28 600 XVI
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2003

nr. 154
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 september 2003

Tijdens het debat op 26 juni 2003 naar aanleiding van een algemeen overleg op 18 juni 2003 over het tabaksontmoedigingsbeleid (Tweede Kamer, 28 600 XVI, nr. 146) heeft mevrouw Timmer (PvdA), mede namens mevrouw Tonkens (GroenLinks), een motie ingediend over rookvrije sportkantines. Ik heb de strekking van deze motie overgenomen en heb de Kamer toegezegd voor 1 september 2003 duidelijkheid te geven over het traject naar een rookvrije sportsector. Deze brief strekt daartoe.

De Tabakswet biedt sinds 1990 de basis voor een rookvrije sportsector. Dit is verder uitgewerkt in het Besluit beperking verkoop en gebruik tabaksproducten (Beperkingenbesluit). Hierin zijn categorieën van inrichtingen opgenomen die, net als overheidsgebouwen, een rookverbod moeten instellen, aanduiden en handhaven. Ook zijn in het Beperkingenbesluit categorieën van ruimten opgenomen waar een rookverbod in ieder geval dient te gelden. In artikel 3, tweede lid, van het Beperkingenbesluit staat onder c: «inrichtingen die voor publiek toegankelijk zijn en waarin voorzieningen worden aangeboden op de terreinen van het welzijnsbeleid die zijn vermeld in artikel 2 van de Welzijnswet 1994, en die door de overheid worden gesubsidieerd, met uitzondering van inrichtingen die gebruikt worden voor de beoefening van sport in de open lucht». Sport is in de Welzijnswet opgenomen als één van de terreinen van het welzijnsbeleid.

Bovenstaande tekst van het Beperkingenbesluit geeft aan dat de verplichting een rookverbod in te stellen niet geldt voor de gehele sportsector. De verplichting heeft alleen betrekking op door de overheid gesubsidieerde inrichtingen voor de binnensport. Deze dienen dus reeds sinds 1990 rookvrij te zijn. Tot op heden hoeven niet-gesubsidieerde (commerciële) sportinrichtingen en instellingen voor de buitensport niet rookvrij te zijn. Dit onderscheid tussen gesubsidieerde en niet-gesubsidieerde sportaccommodaties en tussen binnensport en buitensport is ongewenst. Het valt niet te rechtvaardigen dat een niet-roker in de ene sportaccommodatie wel en in de andere geen bescherming tegen tabaksrook geniet. Ook levert het onderscheid in de praktijk moeilijkheden op voor de handhaving. Daarom streef ik naar het rookvrij maken van de gehele sportsector. Eenieder moet van sportvoorzieningen gebruik kunnen maken zonder daarbij hinder of overlast van tabaksrook te ondervinden.

Dit besef dringt ook steeds meer door in de sportsector zelf. Het ministerie van VWS voert overleg met de betrokken brancheorganisaties (NOC*NSF, Fit!Vak en het MKB) over een traject naar een rookvrije sportsector. Een van de manieren om in de bestaande situatie duidelijkheid en gelijkwaardigheid te creëren, is het aanpassen van de regelgeving zodat de verplichting om een rookverbod in te voeren voor de gehele sportsector geldt. Vanuit de brancheorganisaties is, met name door NOC*NSF, aangedrongen op het benutten van de mogelijkheden van zelfregulering voordat aanpassing van de regelgeving plaatsvindt. De Staatssecretaris van VWS heeft de Kamer in mei van dit jaar gemeld dat met de sportsector een traject van zelfregulering wordt ingezet. Hierover zijn afspraken gemaakt met NOC*NSF, dat hierin een leidende rol heeft.

Het hoofddoel van bovengenoemd traject is te komen tot een rookvrije sportsector vanuit de gedachte dat roken en sport niet samengaan. De nadruk ligt niet op het communiceren van de bestaande regelgeving maar op het einddoel: een rookvrije sportsector. Daaronder wordt verstaan een sportsector waarbij niet-rokers – zowel jongeren, sporters, bezoekers, werknemers als vrijwilligers – worden beschermd tegen hinder en gezondheidsschade door tabaksrook. In de praktijk betekent dit dat tabaksrook dient te worden geweerd uit de gemeenschappelijke en voor publiek toegankelijke ruimtes.

Dit einddoel kan via diverse tussenstappen worden bereikt. Hierbij kan gedacht worden aan:

– Het treffen van maatregelen ter bescherming van de jeugd, bijvoorbeeld rookvrije tijden en rookvrije ruimtes.

– Het maken van afspraken op de algemene ledenvergaderingen van sportverenigingen over het rookvrij worden van de eigen sportkantine;

– Het vastleggen van deze afspraken in het huishoudelijk reglement van de vereniging opdat onder meer de verantwoordelijkheden helder zijn;

– Het inrichten van afgesloten rookruimtes om aan rokers tegemoet te komen.

Met NOC*NSF is afgesproken te streven naar:

1. een zo goed mogelijke bescherming van de jeugd per 1 januari 2004;

2. het vastleggen van afspraken over het rookbeleid in het huishoudelijk reglement van sportverenigingen met als streefdata:

a. 80% van de sportverenigingen heeft dergelijke afspraken vastgelegd per 1 januari 2005;

b. per 1 januari 2006 nadert dit percentage 100%.

NOC*NSF richt zich – met de bij haar aangesloten sportorganisaties – met name op de sportverenigingen zelf. Sportkantines in gemeentelijke sportinstellingen en gesubsidieerde binnensport dienen krachtens het Besluit beperking verkoop en gebruik tabaksproducten sinds 1990 rookvrij te zijn. Deze sportinstellingen zullen echter ook worden meegenomen in het te starten communicatietraject over een rookvrije sportsector. Verder zal in het communicatietraject aandacht worden besteed aan sportkantines die onderdeel zijn van een commerciële sportaccommodatie. Deze bevinden zich buiten de directe invloedsfeer van NOC*NSF, maar sportverenigingen of sporters die gebruik maken van dergelijke accommodaties kunnen afspraken maken over het rookbeleid op momenten dat zij de accommodatie gebruiken. Het is belangrijk een duidelijke en eenduidige communicatieboodschap voor de gehele sportsector – gemeentelijke sportinstellingen, sportverenigingen en commerciële sportaccommodaties– te hanteren.

De voortgang van het zelfreguleringtraject zal worden gemeten via een herhaling van de inventarisatie «rookbeleid binnen de sportsector». Deze is voor de zomer van 2003 voor de eerste keer uitgevoerd. De resultaten komen binnenkort beschikbaar. De inventarisatie zal omstreeks eind 2005 worden herhaald. Dan zal blijken in hoeverre het zelfreguleringtraject succesvol is. Onder andere op basis van deze inventarisatie en het overleg met de betrokken brancheorganisaties zal besloten worden over de aanpassing van de regelgeving.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst

Naar boven