28 625 Herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Nr. 162 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 april 2013

Bij deze doe ik u toekomen de evaluaties «Leren in een Praktijknetwerk, een evaluatie van de regeling Praktijknetwerken», «Effectevaluatieregeling Samenwerking bij Innovatie» en «Evaluatie van de MEI-regeling».1 Deze evaluaties zijn alle drie in 2012 in opdracht van het Ministerie van Economische zaken uitgevoerd en ook al aangekondigd in de brief «Toezegging WGO Begrotingsonderzoek: verbeterplan Landbouw- en visserijsubsidies» (TK 33 400 XIII, nr. 139).

De evaluaties hebben waardevolle aanbevelingen opgeleverd. De resultaten van de evaluatie en aanbevelingen worden benut voor de vormgeving van het nieuwe Nederlandse Plattelandsontwikkelingsplan 2014–2020 van het GLB. Verder zullen de aanbevelingen worden betrokken bij de herziening van het subsidie-instrumentarium zoals eerder toegezegd aangekondigd in de kamerbrief «Toezegging WGO Begrotingsonderzoek: verbeterplan Landbouw- en visserijsubsidies» (TK 33 400 XIII, nr. 139). Hieronder treft u de samenvattingen van de evaluaties aan.

Samenvatting geëvalueerde regelingen

1. Leren in een Praktijknetwerk, een evaluatie van de regeling Praktijknetwerken

Het doel van de evaluatie was inzicht te verschaffen in het bereik, de effectiviteit en de efficiency van de regeling Praktijknetwerken in de periode 2008 – 2010.

Het transitieproces naar een duurzame, maatschappelijk verantwoorde veehouderij wordt door het ministerie van EZ ondersteund door middel van de Regeling Praktijknetwerken. Met de ondersteuning van netwerken van veehouders werd beoogd nieuwe vormen van kennisontwikkeling, -uitwisseling en -verspreiding te stimuleren, om nieuwe relaties ook buiten de sector te versterken en vernieuwingsprocessen voor een duurzame veehouderij te ondersteunen.

Hoofdconclusies

Het LEI concludeert dat de tevredenheid en het enthousiasme bij zowel deelnemers, netwerkbegeleiders en uitvoerders van de regeling over zowel de regeling als het resultaat groot is. Ruim 80 tot 90% van de deelnemers is tevreden of zeer tevreden en stelt dat de doelstelling van het netwerk geheel of zelfs boven verwachting is gerealiseerd. De regeling Praktijknetwerken wordt door de evaluatoren zowel procesmatig als inhoudelijk een succes genoemd. Door samenwerking tussen agrariërs in een netwerk kunnen vraagstukken doeltreffend worden aangepakt. De regeling ondersteunt het innoverend, ondernemend en samenwerkend vermogen van de deelnemers en vergroot de strategische ruimte (het totaal aan keuzemogelijkheden voor het oplossen van problemen en uitdagingen). De regeling Praktijknetwerken stimuleert het oplossen van problemen en knelpunten waarbij de motivatie en bevlogenheid van deelnemers aan een netwerk belangrijkere drijfveren zijn dan de verkregen subsidie.

De door de regeling ondersteunde netwerken hebben volgens het LEI een duidelijke meerwaarde. Bijna geen van de deelnemers is van mening dat het behaalde resultaat ook zonder het netwerk mogelijk zou zijn geweest. In ieder geval niet in dezelfde mate, binnen dezelfde periode of met dezelfde toepasbaarheid en kosten.

De deelnemers van de netwerken zijn van mening dat het resultaat van het netwerk staat of valt met de (procesmatige) kwaliteit en creativiteit van de netwerkbegeleider. De deelnemers en de netwerkbegeleiders zijn over het algemeen tevreden over de afhandeling door en de communicatie met Dienst Regelingen.

In de evaluatie werden kritische opmerkingen geplaatst bij de vereiste wijze van voorfinancieren, met name wanneer dat tot liquiditeitsproblemen leidt bij de voor de financiën verantwoordelijke persoon binnen het netwerk.

Aanbevelingen

In het evaluatierapport wordt een aantal aanbevelingen voor verbetering gedaan. Ten eerste wordt aanbevolen om een aantal beoordelingscriteria voor de regeling aan te scherpen om de kwaliteit van de ingediende netwerkvoorstellen verder te verbeteren. Daarbij wordt aanbevolen de kwaliteit van de voorgestelde netwerkbegeleider zwaarder te laten meewegen. Verder wordt door het LEI aanbevolen de kwaliteit van de netwerkbegeleiding verder te verbeteren door verplichte trainingen voor te schrijven en door een netwerk voor netwerkbegeleiders op te zetten. In dit kader wordt tevens in de evaluatie voorgesteld te gaan werken met een tussenrapportage door het netwerk en het steekproefsgewijs visiteren van netwerken door Dienst Regelingen. Ter verbetering van de voorfinanciering door deelnemers van een netwerk wordt voorgesteld om bij het relatienummer van de aanvrager een tweede bankrekening mogelijk te maken. Dit is door Dienst Regelingen al mogelijk gemaakt.

