28 622
Protocol tot wijziging en aanvulling van het verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Russische Federatie inzake de Nederlandse assistentie bij de vernietiging van voorraden chemische wapens in de Russische Federatie, gesloten op 22 december 1998; Moskou, 27 februari 2002

nr. 15
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 september 2002

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 2 oktober 2002.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 1 november 2002.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 27 februari 2002 te Moskou totstandgekomen Protocol tot wijziging en aanvulling van het verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Russische Federatie inzake de Nederlandse assistentie bij de vernietiging van voorraden chemische wapens in de Russische Federatie, gesloten op 22 december 1998 (Trb. 2002, 78).1

Een toelichtende nota bij dit Protocol treft U eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. G. de Hoop Scheffer

TOELICHTENDE NOTA

1. Inleiding

Op 22 december 1998 kwam te 's-Gravenhage tot stand het Verdrag inzake de Nederlandse assistentie bij de vernietiging van voorraden chemische wapens in de Russische Federatie (Trb. 1999, 19). De door Nederland in dat verdrag toegezegde steun (ten bedrage van maximaal 25 miljoen gulden) past in het kader van de internationale hulp die Rusland heeft ingeroepen om te kunnen voldoen aan de verdragsverplichtingen op grond van het op 13 januari 1993 te Parijs totstandgekomen Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de produktie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens (Trb. 1993, 162). Dit Chemische Wapensverdrag verplicht Rusland de gedeclareerde 40 000 ton aan chemische wapens binnen 10 jaar na inwerkingtreding volledig te vernietigen. De totale kosten van het vernietigingsproces worden door Rusland zelf geschat op 6 miljard Amerikaanse dollars. Andere donoren zijn ondermeer de Verenigde Staten, de Europese Unie, Duitsland, Italië en het Verenigd Koninkrijk.

De internationale donorinspanningen leidden aanvankelijk niet tot de gewenste resultaten. Van Russische zijde is op deze situatie gereageerd met een herinrichting van de organisatorische bevoegdheden, en met het aanwijzen van drie prioritaire gebieden voor de vernietiging van chemische wapens waarbij de werkzaamheden in Kambarka minder urgent werden geacht.

Nederland heeft positief gereageerd op de door de Russische autoriteiten genomen beslissingen en heeft zich bereid getoond de steun te verleggen van Kambarka naar de door hen aangewezen gebieden.

Het onderhavige wijzigingsprotocol voorziet in een wijziging en aanvulling van het Verdrag van 1998, waarbij gekozen is voor een algemene omschrijving van de plaats en de inhoud van de door Nederland te steunen projecten. Gelet op de ontwikkelingen op dit terrein sinds december 1998, werd het niet langer wenselijk geacht dat het verdrag een specifieke aanduiding van plaats of inhoud van de projecten bevat. De doelstelling blijft hetzelfde, evenals de omvang van de steun waarbij Nederland € 4 537 802,16 (10 miljoen gulden) ter beschikking blijft stellen aan de eerste fase van het project en € 11 344 505,40 (25 miljoen gulden) als totale waarde voor de te verlenen steun.

Hoewel de regeringen als verdragspartijen worden genoemd, zal het protocol uiteraard tussen de staten gelden.

Het wijzigingsprotocol wordt vanaf de totstandkoming voorlopig toegepast. Dit werd noodzakelijk geacht zodat voor het eerste project, waarvan door beide staten een spoedige aanvang wenselijk wordt geacht, reeds een juridische basis aanwezig is.

2. De verdragswijzigingen

De artikelen, die in het Verdrag van 1998 worden gewijzigd, zijn in het protocol in Arabische cijfers aangegeven. Deze nummering komt overeen met de in het Verdrag gebruikte nummering in Romeinse cijfers.

De wijziging houdt in dat «Kambarka» niet meer als enige locatie wordt gespecificeerd, maar dat de Nederlandse steun zich ook richt op andere geschikte gebieden in Rusland, dit al naar gelang de prioriteiten en ontwikkelingen (artikelen 1, 2 en 4). De aanduiding van Kambarka is echter gehandhaafd, naast een meer algemene aanduiding van de locatie(s) waar projecten kunnen worden uitgevoerd, om niet de indruk te wekken dat de vernietigingsactiviteiten in Kambarka helemaal geen doorgang meer zullen vinden.

Verder is het aantal vervolgprojecten niet meer nader vastgesteld en bestaat de mogelijkheid om het vastgestelde bedrag voor het eerste project te verdelen over enkele deelprojecten ervan. De aanwijzing van de regio of regio's voor de uitvoering van de projecten zal nader schriftelijk worden overeengekomen (artikel 3). Een eerste deelproject is inmiddels uitgevoerd in Gorni, in de regio Saratov.

Eén en ander heeft tot gevolg dat de verdragswijziging tevens inhoudt dat met betrekking tot artikel 2 van het Verdrag van 1998, de tweede alinea van het eerste lid en het gehele tweede lid geschrapt worden. De genoemde passages, die een korte beschrijving bevatten van de projecten en een omschrijving waaruit de Nederlandse hulp zal bestaan, waren sterk verbonden aan de aanvankelijke plannen zoals die bestonden met betrekking tot de Nederlandse steun bij projecten te Kambarka (artikel 4).

Door een Russische reorganisatie komt de uitvoering van de projecten niet meer te liggen bij het Russische Ministerie van Defensie, maar bij het wapenagentschap dat ressorteert onder de Russische Staatsraad (artikel 5).

Tot slot is overeengekomen dat voor de uitvoeringsakkoorden, waarin de technische gegevens over de uitvoering van de steunverlening worden opgenomen, geen regeringsgoedkeuring vereist is. Dit is ter bespoediging van de uitvoering (artikel 6).

3. Koninkrijkspositie

Het wijzigingsprotocol zal, evenals het Verdrag van 1998, alleen voor Nederland gelden.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. G. de Hoop Scheffer

De Minister van Defensie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven