bij te dragen aan duurzame ontwikkeling.

• In coproductie samen met actoren uit de samenleving beleid te ontwikkelen, door deze verregaand mee te laten beslissen in de beleidsontwikkeling.

Dit is niet nieuw voor VROM. Naast vele experimenten met open planprocessen in reguliere beleidstrajecten (zoals de 5e Nota RO, IPSV, Stad en Milieu) zet VROM ook algemene instrumenten in. In deze brief wil ik u mede naar aanleiding van recent uitgevoerde evaluaties nader informeren over de voorgenomen toekomstige inzet van de Subsidieregeling Maatschappelijke Organisaties en Milieu (SMOM) en het Stimuleringsprogramma Burger en Milieubeleid (SBM). Als bijlagen zijn de samenvattingen van beide evaluaties bijgevoegd.1 De reden om over beide regelingen gezamenlijk te rapporteren heeft de volgende achtergrond:

• Er is een sterke beleidsinhoudelijke samenhang. Zowel de SMOM-regeling als het SBM zijn instrumenten om maatschappelijk initiatief te ondersteunen en om het luisterend vermogen van de overheid te vergroten.

• De beleidsconclusies die op basis van beide evaluaties worden getrokken zijn deels overeenkomstig. Voor zowel de SMOM als het SBM wordt geconcludeerd dat een brede inzet op het niveau van de gehele leefomgeving en duurzame ontwikkeling gewenst is.

• Er is een gedeeltelijke budgettaire en inhoudelijke overlap. De SMOM heeft sinds de invoering van het SBM ook een module burger en milieubeleid, waarbinnen maatschappelijke organisaties in staat worden gesteld met projectvoorstellen te komen waarin ze samen met burgers hun agenda bepalen en onder de aandacht van beleidsmakers, publiek en politiek brengen.

Afgezien van genoemde samenhang zijn er ook duidelijke verschillen. De SMOM biedt de Minister van VROM de mogelijkheid initiatieven van maatschappelijke organisaties op het gebied van milieu en duurzame ontwikkeling financieel te ondersteunen. Het SBM richt zich voor het deel dat niet binnen de SMOM valt op het stimuleren en faciliteren van op de burger georiënteerde beleidsprocessen van VROM en voor de transities verantwoordelijke departementen. Beide regelingen dragen dus bij aan het ondersteunen van maatschappelijk initiatief en het vergroten van het luisterend vermogen van de overheid, maar richten zich in de uitvoering op verschillende processen en doelgroepen.

In deze brief ga ik voor beide instrumenten achtereenvolgens in op de uitvoering tot nu toe, het gevolgde evaluatieproces, de uitkomsten van de evaluatie en mijn voornemens voor de toekomst. Tot slot zal ik aandacht besteden aan de samenhang met het Actieprogramma Duurzame Ontwikkeling.

A. Stimuleringsprogramma Burger en Milieubeleid

Uitvoering tot nu toe

Amendement

Tijdens de begrotingsbehandeling VROM 2002 heeft de Tweede Kamer een amendement aangenomen van de leden Feenstra, Klein Molekamp en Augusteijn-Esser (vergaderjaar 2001–2002, 28 000 XI, nr. 21). Met dit amendement willen de indieners bevorderen dat het milieubeleid meer van, voor en door de burger wordt om draagvlak voor en betrokkenheid bij het milieubeleid te vergroten. De Tweede Kamer wil bevorderen dat VROM burgers en hun organisaties uitnodigt om debatten te voeren, oplossingen te ontwikkelen, eigen onderzoek op te starten, proefprojecten mogelijk te maken en innovaties toe te passen. Dit amendement is door de minister van VROM overgenomen. In de VROM-begroting is financiële ruimte vrijgemaakt voor een meerjarig Stimuleringsprogramma Burger en Milieubeleid.

