nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 december 2003
In een reactie op de brief van 16 mei 2003 van de voorzitter van de Vaste
Commissie voor Verkeer en Waterstaat heb ik u bij brief van 19 juni 2003(VW-03-417)u
nader te informeren. Aanvullend op mijn brief van 28 oktober 2003 (kamerstuk
28 642, nr. 9) ontvangt u hierbij het overzicht van sociale veiligheidsmaatregelen
op gedecentraliseerde, regionale treindiensten.1
Sinds 1998 zijn de volgende diensten gedecentraliseerd:
• Almelo – Mariënberg
• Leeuwarden–Harlingen
• Leeuwarden–Stavoren
• Winterswijk–Doetinchem
• Winterswijk–Zutphen
• Arnhem–Doetinchem
• Groningen–Roodeschool
• Groningen–Delfzijl
• Groningen–Nieuweschans
Twee treindiensten staan op de rol om formeel gedecentraliseerd te worden.
Beide zijn reeds openbaar aanbesteed. Per ingangsdatum dienstregeling 2004
wordt Zutphen-Oldenzaal formeel gedecentraliseerd. En per ingangsdatum dienstregeling
2005 wordt Apeldoorn–Zutphen formeel gedecentraliseerd.
In de eerste twee aanbestedingen, Almelo–Mariënberg en de drie
Groninger treindiensten, die plaatsvonden vóór het van kracht
worden van de Wet personenvervoer 2000, heeft de verbetering van de sociale
veiligheid beperkt aandacht gekregen. De situatie destijds gaf daartoe overigens
ook geen aanleiding.
De Wet personenvervoer 2000 geeft in artikel 32.2.h aan dat de concessieverlener
aan een concessie in ieder geval voorschriften verbindt ten aanzien
van het waarborgen van een verantwoorde mate van veiligheid ten behoeve van
zowel de reizigers als het personeel binnen het OV.
In de bijlage is per treindienst aangegeven op welke wijze invulling is
gegeven aan het waarborgen van een verantwoorde mate van veiligheid. Opgemerkt
dient te worden dat de sociale veiligheid op de reeds gedecentraliseerde treindiensten
geen punt van zorg is. De diensten behoren ook niet tot de zogenaamde «probleemlijnen»
en meldingen over sociale onveiligheid zijn uitzonderingen.
Samenvattend kan geconcludeerd worden dat bij aanbesteding van treindiensten
aan geïnteresseerde vervoerders door decentrale overheden expliciet gevraagd
wordt bij hun offerte ook een sociaal veiligheidsplan in te dienen. In het
sociaal veiligheidsplan dient de vervoerder aan te geven hoe om te gaan met
de sociale veiligheid. Personeelsleden van de vervoerders volgen doorgaans
dezelfde opleidingen en cursussen als hun collega's in het stad- en streekvervoer.
Het materieel is voorzien, dan wel wordt voorzien van camera's tenzij de treinstellen
open en transparant omgebouwd worden, hetgeen de sociale veiligheid bevordert.
Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
K. M. H. Peijs