28 649
Wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 en enige andere wetten

A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 28 januari 2002 en het nader rapport d.d. 9 oktober 2002, aangeboden aan de Koningin door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de minister president, minister van Algemene Zaken en de ministers van Defensie en van Justitie. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 27 november 2001, no. 01.005669, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken, de Minister van Defensie en de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de wet houdende regels met betrekking tot de inlichtingen- en veiligheidsdiensten alsmede wijziging van enkele wetten (Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 19..) op technische gronden.

Deze novelle strekt voornamelijk tot het herstellen van een technische fout in de tekst van de ontwerp-Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 19.. (WIVD). Bij amendement is in artikel 8 de gerichte verwijzing naar een commissie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (de commissie voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten) geschrapt; in de andere wetsartikelen zijn deze verwijzingen echter blijven staan. Dat wordt nu hersteld.

De Raad van State maakt een opmerking over de regeling van de openbaarheid van de rapporten van de commissie van toezicht. Hij is van mening dat het wetsvoorstel in verband daarmee enige aanpassing behoeft.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 27 november 2001, nr. 01.005669, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 28 januari 2002, nr. W01.01.0638/I bied ik U hierbij aan.

1. Artikel 75 WIVD regelt onder meer welk deel van een zogenaamd toezichtsrapport, opgesteld door de commissie van toezicht voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, openbaar is. Door de thans voorgestelde wijzigingen in het eerste en vijfde lid wordt de openbaarheid van deze rapporten niet langer geregeld in het artikel zelf; het wordt in plaats daarvan geregeld door de van-overeenkomstige-toepassingverklaring van artikel 8, derde en vierde lid. De hoofdregel, dat het toezichtsrapport een openbaar gedeelte bevat, komt door deze wijzigingen echter te vervallen. Die hoofdregel is nu neergelegd in artikel 75, eerste lid, tweede volzin, maar deze volzin wordt geschrapt.

Het verdient aanbeveling deze zin niet te schrappen.

1. In het vijfde lid van artikel 79 (voorheen 75) wordt artikel 8, derde en vierde lid, van overeenkomstige toepassing verklaard op de toezending door de betrokken minister van het toezichtsrapport en zijn reactie daarop aan beide kamers der Staten-Generaal. Hierdoor wordt geregeld dat de gegevens die niet in het openbare gedeelte van het toezichtsrapport vermeld kunnen worden, vertrouwelijk kunnen worden meegedeeld. De regel dat het toezichtsrapport een openbaar deel bevat was dan ook vervat in het van overeenkomstige toepassing verklaren van artikel 8, derde en vierde lid. Derhalve kon de tweede volzin van het eerste lid van artikel 79 (75), die regelt dat op het openbare deel artikel 8, derde lid, van toepassing is, komen te vervallen. De Raad van State is evenwel van oordeel dat door het schrappen van deze volzin de regel dat het toezichtsrapport een openbaar gedeelte bevat, komt te vervallen. Derhalve heb ik, teneinde elk misverstand op dit punt uit te sluiten, besloten om het advies van de Raad te volgen, zij het dat de tweede volzin van het eerste lid scherper is geformuleerd. Hierin is thans tot uitdrukking gebracht dat als hoofdregel geldt dat het gehele toezichtsrapport openbaar is behoudens de gegevens, bedoeld in artikel 8, derde lid.

Voor de goede orde wijs ik erop dat inmiddels de tekst van artikel 79, vijfde lid, ten opzichte van de aan de Raad toegezonden tekst in die zin is gewijzigd dat de regeling van artikel 8, derde en vierde lid, niet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard maar in aangepaste vorm wordt overgenomen in de formulering van de tweede en derde volzin. Voor bovenstaande redenering en voor de door de Raad geadviseerde wijziging van het eerste lid van artikel 79 heeft deze wijziging geen gevolg.

2. Zoals tot nu toe gebruikelijk was bij novelles, is de inwerkingtreding van het wetsvoorstel gekoppeld aan het tijdstip van inwerkingtreding van «enig artikel» WIVD. Met de inwerkingtreding van de Tijdelijke referendumwet (Trw) op 1 november 2001 is dat echter niet meer mogelijk. Het is immers denkbaar dat de novelle wordt onderworpen aan een referendum, terwijl dat niet het geval is met de wet die in de novelle wordt gewijzigd. De Raad adviseert de inwerkingtredingsbepaling af te stemmen op de Trw.

2. Op 29 mei 2002 is de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (in het vervolg: WIV 2002) in werking getreden. Gelet hierop is de inwerkingtreding van deze wijzigingswet losgekoppeld van de inwerkingtreding van de WIV 2002 en is de inwerkingtredingsbepaling aangepast met inachtneming van artikel 12, eerste lid, van de Tijdelijke Referendumwet.

3. Voorts is van de gelegenheid gebruik gemaakt om in het wetsvoorstel enige wijzigingen van redactionele en wetstechnische aard aan te brengen.

In het opschrift van het wetsvoorstel is de zinsnede «op technische gronden» en in de aanhef het woord «technische» geschrapt. Het wetsvoorstel bevat nl. een wijziging die niet als zuiver technisch te kwalificeren valt. In artikel I, onder F, onderdeel 3, wordt de regeling voor het verstrekken van het openbare en het geheime deel van het toezichtsrapport in overeenstemming gebracht met de regeling die geldt voor de jaarverslagen van de diensten. In overeenstemming met artikel 8, vierde lid, is artikel 79, vijfde lid, derde volzin, thans facultatief geformuleerd.

In artikel I, onder G, wordt de regeling voor het mededelen van de aanbevelingen van de Nationale ombudsman thans eveneens in overeenstemming gebracht met artikel 8, derde en vierde lid.

4. Ten slotte is in overeenstemming met de betrokken medeondertekenaars besloten om het nader rapport alsmede de gewijzigde memorie van toelichting om redenen van doelmatigheid alleen te laten ondertekenen door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U mede namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken en de Ministers van Defensie en Justitie verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven