28 652
Voorstel van wet van de leden Dittrich, Halsema en Van Nieuwenhoven houdende regels omtrent de vaste boekenprijs (Wet op de vaste boekenprijs)

nr. 13
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 mei 2004

De afgelopen maanden heeft de NMa technische ondersteuning verleend aan de indieners van het wetsvoorstel Vaste Boekenprijs en de betrokken ministeries (EZ en OCW). Ter afsluiting van dit adviestraject heeft de DG-NMa mij in een brief d.d. 22 april jl. zijn visie op het wetsvoorstel doen toekomen, met name waar het gaat om eventuele strijdigheid met de Mededingingswet dan wel het EG-Verdrag. Ten behoeve van de, nog voor het zomerreces te verwachten, plenaire behandeling heb ik besloten deze brief aan de Tweede Kamer ter beschikking te stellen.1

Ten aanzien van de relatie van het wetsvoorstel met het Europese recht, met name betreffende het interstatelijk effect en strijdigheid met het nuttig effect van Europese mededingingsregels, wil ik het volgende opmerken.

Het wetsvoorstel schrijft een vaste boekenprijs voor ondernemingen voor op het gehele grondgebied van Nederland. Indien er sprake is van een merkbare invloed op de handel tussen Lidstaten (interstatelijk effect) van een dergelijke vaste prijs, komt de regeling binnen het bereik van het Europese verbod op mededingingsbeperkende prijsafspraken, artikel 81 EG. Uit vaste rechtspraak van het Hof volgt namelijk dat Lidstaten geen maatregelen mogen nemen of handhaven die het nuttig effect van de op ondernemingen toepasselijke Europese mededingingsregels ongedaan kunnen maken.2 In oudere jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie zijn soortgelijke nationale wetten ten aanzien van vaste prijzen voor boeken wel toelaatbaar geacht, voor zover zij een zuiver nationale werking hadden.3

In aanvulling op hetgeen de DG-NMa opmerkt over het interstatelijke effect van artikel 3 van het wetsvoorstel (importbepaling) is mijns inziens volgens vaste jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie reeds van een interstatelijk effect sprake indien het met een redelijke mate van zekerheid voorzienbaar is dat de regeling een directe of indirecte invloed kan hebben op, of daadwerkelijke of potentiële gevolgen kan hebben voor, het handelspatroon tussen Lidstaten.1 In een recente bekendmaking van de Europese Commissie wordt duidelijk gemaakt dat van een interstatelijk effect in deze zin, met name ook sprake is indien een mededingingsbeperkende overeenkomst of daarmee feitelijk gelijkgestelde regeling het hele grondgebied vanéén Lidstaat dekt. Door een dergelijke nationale dekking kan immers een opdeling van verschillende nationale markten binnen de interne markt van de Europese Unie plaats vinden.2

Per 1 mei 2004 is de nieuwe Europese mededingingsverordening (nr. 1/2003 EG) in werking getreden.3 Deze verordening draagt aan de nationale mededingingsautoriteit op tevens het Europese verbod op mededingingsbeperkende afspraken (81 EG) te handhaven. Van belang daarbij is dat in een recent gewezen arrest van het Europees Hof van Justitie is uitgemaakt dat de nationale mededingingsautoriteit bij de toepassing van het Europese mededingingsrecht daarmee strijdige nationale regelgeving buiten toepassing moet laten.4 Anders dan de nationale rechter en thans de nationale mededingingsautoriteit heeft de Europese Commissie nooit de bevoegdheid gehad bij de toepassing van Europese mededingingsregels nationale wetgeving buiten toepassing te laten.5

Inmiddels hebben de indieners van het wetsvoorstel mij verzocht het wetsvoorstel voor te leggen aan de Europese Commissie en de Commissie te vragen haar mening over het wetsvoorstel kenbaar te maken. De indieners geven daarbij aan uiteraard nog vóór de plenaire behandeling over de opvatting van de Commissie te willen beschikken. Aan dit verzoek zal ik op zo kort mogelijke termijn gehoor geven.

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

«Nuttig effectleer»: artikel 3 lid 1 sub g juncto artikel 10 juncto artikel 81 EG.

XNoot
3

m.n. «Leclerc» Zaak 229/83.

XNoot
1

«STM», Zaak 56/65, [1966] ECR 235, 249.

XNoot
2

Richtsnoeren betreffende het begrip «beïnvloeding van de handel» in de artikelen 81 en 82 van het Verdrag. http://www.europa.eu.int/comm/competition/antitrust/legislation/procedural_rules/ effect_trade_nl.pdfCHECK.

XNoot
3

Official Journal L 1, 04.01.2003, p. 1–25.

XNoot
4

«Consortzio Industrie Fiammiferi (CIF)», Zaak C-198/01, 9 september 2003, http://curia.eu.int/nl/content/juris/index.htm.

XNoot
5

Par. 54 conclusie Advocaat Generaal bij dat arrest CIF.

Naar boven