Burgerprojecten faciliteren binnen verschillende sporen

Het Stimuleringsprogramma beoogt zowel de oriëntatie op burgers door beleidsmakers te versterken als te stimuleren dat burgers als coproducent deelnemen aan de vorming en uitvoering van het milieubeleid. Het Stimuleringsprogramma richt zich op het milieubeleid zoals verwoord in het NMP4, de vier in het NMP4 genoemde transities naar duurzame ontwikkeling en de Nationale Strategie voor Duurzame Ontwikkeling (inmiddels uitgemond in een Actieprogramma Duurzame Ontwikkeling). Op dit moment lopen er een tiental burgerprojecten verspreid over de beleidsdirecties van het directoraat-generaal Milieu van VROM. Beleidsvragen die worden ondersteund door het SBM zijn:

• Opvattingen van burgers over duurzame productie en consumptie (burgerpanels);

• Ervaringen, klachten en meningen van individuele burgers met betrekking tot wet- en regelgeving (panelgesprekken en website);

• Opvattingen van burgers over de relatie tussen VROM en maatschappelijke organisaties (interviews en debat met de staatssecretaris);

• Oplossingen voor zwerfafvalproblematiek (burgerwerkgroepen en zwerfafvalkrant jongeren);

• Publiekstest Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (try-out panels);

• Burgers en biodiversiteit in de Hoeksche Waard (interactieve streekontwikkeling);

• Burgeradvies over milieu in de leefomgeving (consensusconferentie met burgers);

• Mogelijkheden om bewonersgroepen te faciliteren bij lokale milieuproblemen die tot gezondheidsklachten kunnen leiden (monitoring bewonersgroepen en interviews);

• Opvattingen van burgers over de bestuurlijke afwegingen rond de toekomst van het GFT-afvalbeleid (burgerpanels en webforum);

• Inventarisatie van burgerinitiatieven die inspireren voor de transities uit het NMP.

Maatschappelijke organisaties en instellingen die activiteiten op het terrein van milieu en duurzame ontwikkeling ontplooien en daarbij uitdrukkelijk burgers vanuit brede lagen van de bevolking willen betrekken zijn in het kader van de SMOM uitgenodigd om projectvoorstellen in de module burger en milieubeleid. Dit jaar worden door verschillende maatschappelijke organisaties 16 projecten uitgevoerd in de module burger en milieubeleid.

Evaluatieproces

De gevolgde werkwijze wijkt af van een klassiek evaluatieonderzoek. Door middel van frequente terugkoppeling van tussentijdse evaluatieresultaten werden de uitvoerders in staat gesteld tussentijds hun acties bij te stellen of aan te scherpen om zo de effectiviteit van het programma te vergroten. Het team van evaluatoren verzamelde niet alleen gegevens over hoe het Stimuleringsprogramma werd uitgevoerd, maar adviseerde ook tijdens de uitvoering over verbeteracties («lerende evaluatie»). Het leren vond plaats zowel op projectniveau als op programmaniveau.

Op het niveau van de VROM-projecten hebben de evaluatoren gesprekken gevoerd met de ambtelijke projectleiders, zijn de relevante stukken bestudeerd en zijn diverse interactieve sessies met burgers geobserveerd. De SMOM-projecten in de module burger en milieubeleid zijn geëvalueerd door middel van een schriftelijke enquête. Het evaluatieteam heeft tenslotte samen met het programmateam een reflectiebijeenkomst met alle projectleiders georganiseerd.

Op het niveau van het programma heeft het evaluatieonderzoek twee maal een telefonische enquête onder aan aselecte representatieve steekproef beleidsmedewerkers van het directoraat-generaal Milieu gehouden en de relevante stukken bestudeerd. Met het programmateam zijn enkele reflectiebijeenkomsten gehouden en zijn enkele leden geïnterviewd. Ook een bijeenkomst van de externe begeleidingscommissie van burgers onder voorzitterschap van de heer Terlouw is bijgewoond.

Uitkomsten van de evaluatie

Het hoofdadvies in de evaluatie is dat het Stimuleringsprogramma onder voorwaarden gecontinueerd moet worden. VROM wordt aangeraden meer actief op zoek te gaan naar de agenda van de burger en deze als vertrekpunt te nemen bij het ontwikkelen en uitvoeren van milieubeleid. Ook zou er meer aandacht moeten komen voor de coproducerende rol van burgers bij het milieubeleid. Bovendien wordt aanbevolen steviger in te zetten op burgeroriëntatie binnen de transities. Bij het volgen van deze aanbevelingen wordt geadviseerd een zogenaamde «drie sporenstrategie» te volgen: het continueren van de ondersteuning van burgeroriëntatie en coproductie met burgers in VROM- en SMOM-projecten, het intensiveren van het transitiespoor en het oppakken en uitvoeren van grote, aansprekende en mobiliserende projecten die zich begeven over de grenzen van de beleidsafdelingen van VROM. Speciale aandacht wordt gevraagd voor versterking van burgeroriëntatie in de ambtelijke organisatie, externe communicatie, kennisopbouw en -overdracht. Ik zal deze aanbevelingen overnemen. In deze brief licht ik dit voor zover het gaat om intensivering en vernieuwing verder toe.

Intensiveren burgerparticipatie bij transities en duurzame ontwikkeling

VROM wil een duurzame ontwikkeling realiseren. Daartoe is een Actieprogramma Duurzame Ontwikkeling opgesteld en wordt er door vier ministeries ondersteund door VROM gewerkt aan het realiseren van zogenaamde transities naar een duurzame ontwikkeling. Het gaat hier om een duurzame landbouw, een duurzame energiehuishouding, duurzaam gebruik van biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen en een duurzame mobiliteit. Om de gewenste ontwikkelingen te bereiken is medewerking van alle maatschappelijke partijen noodzakelijk. Ook burgers zijn begaan met en medeverantwoordelijk voor het zicht op een duurzame ontwikkeling. Vanuit het stimuleringsprogramma zal ik extra menskracht en middelen ter beschikking stellen om burgers actief te betrekken bij transitiebeleid en acties van het Actieprogramma Duurzame Ontwikkeling.

Aansprekende en mobiliserende projecten

Publieksagenda en Burgerparticipatie

VROM wil bereiken dat het beleid het belang weerspiegelt dat burgers in de leefomgevingkwaliteit en duurzame ontwikkeling stellen en streeft naar oplossingen die burgers ook als kwaliteitsverbetering zien. Met een project «Publieksagenda en Burgerparticipatie» wil VROM bijdragen aan deze doelstelling door de burger actief bij de beleidsagenda en de beleidsontwikkeling in deze kabinetsperiode te betrekken. Met dit project wordt gestreefd om (1) een representatief inzicht te verwerven in de agenda van burgers op het terrein van de leefomgevingkwaliteit en duurzame ontwikkeling, (2) de VROM-agenda zo goed mogelijk af te stemmen op de publieksagenda, (3) het actief betrekken van burgers bij het uitwerken van beleidslijnen van door burgers hoog geprioriteerde agendapunten en (4) maatschappelijke initiatieven te betrekken bij de vormgeving en uitvoering van het leefomgevingbeleid en duurzame ontwikkeling.

Het project «Publieksagenda en Burgerparticipatie beoogt zo een impuls te geven aan het «van buiten naar binnen» werken, aan het vertalen van opvattingen, wensen en verwachtingen van burgers naar het VROM-beleid.

Burgerinitiatieven als inspiratiebron voor beleidsprogramma's

Op het brede terrein van duurzame ontwikkeling worden veel burgerinitiatieven genomen en uitgevoerd. Door deze burgerinitiatieven te zien als inspiratiebron voor overheidsbeleid wil ik waardering en respect tonen voor al die burgers die medeverantwoordelijkheid willen dragen voor een leefbare en duurzame samenleving. Er lopen al verschillende activiteiten die het mogelijk maken agendavorming op basis van burgerinitiatieven concreet gestalte te geven. In opdracht van het VROM-coördinatiepunt transities en duurzame ontwikkeling wordt op dit moment een brede inventarisatie van burgerinitiatieven die een inspiratiebron kunnen vormen voor (onderdelen) van transitiebeleid uitgevoerd. Daarnaast vindt in zeven provincies de campagne Initiatieven voor Duurzaamheid plaats die mede wordt georganiseerd door de Stuurgroep Leren voor Duurzaamheid. Op enkele beleidsterreinen waar zich veel initiatieven voordoen wil ik in samenwerking met de betrokken organisaties bezien of de initiatieven kunnen worden opgeschaald tot uitgangspunten voor landelijk beleid.

Experiment VROM-burgerplatform

VROM zoekt naar instrumenten om signalen uit de samenleving beter op te vangen en burgers de mogelijkheid te bieden gericht op beleidsthema's te adviseren. Als experiment wil ik in twee themaronden met ieder drie bijeenkomsten van een burgerforum een experiment met een burgerplatform uitvoeren. De bijeenkomsten van het forum worden gevoed met documenten met trends, feiten en cijfers, met informatie over beleid en uit de praktijk (opinieonderzoek, panelgesprekken en straatinterviews). Ik zal een onafhankelijke voorzitter aanstellen om het experiment te begeleiden. Op grond van een evaluatie zal volgend jaar worden bekeken of het burgerplatform als VROM-breed instrument een structurele inbedding verdient.

Meer aandacht voor kennisopbouw en -overdracht

Begin december zal ik een conferentie organiseren. De opgedane ervaringen met het stimuleringsprogramma en mijn voornemens voor de toekomst zullen daar open met alle betrokkenen en geïnteresseerden worden besproken. Ook zal vanaf dat moment de relevante informatie op de VROM-website beschikbaar zijn. Het gaat daarbij om algemene informatie over het stimuleringsprogramma, een overzicht van en inzicht in lopende en voorgenomen projecten en activiteiten en gehanteerde methoden voor burgerparticipatie. Op de website zullen burgers worden uitgenodigd om een bijdrage te leveren aan de inzet van het Stimuleringsprogramma. Voor betrokken beleidsmedewerkers van VROM en andere departementen zal ik instrumenten (zoals training, coaching en intervisie) voor stimulering van burgeroriëntatie ontwikkelen.

B. SMOM

Huidige praktijk

De SMOM-regeling biedt de Minister van VROM de mogelijkheid initiatieven van maatschappelijke organisaties op het gebied van milieu en duurzame ontwikkeling financieel te ondersteunen. De SMOM regeling is opgezet als een tender. Voorstellen die door maatschappelijke organisaties worden ingediend, worden jaarlijks op een vast moment beoordeeld en integraal onderling afgewogen.

De SMOM-regeling heeft tot doel het bewustzijn van milieuvraagstukken te bevorderen en het draagvlak voor duurzame ontwikkeling te vergroten. Middels deze regeling worden maatschappelijke organisaties gestimuleerd aandacht te besteden aan onderwerpen en vraagstukken op het terrein van milieu en duurzame ontwikkeling, op een zodanig wijze dat meer mensen in Nederland zich daarbij betrokken voelen. Het kan daarbij ondermeer gaan om in de samenleving en/of in het beleid onderbelichte vraagstukken, of om perspectiefvolle ontwikkelingen en oplossingen.

Ofschoon de SMOM-regeling onderdeel is van het milieubeleid, worden in de praktijk initiatieven ondersteund die het gehele werkveld van VROM bestrijken. In toenemende mate worden bij de SMOM aanvragen ingediend die zijn opgezet vanuit het perspectief van duurzame ontwikkeling.

Evaluatieproces

De evaluatie van de SMOM heeft bestaan uit drie onderdelen:

• Een bestuurlijk-beleidsmatige analyse van de betekenis van het maatschappelijk middenveld voor het milieubeleid, opgesteld in dialoog met vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld.

• Een «maatschappelijke toets» van de betekenis van het maatschappelijk middenveld. Daartoe werden burgers, bedrijfsleven en andere overheden bevraagd over hun opvattingen over het maatschappelijk middenveld en de relatie die VROM daarmee heeft.

• Een feitelijke evaluatie van de huidige Subsidieregeling Maatschappelijke Organisaties en Milieu (SMOM), onder meer naar de efficiency van uitvoering en de effectiviteit van de regeling.

Genoemde onderdelen van de evaluatie zijn gebruikt als bouwstenen bij het formuleren van beleidsvoornemens ten aanzien van de SMOM. In lijn met het gedachtegoed van het Stimuleringsprogramma Burger en Milieubeleid zijn deze voorgelegd aan burgers, bedrijfsleven en NGO's in een speciaal daarvoor opgezet debat. De resultaten van het debat hebben hun weerklank gehad in de beleidsvoornemens die ik hieronder toelicht.

Resultaten van de evaluatie

Uit het evaluatieproces komt naar voren dat NGO's uiteenlopende rollen hebben in relatie tot het VROM-beleid. Soms hebben ze een uitvoerende rol ten opzichte van het VROM-beleid. In andere gevallen zijn ze partner in beleidstrajecten die door VROM gezamenlijk met NGO's (en andere partners) worden opgezet. Daarnaast zijn ze van belang als knooppunt van maatschappelijk initiatief dat betekenis heeft voor het democratisch functioneren van de samenleving, dan wel een maatschappelijk proces tot milieuverbetering waarbij DGM al dan niet wordt betrokken.

Burgers en bedrijfsleven onderkennen het belang van deze rollen, zo blijkt uit de uitgevoerde maatschappelijke toets. Zij zijn tevens van mening dat de overheid NGO's in deze rollen financieel kan ondersteunen, ook als het middenveld daarbij een kritische houding aanneemt.

Uit de feitelijke evaluatie van de SMOM-regeling komt naar voren dat de SMOM-regeling bijdraagt aan bewustwording van het milieuvraagstuk en vergroten van het draagvlak voor duurzame ontwikkeling. Wel wordt vastgesteld dat dit zeer algemene begrippen zijn, die moeilijk meetbaar te maken zijn. Geadviseerd wordt daarom de doelstelling van de SMOM regeling scherper te operationaliseren. Geconstateerd wordt dat vanuit de SMOM projecten gehonoreerd worden die bijdragen aan de uitvoering van beleid, die passen binnen de partner rol van NGO's, en ook projecten die aansluiten bij de rol van «knooppunt van maatschappelijk initiatief» van het middenveld. Die laatste soort projecten zijn de grootste groep.

Onder meer naar aanleiding van deze bevinding wordt VROM geadviseerd expliciet te formuleren dat deze «gemengde» inzet van de SMOM wenselijk wordt geacht, of hierin keuzes te maken. Dit kan tevens bijdragen aan de gewenste verbeterde operationalisering van de doelstellingen.

Voorts wordt vastgesteld dat er steeds meer projecten binnen de SMOM regeling worden gehonoreerd, voor een gemiddeld steeds kleiner bedrag, aan een steeds groter aantal organisaties. Ook ten aanzien van deze bevinding wordt vastgesteld dat VROM zich er over uit dient te spreken of het deze ontwikkeling wenselijk acht (uit overwegingen van pluriformiteit) dan wel minder wenselijk, door de versnippering die hiermee optreedt.

Beleidsaanpassingen t.a.v. de SMOM

Accent op maatschappelijk initiatief

Het hoofdlijnenakkoord legt het accent op verantwoordelijkheid bij en initiatief uit de samenleving. En op een luisterende overheid. De SMOM regeling beoogt NGO's financieel te ondersteunen opdat zij verantwoordelijkheid en initiatief kunnen nemen, en beoogt maatschappelijke ontwikkelingen te laten doorklinken in het VROM-beleid. Het instrument is bedoeld om «van buiten naar binnen te werken» en om het middenveld te ondersteunen in zijn rol als knooppunt van maatschappelijk initiatief.

In het licht van het hoofdlijnenakkoord is het gewenst de SMOM-tender expliciet het karakter te geven van een regeling ter ondersteuning van maatschappelijk initiatief, die een bijdrage levert aan het luisterend vermogen van de overheid.

Ik ben daarom van plan de huidige formulering van de doelstelling van de SMOM te wijzigen in «ondersteuning van maatschappelijk initiatief». Dit in plaats van «bevorderen bewustwording en vergroten maatschappelijk draagvlak». Deze wijziging benadrukt dat de mate waarin aanvragen een bijdrage leveren aan: het articuleren van geluiden uit de samenleving, het ondersteunen van opinievorming, het activeren van initiatieven, het organiseren van oplossingen en het ontwikkelen en bepleiten van alternatieven het uitgangspunt is bij beoordeling van aanvragen, en niet de bijdrage aan VROM-beleidstrajecten. Deze wijziging maakt daarnaast beoordeling in VBTB-termen van de regeling veel beter mogelijk. Tevens zal ik, in lijn met de gedachte dat de regeling beoogt om «van buiten naar binnen te werken» en om initiatieven te ondersteunen die voortkomen uit de samenleving, bij de beoordeling van grotere project- en programma-aanvragen experts en stakeholders buiten VROM (afhankelijk van de aanvraag andere departementen, deskundigen op het terrein van milieu en samenleving, het openbaar bestuur, bedrijfsleven en burgers) betrekken. De precieze uitvoering zal ik nog uitwerken.

Continuïteit en vernieuwing

Om het maatschappelijk middenveld in staat te stellen daadwerkelijk invulling te geven aan zijn rol als knooppunt van maatschappelijk initiatief, is een zekere continuïteit in de ondersteuning gewenst om NGO's de mogelijkheid te bieden voldoende deskundigheid, netwerk en gezag te ontwikkelen. Anderzijds is het gewenst expliciet beleid te formuleren op nieuwe ontwikkelingen, om tegemoet te komen aan de complexiteit van het krachtenveld rondom natuur- en milieuorganisaties en de veranderingen (en nieuwe coalities) die daarin optreden, alsook om pluriformiteit in het maatschappelijk middenveld en de aansluiting daarvan met nieuwe ontwikkelingen in de samenleving en de verbreding richting duurzaamheid te waarborgen.

Ik zal daarom de financiële ondersteuning van organisaties die maatschappelijk gezag hebben opgebouwd bij voorkeur inrichten in de vorm van programmasubsidies en het budget voor programmasubsidies hiertoe verruimen, ten koste van dat voor projectsubsidies. De omvang van deze verschuiving zal ik nog nader bepalen. Het overblijvende budget voor projectsubsidies zal ik bij voorkeur en gericht gebruiken voor vernieuwing en aansluiting bij actuele ontwikkelingen. Ook bij de beoordeling van programma-aanvragen zal «vernieuwing» een aandachtspunt blijven.

Burgeroriëntatie maatschappelijke organisaties en burgerinitiatieven ondersteunen

Projecten van maatschappelijke organisaties die gericht zijn op het (stimuleren van het) betrekken van burgers bij de ontwikkeling en uitvoering van rijksbeleid met betrekking tot duurzame ontwikkeling zal ik, als onderdeel van het beleid gericht op vernieuwing binnen het NGO-veld, van harte blijven ondersteunen. Dit is bedoeld als stimulans voor projecten van maatschappelijke organisaties die erop gericht zijn dat het VROM-beleid meer van, voor en door de burger wordt. Het gaat daarbij om projecten die bijdragen aan de uitvoering van het VROM-beleid en aan het rijksbeleid ten aanzien van duurzame ontwikkeling. De te subsidiëren projecten dienen erop gericht te zijn dat burgers (met de organisaties) samen hun agenda bepalen en onder de aandacht van beleid, publiek en politiek brengen.

Voorts wil ik verkennen of de toegankelijkheid van de SMOM-regeling voor burgerinitiatieven kan worden vergroot. Het gaat hierbij om burgerinitiatieven die betekenis hebben voor het rijksbeleid op het gebied van duurzame ontwikkeling.

C. SBM en SMOM breed inzetten voor de leefomgeving en duurzame ontwikkeling

De ervaringen met het Stimuleringsprogramma Burger en Milieubeleid van de afgelopen twee jaar en andere bronnen, zoals de rijksbrede belevingsmonitor, burgerbrieven en lokaal signaal, laten zien dat burgers niet vanuit ambtelijke indelingen opereren en redeneren. Om een betere aansluiting te vinden bij de perceptie van burgers heb ik in overleg met de minister van VROM besloten het Stimuleringsprogramma breed in te zetten op het niveau van de leefomgeving en duurzame ontwikkeling.

In het Actieprogramma Duurzame Ontwikkeling is voorts de wenselijkheid onderkend bestaande stimuleringsregelingen ter ondersteuning van het maatschappelijk middenveld rijksbreed te onderzoeken op hun bijdrage aan duurzame ontwikkeling. De SMOM-regeling biedt reeds de mogelijkheid projecten te honoreren die bijdragen aan duurzame ontwikkeling. In toenemende mate worden voor de SMOM ook aanvragen ingediend en gehonoreerd die zijn opgezet vanuit het gedachtegoed van duurzame ontwikkeling. Mijn beleid is er op gericht deze ontwikkeling voor te zetten en te intensiveren door de SMOM vanuit het perspectief van het milieubeleid in te zetten binnen het bredere kader van duurzame ontwikkeling zoals in het Actieprogramma verwoord. De samenwerking met andere ministeries zal hiertoe worden versterkt.

D. Duurzame ontwikkeling: samenspel tussen samenleving en overheid

VROM wil burgers en maatschappelijke organisaties de mogelijkheid bieden vanuit de eigen positie verantwoordelijkheid te nemen voor duurzame ontwikkeling, en de beleidsontwikkeling en uitvoering optimaal laten aansluiten op maatschappelijke ontwikkelingen door goed te luisteren naar wensen, verwachtingen en opvattingen in de samenleving. De SMOM-regeling en het Stimuleringsprogramma Burger en Milieubeleid zijn naar mijn mening krachtige instrumenten om aan dit streven uitvoering te geven. De voorgestelde vernieuwingen van beide instrumenten geven nog eens een extra impuls aan het streven «van buiten naar binnen te werken» en het initiatief van burger en maatschappelijk middenveld de ruimte te geven en te ondersteunen binnen het brede kader van duurzame ontwikkeling. Voor wat betreft de SMOM komt dit tot uitdrukking in de gewijzigde doelstelling, die expliciet gericht is op het ondersteunen van maatschappelijk initiatief. In het Stimuleringsprogramma Burger en Milieubeleid gaat het om het samen met burgers formuleren van de beleidsagenda, opschalen van burgerinitiatieven en coproductie bij beleidsvorming enuitvoering van beleid met burgers.

Beide instrumenten zullen ook nadrukkelijker onderdeel worden van het beleid gericht op duurzame ontwikkeling, zoals dat in het Actieprogramma Duurzame Ontwikkeling is geformuleerd. De SMOM-regeling, die reeds mede gericht is op duurzame ontwikkeling zal gerichter worden ingezet op vernieuwing, zoals het vormen van nieuwe coalities of thematisch verbreding.

Tenslotte wijs ik op de vervlechting van beide instrumenten. Burgers kunnen bij het ontwikkelen van ideeën, het articuleren van opvattingen en realiseren van initiatieven een beroep doen op het maatschappelijk middenveld. Maatschappelijke organisaties hebben, omgekeerd, baat bij de steun, ideeën en initiatieven van burgers. Het onderdeel Burger en Milieubeleid in de SMOM is er op gericht deze kruisbestuiving te doen plaatsvinden, en zal worden voortgezet, en indien mogelijk mede worden gericht op de ondersteuning van burgerinitiatief met relevantie voor het rijksbeleid.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel


XNoot
1

Dit beeld wordt bevestigd in de belevingsmonitor van de rijksoverheid van juli 2003. Over het algemeen geldt dat de publieke aandacht groter is dan de waargenomen regeringsaandacht, vooral voor die aspecten die dicht bij de belevingswereld van de burger staan (wonen en woonomgeving, bescherming van dieren en planten en van natuurgebieden en recreatie in de natuur). Burgers blijven ontevreden over de openheid van de regering; 85% vindt dat burgers onvoldoende betrokken worden, ruim 90% is van mening dat de regering niet open staat voor ideeën of dat er niet snel genoeg gereageerd wordt op vragen.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven