28 607
Wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Belastingplan 2003 Deel I)

nr. 14
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 8 november 2002

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

I

In het bij ARTIKEL I, onderdeel C, voorgestelde artikel 3.29a van de Wet inkomstenbelasting 2001 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid wordt «Een onroerende zaak die als belegging wordt gehouden, daaronder mede begrepen een onroerende zaak die bestemd is om direct of indirect hoofdzakelijk ter beschikking te worden gesteld» vervangen door: Een onroerende zaak die bestemd is om direct of indirect hoofdzakelijk ter beschikking te worden gesteld.

2. In het tweede lid, onderdeel b, onder 1°, wordt «onderdeel b» vervangen door: onderdelen b en c.

3. In het tweede lid, onderdeel b, onder 2°, wordt «belastingplichtige of een met hem verbonden persoon» vervangen door: belastingplichtige of een persoon als bedoeld in artikel 3.91, tweede lid, onderdelen b en c.

4. In het tweede lid, onderdeel c, wordt «toekomstige kosten» vervangen door: toekomstige uitgaven.

5. Na het tweede lid, onderdeel c, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c in een puntkomma, een nieuw onderdeel d ingevoegd, luidende:

d. worden, ingeval de onroerende zaak aanvankelijk niet de bestemming had als bedoeld in het eerste lid, vanaf de bestemmingswijziging de aanschaffings- of voortbrengingskosten gesteld op de aanschaffings- of voortbrengingskosten verminderd met de op de voet van artikel 3.30 tot en met artikel 3.34 gepleegde afschrijvingen alsmede met de op de voet van artikel 3.54 gepleegde afboekingen.

II

In ARTIKEL XXVII, onderdeel A, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid wordt «gepleegde afschrijvingen» vervangen door: gepleegde afschrijvingen alsmede met de op de voet van artikel 3.54 van de Wet inkomstenbelasting 2001, of het daarmee vergelijkbare artikel 14 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, gepleegde afboekingen.

2. Na het tweede lid wordt een derde lid toegevoegd, luidende:

3. Indien hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel M, of hoofdstuk 2, artikel IV, onderdeel C, van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 met betrekking tot de onroerende zaak van toepassing is, worden, in afwijking van het eerste lid, de aanschaffings- of voortbrengingskosten gesteld op de boekwaarde per 1 januari 2001, verminderd met de daarop tot 1 januari 2003 op de voet van artikel 3.30 tot en met 3.34 van de Wet inkomstenbelasting 2001 gepleegde afschrijvingen.

Toelichting

In de nota naar aanleiding van het verslag is terzake van de maatregel betreffende de waardering van een als belegging gehouden onroerende zaak – artikel 3.29a van de Wet inkomstenbelasting 2001 – een aantal wijzigingen aangekondigd teneinde de wettekst te verduidelijken en aan te vullen.

Onderdeel I (Artikel I inzake Wet inkomstenbelasting 2001)

Onderdeel C (artikel 3.29a van de Wet inkomstenbelasting 2001)

Zoals in de nota naar aanleiding van het verslag is aangegeven, ziet de voorgestelde afschrijvingsbeperking van artikel 3.29a, op onroerende zaken die bestemd zijn om direct of indirect hoofdzakelijk ter beschikking te worden gesteld aan een ander dan een met de belastingplichtige verbonden persoon. Het begrip belegging zoals dat volgens het ingediende wetsvoorstel in het eerste lid is vermeld, heeft tot enige onduidelijkheid geleid. Derhalve wordt voorgesteld het eerste lid van artikel 3.29a te verduidelijken zodat hieruit zonder meer blijkt dat de afschrijvingsbeperking alleen geldt voor een onroerende zaak die bestemd is om aan derden ter beschikking te worden gesteld.

De tweede wijziging in dit artikel hangt samen met de in het wetsvoorstel Vervolgwijzigingen in samenhang met de Belastingherziening 2001 (28 487) opgenomen toevoeging van een onderdeel c aan artikel 3.91, tweede lid. Deze toevoeging van een onderdeel c zal eveneens gelden voor artikel 3.29a. Hiermee wordt bereikt dat minderjarige kinderen die onroerende zaken ter beschikking stellen aan (een van) de ouders of de partner daarvan, buiten de werkingsfeer van artikel 3.29a vallen, zodat de afschrijvingsbeperking van artikel 3.29a in die situatie niet van toepassing is.

Met de derde wijziging wordt bereikt dat in het tweede lid, onderdeel b, onder 2°, het begrip «verbonden persoon» niet tweemaal wordt genoemd.

In het tweede lid, onderdeel c, van artikel 3.29a wordt de term «kosten» vervangen door de term «uitgaven». Zoals in de nota naar aanleiding van het verslag is geantwoord, is de term kosten in dit verband een minder juiste formulering.

Met de vijfde wijziging wordt bewerkstelligd dat indien een onroerende zaak eerst in eigen gebruik is geweest en vervolgens aan derden wordt verhuurd, de gepleegde afschrijvingen en de toegepaste afboekingen van de herinvesteringsreserve/vervangingsreserve in de periode van het eigen gebruik, niet worden teruggenomen. De kostprijs wordt in die situatie gesteld op de aanschaffings- of voortbrengingskosten verminderd met de gepleegde afschrijvingen en/of afboekingen op grond van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Indien bovenop de reguliere afschrijvingen een extra afwaardering van de onroerende zaak heeft plaatsgevonden, dient deze waardedaling bij latere waardestijging wel terug te worden genomen tot de hiervoor gedefinieerde kostprijs.

Onderdeel II (Artikel XXVII inzake overgangsrecht inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting)

Onderdeel A (overgangsrecht artikel 3.29a van de Wet inkomstenbelasting 2001)

In artikel XXVII, onderdeel A, (overgangsrecht artikel 3.29a van de Wet inkomstenbelasting 2001), eerste lid, wordt, evenals in artikel 3.29a, verduidelijkt dat afboekingen van de herinvesteringsreserve niet worden teruggenomen indien een onroerende zaak per 1 januari 2003 onder de reikwijdte van artikel 3.29a valt. De aanschaffings- of voortbrengingskosten worden per die datum gesteld op de historische aanschaffings- of voortbrengingskosten verminderd met de daarop tot 1 januari 2003 gepleegde afschrijvingen en de op de voet van artikel 3.54 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (herinvesteringsreserve) gepleegde afboekingen. Ik merk nog op dat dit eveneens geldt indien de vervangingsreserve is toegepast.

Zoals toegezegd in de nota naar aanleiding van het verslag wordt in het nieuwe derde lid van het overgangsrecht bepaald dat de aanschaffings- of voortbrengingskosten van een onroerende zaak die door de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001 per 1 januari 2001 tot het resultaatsvermogen is gaan behoren, gesteld worden op de waarde per 1 januari 2001, verminderd met de daarop tot 1 januari 2003 gepleegde afschrijvingen. Deze bepaling is eveneens van toepassing op een onroerende zaak van buitenlandse beleggers zoals bedoeld in artikel 17a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, die per 1 januari 2001 een step-up hebben toegepast.

De Staatssecretaris van Financiën,

S. R. A. van Eijck

Naar boven