Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 28629 nr. 10 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 28629 nr. 10 |
Vastgesteld 12 november 2002
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 29 oktober 2002 overleg gevoerd met minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:
– de besluiten tot afschaffing van de Pemba en beperking eigenrisicodragen voor kleine bedrijven (SOZA-02–670);
– de brief van 24 oktober 2002 inzake afschaffing Pemba voor kleine werkgevers (28 629, nr. 6).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA) steunt het voornemen tot wijziging van het premieregime voor de kleine bedrijven. De Pemba-systematiek bracht voor die bedrijven namelijk te grote lasten met zich mee. Toch kan het voorstel dat de regering thans doet, niet haar instemming krijgen.
Allereerst wijst zij erop dat het voorstel procedureel onjuist is. Ondanks het feit dat de Kamer had aangegeven eerst met de minister te willen overleggen over zijn voornemen in dezen, ging hij door met de voorbereiding van de uitvoering van zijn voorstel. Dat is des te meer opmerkelijk daar het kabinet een demissionaire status kreeg. Daarnaast geldt dat het voorstel inhoudelijk op grote bezwaren stuit.
Eigenlijk ontstaan met het voorstel drie groepen bedrijven. Er is een groep die gebruik maakt van de opting out en, zoals het voorstel nu luidt, tot in lengte van jaren het eigen risico zal dragen. Daarnaast zullen bedrijven voor hun premiebijdragen worden belast volgens een omslagregeling. Volgens die regeling gaat een groot aantal bedrijven veel meer premie betalen, terwijl een heel klein aantal bedrijven daarvan profiteert.
Ten slotte geldt dat volgens de UWV (Uitvoeringsinstantie werkgeversverzekeringen) de werkgevers nauwelijks zijn geïnformeerd. Op 9 september hebben zij een globale brief gekregen. Zij hadden toen precies drie weken de tijd om aanvragen voor te bereiden voor het overstappen op een ander regime. Het MKB is dan ook tegen het voorstel, hetgeen eveneens geldt voor de andere sociale partners. Gelet op de talloze vragen die onbeantwoord zijn gebleven, de onzorgvuldigheid van het voorstel, de onduidelijkheid van de effecten van de voorgestelde maatregelen en de procedurele onjuistheid meent mevrouw Noorman dat het huidige voorstel dan ook moet worden afgewezen.
Mevrouw Verburg (CDA) zegt verbaasd te zijn dat de afschaffing van de Pemba voor bedrijven met maximaal 25 werknemers door sommige fracties als een controversiële kwestie wordt gezien. Immers, de Pemba wordt door veel bedrijven als knellend ervaren. De CDA-fractie is dan ook voorstander van deze afschaffing en waardeert het dat veel werkgevers hun eigen verantwoordelijkheid willen nemen voor het risico van arbeidsongeschiktheid van werknemers. Kunnen de aanvragen van de 25 000 bedrijven die eigenrisicodrager willen worden wel op tijd worden beoordeeld? Zal de UWV voldoende tijd hebben om de nodige maatregelen in verband met de afschaffing van de Pemba te nemen? Is het mogelijk om in het geval de periode voor beoordeling van deze aanvragen niet lang genoeg is, die termijn te verlengen? Hoe groot acht de minister de kans dat het aantal bedrijven dat eigenrisicodrager wordt zal toenemen van 4800 tot 30 000?
De bedrijven die niet eigenrisicodrager worden, zullen te maken krijgen met een verhoging van de omslagpremie. Hoe groot zullen de consequenties voor die bedrijven kunnen zijn als inderdaad het aantal bedrijven dat eigenrisicodrager is met 25 000 toeneemt? Zal de lastenverzwaring voor de overige bedrijven nog wel reëel zijn?
Mevrouw Verburg wijst er voorts op dat de invoering van de Pemba onderdeel uitmaakte van een pakket maatregelen waarmee men de instroom in de WAO wilde terugdringen. Afschaffing van de als onwenselijk ervaren Pemba-maatregel is een van de eerste actiepunten in het kader van het Strategisch akkoord. Echter, deze afschaffing kan niet los worden gezien van de rest van het pakket aan maatregelen ter bestrijding van de WAO-instroom. Wordt die samenhang voldoende in aanmerking genomen? Welke gevolgen zou de afschaffing kunnen hebben voor de rest van het pakket?
Per 1 januari 2004 zouden opnieuw bedrijven voor de opting out kunnen kiezen. Gelet op het feit dat een nieuw kabinet voortvarend te werk zal gaan en dus waarschijnlijk op 1 juli van het jaar 2003 opnieuw voor het eigenrisicodragerschap zou kunnen worden gekozen, doet het vreemd aan, nu niet meer bedrijven toe te laten voor het eigen risicodragerschap.
De heer Smulders (LPF) zegt voor afschaffing van de Pemba te zijn, maar tegen het ongedaan maken van de mogelijkheid om eigenrisicodrager te worden. De bedrijven moeten in staat worden gesteld hun lasten zo laag mogelijk te houden met het privaat verzekeren van hun risico. Een goed verzuimbeleid door ondernemingen moet beloond worden. Weliswaar zegt de regering de werkgeverslasten niet te zullen verhogen, maar aangezien veel bedrijven voor het eigen risicodragerschap kiezen, zal de premie voor de resterende bedrijven stijgen. Bovendien zal aanpassing van de Wulbz (Wet uitbreiding loondoorbetaling bij ziekte) leiden tot een langere termijn voor doorbetaling bij ziekte.
Mevrouw B. M. de Vries (VVD) is eveneens voorstander van afschaffing van de Pemba voor de kleine bedrijven. In de stukken staat dat de mogelijkheid voor bedrijven om eigenrisicodrager te worden voor de arbeidsongeschiktheid, zal worden beperkt. De VVD vindt dat principieel onjuist. Een werkgever moet zelf kunnen bepalen of hij zich voor een risico wil verzekeren. Een toename van het aantal bedrijven met een eigen verzekering voor arbeidsongeschiktheidsrisico's zou een premieverhogend effect hebben voor de bedrijven die collectief verzekerd blijven. Die verhoging zorgt echter ook voor een prikkel: men zal extra letten op gevaar voor arbeidsongeschiktheid. Daarom geldt de vraag of het wel nodig is een besluit tot beperking van de mogelijkheid van het eigen risico te nemen.
De heer De Ruiter (SP) meent dat afschaffing van de Pemba juist daarom een controversiële kwestie is, omdat zij onderdeel van een pakket is en dus in samenhang met andere maatregelen moet worden bezien, bijvoorbeeld in samenhang met de aanpassing van de Wulbz. Dat laat onverlet dat afschaffing van de Pemba voor kleine bedrijven terecht is. Echter, met het voorstel dat nu wordt gedaan, zal een deel van de bedrijven een hogere premie moeten gaan betalen. Veel bedrijven kiezen namelijk voor de mogelijkheid om zelf het risico te dragen, waardoor de solidariteit in het systeem verdwijnt. Op deze manier worden de kleinere bedrijven die juist een extra inspanning hebben geleverd om de instroom in de WAO te verminderen, gestraft. Een oplossing zou zijn de hoogte van de huidige premie te middelen. Daarmee zal de vlucht naar de particuliere verzekering, die uiteindelijk een kostenopdrijvend effect heeft, worden tegengegaan.
De heer Bakker (D66) is eveneens van mening dat de nadelen van de Pemba voor de kleinere bedrijven als te groot worden ervaren. Met de afschaffing van de Pemba dreigt evenwel het gevaar dat de oorspronkelijke doelstelling uit het oog wordt verloren. Die was: verlaging van de instroom in de WAO en het vergroten van de eigen verantwoordelijkheid van bedrijven. Nu de Pemba voor de kleine bedrijven wordt afgeschaft en de differentiatie per sector pas in 2004 tot stand kan komen, ontstaat een gat in de tijd met betrekking tot de eigen verantwoordelijkheid. Bovendien wordt de mogelijkheid van het eigenrisicodragerschap beperkt, waarmee de prikkel om langs die weg de eigen verantwoordelijkheid te nemen, voor veel bedrijven verdwijnt. Het zou daarom beter zijn om het besluit tot afschaffing van de Pemba voor kleinere bedrijven uit te stellen totdat er een systeem is waarmee weer de prikkel voor goed gedrag op individueel of sectorniveau kan worden gegeven.
De minister zegt dat de mate waarin de Pemba voor kleine bedrijven als knellend wordt ervaren, het wenselijk maakt niet langer met de afschaffing ervan te wachten. In het Strategisch akkoord is het voornemen daartoe opgenomen en het voorstel dat de Kamer nu wordt gedaan, vloeit daar logischerwijs uit voort. Gelijktijdig met de afschaffing van de Pemba zou premiedifferentiatie per branche worden ingevoerd. Het was technisch echter niet mogelijk die per 1 januari 2003 te realiseren. Het streven is nu de differentiatie per 2004 in te voeren. Het zou evenwel, gelet op de maatschappelijke weerstand tegen de Pemba, niet juist zijn met de afschaffing ervan tot 2004 te wachten.
Deze maatregel heeft inderdaad een samenhang met het wetsvoorstel uitbreiding loondoorbetaling bij ziekte. Met dat wetsvoorstel wordt namelijk de eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers benadrukt, terwijl die met de afschaffing van de Pemba vermindert. Het is daarom wenselijk dat de Kamer de samenhang in het systeem bevordert met een snelle behandeling van de aanpassing van de Wulbz. Met de steun voor het desbetreffende wetsvoorstel zouden de leden tevens aangeven dat het niet de bedoeling is met de afschaffing van de Pemba af te zien van de eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers.
Gelijktijdig met de afschaffing van de Pemba voor kleine bedrijven, zal de mogelijkheid om zelf het risico voor arbeidsongeschiktheid te dragen, worden verkleind. Het gevaar zou namelijk zijn dat het enkele feit dat de Pemba wordt afgeschaft, voor een groot aantal bedrijven reden is om te kiezen voor het eigen risico. Daarmee zou de solidariteit te veel onder druk worden gezet en zouden de premielasten voor de overige bedrijven te hoog worden. Het middelen van de premies zou geen soelaas bieden. Het aantal bedrijven dat vanwege hun omvang daadwerkelijk een hoge premie betaalt, is namelijk te klein om het gewenste effect te bereiken. De aanvragen voor opting out die voor 1 oktober binnenkomen, zullen op de normale manier worden beoordeeld. Het is de bedoeling in 2004 voor het MKB premiedifferentiatie per branche in te voeren. Tijdig voor 1 januari 2004 zullen dan de bedrijven opnieuw in de gelegenheid worden gesteld om aanvragen voor opting out in te dienen.
Het kabinet is overigens van mening dat bedrijven altijd in de gelegenheid moeten zijn om voor het eigenrisicodragerschap te kiezen, maar vindt tevens dat die keuzemogelijkheid aan de orde moet zijn op het moment waarop de premiedifferentiatie vorm heeft gekregen. Mocht de Kamer echter toch de mogelijkheid van het eigen risicodragerschap willen handhaven, dan is de regering bereid deze wens in overweging te nemen. Over de mogelijke effecten ervan vergeleken met het huidige voorstel alsmede over de termijn waarop het eigenrisicodragerschap heroverwogen kan worden, zal de minister de Kamer een brief sturen.
Het voorstel betekent voor het bedrijfsleven geen lastenverzwaring, maar slechts een lastenverschuiving. Dat geldt ook voor het wetsvoorstel uitbreiding loondoorbetaling bij ziekte. De lastenvermindering voor de publieke gemeenschap wordt namelijk voor 100% doorvertaald in premiedaling voor de werkgevers en de werknemers. Weliswaar kan vanwege de lastenverschuiving per individuele werkgever een verschil optreden, maar niet voor het gehele bedrijfsleven.
Ten slotte concludeert de minister dat de opmerkingen van de Kamer voor hem geen aanleiding hoeven te zijn de afschaffing van de Pemba voor kleine bedrijven per 1 januari niet door te laten doorgaan.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA) tekent bezwaar aan tegen het voornemen van de minister de afschaffing van de Pemba voor kleine bedrijven gewoon door te zetten. Uit de reacties van de leden blijkt dat het voorstel nog onvoldoende is uitgewerkt. Daarnaast geldt dat er nog vele vragen leven. Daarom zal de minister zijn besluit moet herzien en voor een andere datum voor afschaffing van de Pemba moeten kiezen.
Zij wijst er voorts op dat de consequentie van het voorstel is dat bijna 300 000 werkgevers met een lager WAO-risico dan gemiddeld een hogere premie gaan betalen en dat 15 300 werkgevers met een hoger WAO-risico dan gemiddeld een lagere. Macro is er dan geen lastenverzwaring, maar op bedrijfsniveau wel. Gelet voorts op de maatschappelijke weerstand tegen het voorstel, blijft het nodig dit op te schorten totdat een beter uitgewerkt plan beschikbaar is en meer uitvoerig overleg met de sociale partners is gevoerd. Wil de minister de brief met nadere gegevens over de samenhang van de voorstellen zo snel mogelijk naar de Kamer sturen? Afhankelijk van de inhoud van de brief wil mevrouw Noorman de Kamer een uitspraak voorleggen.
Mevrouw Verburg (CDA) waardeert de toezegging van de minister om de mogelijkheid voor bedrijven om eerder dan 1 juli 2004 gebruik te maken van de opting out in overweging nemen, alsmede het feit dat de aanvragen van de 25 000 bedrijven op tijd zullen worden beoordeeld. Zij herhaalt haar vraag uit de eerste termijn over het mogelijke effect op de premie van het honoreren van deze aanvragen. Op welke manier meet de minister de gemiddelde loonsom bij de bedrijven met maximaal 25 werknemers? Op welke manier denkt hij te voorkomen dat oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van de regelingen, bijvoorbeeld door het splitsen van BV's of het al dan niet toerekenen van kostenposten?
De heer Smulders (LPF) herhaalt dat naar alle waarschijnlijkheid de lasten voor het bedrijfsleven zullen stijgen. Het huidige lastenpakket, waarop de minister zijn veronderstelling baseert, zal namelijk vanwege de aangekondigde maatregelen drastisch wijzigen. Wetgeving voor uitbreiding van de termijn voor loondoorbetaling tijdens ziekte is voor hem bespreekbaar.
Mevrouw B.M. de Vries (VVD) vraagt de minister de brief over de effecten van de keus van veel bedrijven voor de opting out de Kamer zo spoedig mogelijk te doen toekomen. Aan de hand daarvan zal zij bepalen of het nodig is de Kamer een uitspraak voor te leggen. Gaat het MKB akkoord met hernieuwde mogelijkheid van de opting out per 1 januari 2004?
De heer De Ruiter (SP) herhaalt zijn steun voor afschaffing van de Pemba, maar betwijfelt of die afschaffing thans op een zorgvuldige manier gestalte krijgt. Nog steeds is niet duidelijk welke effecten de verschillende maatregelen voor de diverse sectoren hebben. Graag krijgt hij hierin aan de hand van de brief van de minister meer inzicht.
De minister concludeert dat de vragen die nog leven vooral betrekking hebben op de mogelijkheid van opting out voordat sprake is van premiedifferentiatie per branche. Hij zegt toe hierover binnen vier weken de Kamer meer informatie te zullen verschaffen. Binnen een week zal hij reeds reageren op de vragen over de hoogte van de gemiddelde loonsom en de hoogte van de premie voor de bedrijven die geen gebruik maken van de opting out.
Hij herhaalt voorts dat de aanvragen voor de opting out die voor 1 oktober zijn ontvangen, op de reguliere manier en volgens het geldende regime zullen worden behandeld. MKB Nederland heeft inderdaad de vrees uitgesproken dat de toename van het aantal bedrijven dat eigenrisicodrager wordt, zal leiden tot een hogere premie voor de resterende bedrijven en dat niet alle bedrijven voldoende gelegenheid hebben gehad voor het maken van een afweging. MKB Nederland heeft echter met waardering kennisgenomen van de mededeling dat de mogelijkheid van de opting out weer wordt ingevoerd als de premiedifferentiatie aan de orde komt. Het is dan ook niet nodig het overleg met de sociale partners op dit punt te hervatten.
Samenstelling: Leden: Rosenmöller (GroenLinks), Jorritsma-Lebbink (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Van Dijke (ChristenUnie), Bakker (D66), B. M. de Vries (VVD), De Grave (VVD), Hamer (PvdA), voorzitter, Bussemaker (PvdA), Halsema (GroenLinks), Mosterd (CDA), Blok (VVD), Bos (PvdA), Smulders (LPF), ondervoorzitter, Jense (Leefbaar Nederland), Rambocus (CDA), Wiersma (LPF), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), Smolders (LPF), Bruls (CDA), Zeroual (LPF), Eski (CDA), Algra (CDA) en Van Loon-Koomen (CDA).
Plv. leden: Tonkens (GroenLinks), Terpstra (VVD), Adelmund (PvdA), Van der Vlies (SGP), Van Geen (D66), Wilders (VVD), Van Hoof (VVD), Tichelaar (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van Gent (GroenLinks), Smilde (CDA), Oplaat (VVD), Verbeet (PvdA), Van Ruiten (LPF), Teeven (Leefbaar Nederland), Verburg (CDA), Stuger (LPF), De Wit (SP), Vietsch (CDA), De Jong (LPF), Hessels (CDA), Varela (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Koopmans (CDA) en Van Dijk (CDA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28629-10.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.