nr. 100
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 januari 2003
U heeft mij verzocht om een uitgebreidere motivering van mijn voornemen
de instelling van de Raad voor Gezondheidsonderzoek (RGO) te verlengen. Die
vindt U hieronder.
De RGO heeft in zijn bestaan tot nu toe een aantal richtinggevende adviezen
op het gebied van gezondheidsonderzoek gegeven. Om enkele recente adviezen
te noemen: onderzoek geestelijke gezondheidszorg en geestelijke volksgezondheid;
nieuwe toepassingen van genetische kennis in de gezondheidszorg; en onderzoek
verpleging & verzorging. Zeer binnenkort zal de RGO relevante adviezen
uitbrengen over de kennisinfrastructuur public health; arbeid en gezondheid;
en onderzoek infectieziekten.
De taak van de RGO tot nu toe laat zich in hoge mate karakteriseren door
het articuleren van de onderzoeksbehoefte en -mogelijkheden voor maatschappelijk
belangrijke terreinen van gezondheidszorg die geen tot onvoldoende aandacht
krijgen in de bestaande kennisinfrastructuur. Veel ZON-programma's vinden
hun oorsprong in een RGO-advies.
De vraag is uiteraard wel of er op enig moment sprake is van voldoende
onderbelichte onderwerpen van maatschappelijk belang die een dergelijke adviesfunctie
rechtvaardigen. Die vraag heb ik mij ook gesteld op het moment dat verlenging
van de instelling van de RGO aan de orde was.
Er zijn anno 2003 twee soorten vragen, waarvoor ik een deskundigenraad
zoals de RGO zinvol vind:
a. In deze tijd is sprake van grote informatie-overload en duurt het gemiddeld
nog steeds een kleine 20 jaar voor een ergens op de wereld ontwikkelde verbetering
in de gezondheidszorg gemeengoed is geworden. Het is daarom zaak op nationaal
niveau (en ten dele Europees niveau) over goede instituties en kennisoverdrachtsmechnismen
te beschikken die er toe bijdragen dat goede bruikbare kennis zo snel mogelijk
op de goede plaatsen terecht komt. Dat vraagt om een andere ordening en inrichting
van de kennisinfrastructuur. De als paddestoelen uit de grond
schietende kenniscentra illustreren dit. Gezaghebbende advisering over de
gewenste ontwikkeling van de kennisinfrastructuur, en beoordeling van ontwikkelingen
die plaats vinden bijvoorbeeld binnen de universiteiten en het HBO, acht ik
dan ook van groot belang om mij in staat te stellen mede richting te kunnen
geven aan de gewenste ontwikkeling.
b. Op een aantal fronten binnen het gezondheidsonderzoek en de gezondheidszorg
is er sprake van belangrijke ontwikkelingen. Ik denk aan de wetenschappelijke
revoluties op het gebied van kennis over het menselijk genoom, maar ook aan
het ontwikkelen van kennis over ziektepreventie en gezondheidsbevordering
en de voortdurende noodzaak naar onderzoek naar de effectiviteit van bestaande
en nieuwe zorginterventies. De RGO heeft op deze drie gebieden haar organisatie
inmiddels aangepast om slagvaardig te kunnen adviseren over beleidsrelevante
nieuwe ontwikkelingen.
Het is dan ook mijn voornemen het RGO-werkprogramma voor de komende jaren,
waarover ik met de RGO in gesprek ben, te doen verschuiven naar vragen van
de soort zoals hierboven zijn vermeld.
Kortom, ik heb mij indringend beraden op de wenselijkheid de instelling
van de RGO te continueren. Mijn conclusie is dat VWS behoefte heeft aan adviezen
op het gebied van de kennisinfrastructuur, die door een raad als de RGO kunnen
worden geleverd. De ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, en
van Economische Zaken hebben vergelijkbare conclusies getrokken.
Ik hoop met deze motivering aan uw verzoek te hebben voldaan en te kunnen
overgaan Hare Majesteit het ontwerp van een besluit inzake de verlenging van
de instelling van de RGO met 6 jaar aan te bieden.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
C. I. J. M. Ross-van Dorp