28 607
Wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Belastingplan 2003 Deel I)

nr. 17
AMENDEMENT VAN HET LID VENDRIK

Ontvangen 11 november 2002

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Na artikel I, onderdeel B, wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba. Artikel 2.10 wordt voorts als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er worden vijf leden toegevoegd, luidende:

2. Indien in het belastbare inkomen uit werk en woning belastbare inkomsten uit eigen woning zijn begrepen en het belastbare inkomen uit werk en woning:

a. meer bedraagt dan € 49 464, ook indien daarin de belastbare inkomsten uit eigen woning niet zouden zijn begrepen,

b. meer bedraagt dan € 49 464, maar € 49 464 of minder indien daarin de belastbare inkomsten uit eigen woning niet zouden zijn begrepen, of,

c. € 49 464 of minder bedraagt maar meer zou bedragen dan € 49 464 indien daarin de belastbare inkomsten uit eigen woning niet zouden zijn begrepen, wordt in zoverre in afwijking van het eerste lid, de belasting op het belastbare inkomen uit werk en woning bepaald met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden.

3. In gevallen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, bedraagt de belasting op het belastbare inkomen uit werk en woning het met toepassing van het eerste lid bepaalde bedrag verminderd met 10% van de belastbare inkomsten uit eigen woning.

4. In gevallen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, bedraagt de belasting op het belastbare inkomen uit werk en woning het met toepassing van het eerste lid bepaalde bedrag verminderd met 10% van het bedrag waarmee het belastbare inkomen uit werk en woning het bedrag van € 49 464 te boven gaat.

5. In gevallen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, bedraagt de belasting op het belastbare inkomen uit werk en woning het met toepassing van het eerste lid bepaalde bedrag vermeerderd met 10% van het bedrag waarmee het belastbare inkomen uit werk en woning het bedrag van € 49 464 te boven zou gaan indien daarin de belastbare inkomsten uit eigen woning niet zouden zijn begrepen.

6. Voor de toepassing van het tweede tot en met vijfde lid wordt onder de belastbare inkomsten uit eigen woning mede verstaan de onttrekking als bedoeld in artikel 3.19 terzake van een tot het ondernemingsvermogen behorende woning verminderd met de bij de bepaling van de winst in aftrek gekomen zijnde kosten, lasten en afschrijvingen van die woning.

Toelichting

Deze wijziging van artikel 2.10 van de Wet inkomstenbelasting 2001 strekt er toe dat de (positieve of negatieve) belastbare inkomsten uit eigen woning tot ten hoogste een tarief van 42% in aanmerking worden genomen in plaats van maximaal 52% zoals nu het geval is. Het gevolg hiervan is dat hypotheekrente voortaan niet meer tegen het tarief van de hoogste schijf in aftrek kan worden gebracht. Anderzijds wordt ook het eigenwoningforfait maximaal tegen 42% belast.

Eén en ander is technisch vorm gegeven door correcties aan te brengen op de volgens de tabel berekende belasting op werk en woning, voor zover belastbare inkomsten uit eigen woning belast zijn tegen 52 procent dan wel tegen 52 procent in aftrek zijn gebracht. Deze correcties leiden er toe dat belastbare inkomsten uit eigen woning voor ten hoogste 42% in de heffing worden betrokken.

Om te bewerkstelligen dat inkomsten uit eigen woning in aanmerking worden genomen tegen een tarief van maximaal 42%, is in het tweede lid een bepaling opgenomen waarin de drie mogelijke situaties worden onderscheiden waarna vervolgens in het derde tot en met vijfde lid is geregeld dat de beoogde belastingheffing wordt bereikt.

Het tweede lid, onderdeel a, benoemt de eerste mogelijke situatie, te weten het geval waarin het belastbare inkomen uit werk en woning hoger is dan het laagste bedrag waar vanaf het marginale tarief van de hoogste schijf van toepassing is (€ 49 464) ook indien daarin de belastbare inkomsten uit eigen woning niet zouden zijn begrepen. In dergelijke gevallen worden de inkomsten uit eigen woning geheel belast naar het tarief in de hoogste schijf.

