28 634 (R 1727)
Instelling van een Onderzoeksraad voor veiligheid (Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid)

nr. 15
AMENDEMENT VAN HET LID VAN DER STAAIJ C.S.

Ontvangen 16 juni 2003

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

Aan artikel 2 wordt een lid toegevoegd luidende:

3. De raad bezit rechtspersoonlijkheid.

II

In artikel 6, vierde lid, wordt «17,» vervangen door: 18a, eerste lid, 18d, eerste lid,.

III

Artikel 17 wordt vervangen door:

Artikel 17

De rechtspersoon Onderzoeksraad voor veiligheid wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door de voorzitter van de raad en, bij afwezigheid van deze, door de plaatsvervangend voorzitter van de raad.

IV

Artikel 18 wordt vervangen door:

Artikel 18

1. De inkomsten van de rechtspersoon Onderzoeksraad voor veiligheid bestaan uit een jaarlijkse bijdrage ten laste van de begroting voor het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

2. Indien bijzondere omstandigheden dit noodzakelijk maken, kunnen aan de raad additionele middelen ter beschikking worden gesteld.

Artikel 18a

1. De raad stelt vóór 1 november een begroting vast voor het volgende boekjaar alsmede een financieel meerjarenbeleidsplan.

2. De begroting omvat een raming van de baten en lasten, een raming van de voorgenomen investeringsuitgaven en een raming van de inkomsten en uitgaven.

3. De begrotingsposten worden ieder afzonderlijk van een toelichting voorzien.

4. Uit de toelichting blijkt steeds welke begrotingsposten betrekking hebben op de uitoefening van de aan de raad opgedragen taken dan wel op andere activiteiten.

5. Tenzij de activiteiten waarop de begroting betrekking heeft, nog niet eerder werden verricht, omvat de begroting een vergelijking met de begroting van het lopende jaar en de laatst goedgekeurde jaarrekening.

6. Het besluit tot vaststelling van de begroting en het financieel meerjarenbeleidsplan behoeven de goedkeuring van Onze Minister.

7. De goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

Artikel 18b

Indien gedurende het jaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke en de begrote baten en lasten dan wel inkomsten en uitgaven, doet de raad daarvan onverwijld mededeling aan Onze Minister onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

Artikel 18c

1. De raad vormt een egalisatiereserve.

2. Bij ministeriële regeling wordt de maximale omvang van de egalisatiereserve vastgesteld.

3. Het verschil tussen de gerealiseerde baten van de raad en de gerealiseerde lasten van de activiteiten komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.

4. De van de egalisatiereserve genoten rente wordt aan de egalisatiereserve toegevoegd.

Artikel 18d

1. De raad dient jaarlijks voor 1 juli bij Onze Minister een jaarrekening in.

2. Het besluit tot vaststelling van de jaarrekening behoeft de goedkeuring van Onze Minister.

3. De goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

Artikel 18e

1. De jaarrekening, waarin rekening en verantwoording wordt afgelegd van het financieel beheer en van de geleverde prestaties over het verstreken boekjaar, wordt ingericht zoveel mogelijk met overeenkomstige toepassing van het gestelde in titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

2. De jaarrekening gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Bij de aanwijzing van de accountant bedingt de raad dat aan Onze Minister desgevraagd inzicht wordt geboden in de controlewerkzaamheden van de accountant.

3. De verklaring, bedoeld in het tweede lid, heeft mede betrekking op de rechtmatige inning en besteding van de middelen door de raad.

4. De accountant voegt bij de verklaring, bedoeld in het tweede lid, tevens een verslag van zijn bevindingen over de vraag of het beheer en de organisatie van de raad voldoen aan eisen van doelmatigheid.

5. De raad stelt de jaarrekening en de verklaring, bedoeld in het tweede lid, algemeen verkrijgbaar.

V

In artikel 21 wordt na «ontwerp-begroting» ingevoegd: het financieel meerjarenbeleidsplan, de accountantscontrole.

VI

Artikel 78 wordt als volgt gewijzigd:

A. Na onderdeel a wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

aa. In artikel 6, vierde lid, vervalt «18d, eerste lid,».

B. Onderdeel h vervalt.

C. Onderdeel i, wordt vervangen door:

i. De artikelen 18a tot en met 18e worden vervangen door:

Artikel 18a

1. De raad stelt vóór 1 november een begroting vast voor het volgende boekjaar alsmede een financieel meerjarenbeleidsplan.

2. De begroting en het financieel meerjarenbeleidsplan behoeven de goedkeuring van Onze Minister.

3. De goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

4. Bij ministeriële regeling wordt de maximale omvang van de egalisatiereserve vastgesteld.

Artikel 18b

1. De jaarrekening, waarin rekening en verantwoording wordt afgelegd van het financieel beheer en van de geleverde prestaties over het verstreken boekjaar, wordt ingericht zoveel mogelijk met overeenkomstige toepassing van het gestelde in titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

2. De jaarrekening gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Bij de aanwijzing van de accountant bedingt de raad dat aan Onze Minister desgevraagd inzicht wordt geboden in de controlewerkzaamheden van de accountant.

3. De verklaring, bedoeld in het tweede lid, heeft mede betrekking op de rechtmatige inning en besteding van de middelen door de raad.

4. De accountant voegt bij de verklaring, bedoeld in het tweede lid, tevens een verslag van zijn bevindingen over de vraag of het beheer en de organisatie van de raad voldoen aan eisen van doelmatigheid.

5. De raad stelt de jaarrekening en de verklaring, bedoeld in het tweede lid, algemeen verkrijgbaar.

VII

Artikel 81 wordt als volgt gewijzigd:

A. In het eerste lid wordt «in algemene dienst van het rijk, geplaatst bij de raad» vervangen door: in dienst van de rechtspersoon Onderzoeksraad voor veiligheid.

B. In het derde lid wordt «in dienst van de Staat, geplaatst bij de raad,» vervangen door: in dienst van de rechtspersoon Onderzoeksraad voor veiligheid.

VIII

In artikel 82, tweede lid, wordt «de Staat» vervangen door: de rechtspersoon Onderzoeksraad voor veiligheid.

IX

In artikel 83 wordt «de Staat» vervangen door: de rechtspersoon Onderzoeksraad voor veiligheid.

Toelichting

De zelfstandige positie van de raad wordt nog extra geaccentueerd als aan de raad ook eigen rechtspersoonlijkheid wordt toegekend. Hiermee wordt de constructie gevolgd die ook voor de Raad voor de Transportveiligheid is gekozen. De eigen rechtspersoonlijkheid vergroot de armslag van de raad wat betreft de besteding van de aan hem toebedeelde middelen. Tevens brengt zij mee dat de medewerkers van het bureau van de raad uitsluitend ten opzichte van de raad in een arbeidsrechtelijke verhouding treden.

Van der Staaij

Van der Ham

Meijer

De Wit

Naar boven