28 624
Protocol tot nadere wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en het vermogen, met Slotprotocol, ondertekend te Wenen op 1 september 1970, zoals gewijzigd bij Protocol ondertekend te 's-Gravenhage op 18 december 1989; 's-Gravenhage, 26 november 2001

nr. 2
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 6 november 2002

In de vaste commissie voor Financiën1 bestond er bij de VVD-fractie behoefte een aantal vragen ter beantwoording voor te leggen aan de minister van Buitenlandse Zaken en aan de staatssecretaris van Financiën over de brief van 3 oktober 2002 over bovengenoemd protocol.

De op 4 november 2002 toegezonden vragen zijn door de bewindslieden bij brief van 5 november 2002 beantwoord. De vragen en antwoorden zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Tichelaar

De griffier van de commissie,

Berck

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering een geactualiseerd overzicht kan geven van in voorbereiding zijnde verdragen, zowel nieuwe als wijzigingen, en van de verwachting van publicatiedata ervan.

Ter uitvoering van artikel 1 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen legt de regering periodiek aan het parlement een lijst voor van alle ontwerp-verdragen, waarover wordt onderhandeld. De laatste lijst is voorgelegd bij brieven van 9 september 2002 (zie Kamerstukken 23 530, nr. 54). Op die lijst staan 58 (bilaterale) ontwerp-verdragen vermeld, die een fiscaal onderwerp betreffen. De meeste daarvan zijn nieuwe verdragen tot vermijding van dubbele belasting, andere betreffen herziening of wijziging van bestaande belastingverdragen. Aangezien het verdragsteksten betreft waar nog over wordt onderhandeld, kan niet worden aangegeven wanneer de verdragen tot stand zullen komen; na ondertekening worden verdragen in elk geval altijd zo spoedig mogelijk officieel in het Tractatenblad bekendgemaakt.

Zijn er onderliggende beleidsstukken, nationaal en internationaal, voor deze fiscale onderhandelingen? Zo ja, kan worden vermeld welke stukken dit zijn en welk algemeen beleid door de regering wordt gevoerd als het gaat om bilaterale en multilaterale verdragen?

Voor het voeren van fiscale onderhandelingen wordt inderdaad gebruik gemaakt van onderliggende beleidsstukken. Mijn ambtsvoorganger heeft op 15 april 1998 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal de notitie «Uitgangspunten van het beleid op het terrein van het internationaal fiscaal (verdragen)recht» aangeboden (Kamerstukken II 1997/98, 25 087). In deze notitie worden de uitgangspunten vermeld van het internationale fiscale (verdragen)beleid van Nederland. Hierin wordt uitgebreid aandacht besteed aan de ontwikkelingen op internationaal fiscaal gebied in EU-verband, in OESO-verband, aan de internationale aspecten in de nota «Belastingen in de 21e eeuw, een verkenning» en aan de Nederlandse doelstellingen bij de totstandkoming van en de Nederlandse inzet bij de onderhandelingen over belastingverdragen. Kamervragen over de notitie van 1998 zijn beantwoord bij brief van 18 december 1998, nr. IFZ98/1036 (Kamerstukken II 1998/99, 25 087, nr. 6).

De notitie van 15 april 1998 is een vervolg op de eind 1987 verschenen notitie «Algemeen fiscaal verdragsbeleid» (Kamerstukken II 1987/88, 20 365, nr. 2). Deze notitie van 1987 is uitgewerkt op basis van door de Kamer gestelde vragen en antwoorden daarop (Kamerstukken II 1987/88, 20 365, nr. 3). Op 2 oktober 1996 verscheen de aanvullende notitie «Internationaal fiscaal (verdrags)beleid (Kamerstukken II 1996/97, 25 087). Naar aanleiding van de parlementaire behandeling werd toen besloten een breed samengestelde «klankbordwerkgroep» samen te stellen, met als taak de wensen inzake het verdragsbeleid te bundelen (Kamerstukken II 1996/97, 25 087, nr. 2). In dat verband moge ik nog verwijzen naar de brief van 14 augustus 1997, nr. IFZ97/791, waarin op basis van Kamervragen nader wordt ingegaan op de notitie (Kamerstukken II 1996/97, 25 087, nr. 3).

Met betrekking tot de vraag over het algemene Nederlandse verdragsbeleid merk ik op dat dit beleid gericht is op het voorkomen van dubbele belasting (via verdeling van heffingsrechten over de afzonderlijke inkomenscategorieën) en daarnaast op het voorkomen van het ontgaan van belasting (waar nodig via aanvullende verdragsbepalingen), het bewerkstelligen van een zo groot mogelijke rechtszekerheid voor belastingplichtigen en het zoveel mogelijk verminderen van de administratieve lasten, alsmede het bieden van een basis voor de wederzijdse bijstand tussen belastingadministraties. Voorts wordt ernaar gestreefd dat het in het buitenland actieve Nederlandse bedrijfsleven op gelijke voet wordt behandeld als het lokale bedrijfsleven.

De leden van de VVD-fractie constateren dat onderhavige wijzigingen van het Nederlands-Oostenrijkse belastingverdrag uitsluitend twee kleine groepen belanghebbenden betreffen. Zij vragen hoe het met de doelmatigheid van deze verdragsbepalingen staat en of de ambtelijke kosten om deze afspraken te maken niet hoger zijn dan de financiële resultaten van deze afspraak.

Dienaangaande merk ik op dat, zoals in de toelichtende nota is vermeld, de reden van de wijziging van de artiestenbepaling in het verdrag was gelegen in een verzoek van belanghebbenden in zowel Oostenrijk als Nederland, en dat de bepaling voor lokaal geworven ambassadepersoneel op verzoek van Oostenrijk in overeenstemming is gebracht met het OESO-belastingmodelverdrag. Nederland stond, gezien het belang voor betrokkenen, welwillend tegenover de voorgestelde wijzigingen, die een oplossing konden bieden voor in de praktijk gebleken knelpunten. Ter geruststelling van de leden van de VVD-fractie merk ik op dat over deze beperkte wijzigingen van het verdrag uitsluitend schriftelijk met de Oostenrijkse autoriteiten is overlegd. De ambtelijke kosten in verband met deze wijzigingen kunnen dan ook als relatief gering worden beschouwd.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Rosenmöller (GroenLinks), Giskes (D66), Crone (PvdA), Van Oven (PvdA), Hofstra (VVD), Van Hoof (VVD), De Haan (CDA), Van Beek (VVD), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Kant (SP), Mosterd (CDA), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), Tichelaar (PvdA), voorzitter, Alblas (LPF), Van As (LPF), Veling (ChristenUnie), Teeven (LN), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), De Nerée tot Babberich (CDA), Van der Velden (LPF) en Van Loon-Koomen (CDA).

Plv. leden: Vacature (GroenLinks), Bakker (D66), Bos (PvdA), Van Nieuwenhoven (PvdA), B. M. de Vries (VVD), Blaauw (VVD), Kortenhorst (CDA), Luchtenveld (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Vacature (GroenLinks), Gerkens (SP), Vacature (CDA), Van den Doel (VVD), Vacature (CDA), Vacature (CDA), Koenders (PvdA), Eberhard (Groep De Jong), Stuger (LPF), Van der Vlies (SGP), Jense (LN), Jan de Vries (CDA), T. de Graaf (LPF), Mastwijk (CDA), Hoogendijk (LPF) en Vacature (CDA).

Naar boven