Voor dergelijke gevallen is in het derde lid geregeld dat het bedrag aan te betalen belasting over het inkomen uit werk en woning dat wordt bepaald op de voet van de in het eerste lid opgenomen tabel wordt verminderd met 10% van het belastbare inkomen uit werk en woning. De werking van deze bepaling kan worden toegelicht aan de hand van twee voorbeelden.

Voorbeeld 1

Het belastbare inkomen uit werk en woning bedraagt € 55 000. Daarin is begrepen een eigenwoningforfait van € 3 000. Er is geen sprake van hypotheekrente. In dit geval wordt de op de voet van de tabel verschuldigde belasting verminderd met € 300.

Voorbeeld 2

Het belastbare inkomen uit werk en woning bedraagt € 55 000. Daarin zijn begrepen een eigenwoningforfait van € 3 000 en aftrekbare kosten eigen woning (hypotheekrente) ten bedrage van € 15 000. In dit geval wordt de op de voet van de tabel verschuldigde belasting verminderd met 10% van de inkomsten uit eigen woning (per saldo -/- € 12 000) ofwel -/-€ 1 200. Het betreft hier een vermindering met een negatief bedrag, zodat de verschuldigde belasting per saldo met € 1 200 wordt verhoogd. Zowel op het eigenwoningforfait als op de renteaftrek is daarmee effectief een tarief van 42% van toepassing.

Het tweede lid, onderdeel b, benoemt de tweede mogelijke situatie. In een dergelijk geval is het belastbare inkomen uit werk en woning hoger dan het laagste bedrag waar vanaf het marginale tarief van de hoogste schijf van toepassing is maar lager dan dat bedrag indien de belastbare inkomsten uit eigen woning niet in het inkomen zouden zijn begrepen. In dergelijke gevallen worden de inkomsten uit eigen woning voor een gedeelte belast naar het tarief in de hoogste schijf. Op grond van het vierde lid wordt dan de op basis van de tabel berekende belasting verminderd met 10% van het inkomen uit werk en woning dat belast wordt in de hoogste schijf. Dit bedrag is in deze gevallen immers geheel toe te rekenen aan inkomsten uit eigen woning. Ook hier kan een voorbeeld de werking van de bepaling verduidelijken.

Voorbeeld 3

Het belastbare inkomen uit werk en woning bedraagt € 51 000. Daarin is begrepen een eigenwoningforfait van € 3 000. Er is geen sprake van hypotheekrente. In dit geval wordt de op de voet van de tabel verschuldigde belasting verminderd met 10% van (€ 51 000-€ 49 464)= € 254.

Het tweede lid, onderdeel c, heeft betrekking op situaties waarin het belastbare inkomen uit werk en woning lager is dan het bedrag waarbij de hoogste tariefschijf begint maar waarbij de top van het inkomen wel in de hoogste tariefschijf zou vallen indien de (negatieve) inkomsten uit eigen woning buiten beschouwing zouden blijven. In deze gevallen is een deel van de inkomsten uit eigen woning tegen 52% vergolden. Op grond van het vijfde lid wordt de op de voet van de tabel verschuldigde belasting verhoogd met 10% van het bedrag van het belastbare inkomen uit werk en woning dat in de hoogste schijf zou worden belast indien in dat inkomen de inkomsten uit eigen woning niet zouden zijn begrepen. Een voorbeeld:

Voorbeeld 4

Het belastbare inkomen uit werk en woning bedraagt € 45 000. Daarin zijn begrepen een eigenwoningforfait van € 3 000 en aftrekbare kosten eigen woning (hypotheekrente) ten bedrage van € 15 000, per saldo -/- € 12 000. Indien de inkomsten uit eigen woning niet in het belastbare inkomen uit werk en woning zouden zijn begrepen zou het inkomen € 45 000 + € 12 000 = € 57 000 zijn geweest. Op grond van het vijfde lid wordt de op de voet van de tabel verschuldigde belasting verhoogd met 10% van (€ 57 000 – € 49 464) = € 754. Zowel op het eigenwoningforfait als op de renteaftrek is daarmee effectief een tarief van 42% van toepassing.

Vendrik

Naar boven