2. Effectevaluatie regeling Samenwerking bij Innovatie

Hoofdconclusies

De evaluatie gaat nader in op de effectiviteit van de regeling. Volgens de evaluatie heeft de subsidie de ontwikkeling van nieuwe technieken en producten in tijd gemeten versneld en de samenwerking met externe partijen bevorderd. In circa 50% van de innovaties zijn nieuwe samenwerkingen tot stand gekomen tussen agrarische ondernemers, agro-mkb-ondernemers en kennis- en adviesinstellingen. Zonder subsidie zou niet hetzelfde eindresultaat gehaald zijn. De regeling draagt volgens het LEI bij aan het verbeteren van productkwaliteit, verbeteren van de marktpositie, versterken van ondernemerschap en maatschappelijke acceptatie van het bedrijf. De regeling faciliteert in kennisuitwisseling over de innovatie. Ook blijkt uit de evaluatie dat 60% van de deelnemers de innovatie-inspanningen voortzet nadat het formele innovatieproject is beëindigd. Deze liggen met name op het verder ontwikkelen en vermarkten van de innovatie.

Daarnaast blijkt uit de evaluatie dat circa 60% van de ondernemers waarvan de aanvraag is afgewezen, de innovatie alsnog opgepakt heeft. Wel met een aangepaste opzet vanwege beperkte financiële middelen. Het ontbreken van financiële middelen is volgens het LEI ook de belangrijkste reden om de innovatie niet op te pakken.

De regeling biedt volgens de evaluatie een financiële prikkel en borgt risico dat komt kijken bij de innovatie. De subsidie zorgt ervoor dat beoogde innovatiedoelen worden gehaald. Hiermee sluit de regeling goed aan bij de doelstelling van de regeling, namelijk «het versterken van de concurrentiepositie van de agrarische sector».

Aanbevelingen

In de evaluatie wordt als aanbeveling meegegeven om meer te sturen op bepaalde type innovaties als daar behoefte aan is. In de regeling kan daar meer de nadruk op gevestigd worden door bijvoorbeeld de regeling meer te laten aansluiten op het topsectorenbeleid van overheid en bedrijfsleven. Voorts wordt aanbevolen om meer verbinding te leggen tussen de innovatieregeling en de demonstratieregeling om een innovatie breder te kunnen verspreiden.

3. Evaluatie regeling Marktintroductie energie-innovaties

De regeling Marktintroductie energie-innovaties (MEI) wordt ingezet in het kader van de afspraken uit het convenant Schone en Zuinige agrosectoren en maakt tevens onderdeel uit van het contract met de topsector Tuinbouw en Uitgangsmateriaal. Het is een instrument dat ingezet wordt binnen het programma Kas als Energiebron, het innovatie- en actieprogramma van bedrijfsleven en overheid voor een klimaatneutrale glastuinbouw.

Het doel van de MEI-regeling is het stimuleren en versnellen van de vroege marktintroductie van innovatieve energiesystemen in de glastuinbouw. De MEI-regeling biedt subsidie voor innovatieve energiesystemen waarmee het energiegebruik op glastuinbouwbedrijven wordt verminderd of verduurzaamd, en waarmee de emissie van CO2 met minimaal 25% wordt gereduceerd.

Hoofdconclusies

De centrale conclusie van de evaluatie is dat de regeling een positieve bijdrage heeft geleverd aan het innovatieproces in de glastuinbouwsector. Dit is gebaseerd op het feit dat er dankzij de MEI-regeling veel innovatieve projecten zijn gerealiseerd waar de sector van heeft geleerd en bijgedragen is aan de vroege marktintroductie. Hierdoor is er een duidelijk betere uitgangspositie ontstaan voor de brede toepassing van deze technologieën. De realisatie van de projecten heeft bijgedragen aan een grote toename van de kennis over betreffende technologieën en het functioneren ervan in praktijksituaties. De MEI-regeling zit tussen een eerste grootschalige toepassing en bredere uitrol. In die tussenfase bestaan er nog beduidende risico’s die een autonome marktuitrol belemmeren, die door de MEI-regeling worden ondervangen. Ter illustratie: dankzij de MEI-regeling wordt momenteel al op circa 100 ha glastuinbouw Het Nieuwe Telen (een innovatief teeltsysteem met 30% energiebesparingpotentie) toegepast en circa 100 ha glastuinbouw wordt met aardwarmte verwarmd.

De evaluatie geeft voorts aan dat de regeling vooral in het begin, efficiënter ingezet had kunnen worden. Dit door bij zeer innovatieve systemen, zoals bij de semigesloten kas, in de beginfase kleinere aantallen projecten te ondersteunen. In deze vroege fase van een innovatie kan hetzelfde leereffect bereikt worden met een kleiner aantal projecten, ondanks de grote verscheidenheid naar teelten en technieken binnen de sector.

Uit de evaluatie blijkt dat de MEI-regeling bij alle relevante partijen bekend is. Tevens wordt aangegeven dat de innovatieve projecten die door de MEI-regeling zijn ondersteund niet waren gerealiseerd zonder de subsidiebijdrage. De MEI-regeling is één van de instrumenten die ingezet worden voor het programma Kas als Energiebron. Juist de combinatie met andere maatregelen en inbedding in dit programma zijn belangrijke randvoorwaarden voor het succes van innovatie binnen de sector.

Aanbevelingen

De belangrijkste aanbeveling uit de evaluatie is de regeling voort te zetten en daarbij meer te richten op het innovatieve deel van de vroege marktintroductiefase en voor de rest van de vroege marktintroductie een passend steunkader aan te bieden. Dit kan de MEI-regeling zijn maar ook een andere regeling, bijvoorbeeld de SDE+ zoals al gedaan is bij aardwarmteprojecten. Een andere aanbeveling is met behulp van een programmatische aanpak de regeling te verfijnen (meer maatwerk). Bijvoorbeeld door het verder benutten van de huidige integratie met het programma Kas als Energiebron. Daarnaast wordt aanbevolen de monitoringaanpak te verbeteren.

De staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven